De Blues Brothers van Oudenaarde: ‘Ik kon me geen leven zonder mijn broer voorstellen’
Joshua kwam dit jaar een belofte na: nadat zijn broer een zwaar verkeersongeval overleefd had, kocht en renoveerde hij een kapel voor hem.
Sommige mensen hebben een naam die je nooit vergeet. Joshua Vanluchene uit Oudenaarde bijvoorbeeld.
Het komt door die illustere voornaam. In het Oude Testament was Jozua de metgezel van Mozes. De man die met hem op de berg kroop toen God de Tien Geboden uitdeelde. Later werd hij de opvolger van Mozes, de leider van het volk Israël.
Ook Joshua uit België droomt graag groots en wild. Dat is te zien aan de Weldenstraat in Oudenaarde: zijn restaurant Route 46 valt al van kilometers afstand op. Aan de straatkant wapperen Amerikaanse vlaggen. Op het dak staat een grote witte limousine, op de grond twee politiewagens uit The Blues Brothers.
Joshua werkt hier aan zijn Amerikaanse droom. Met succes: iedereen in de buurt kent hem en zijn familie. En toch. Zelfs een man met een bijzondere voornaam krijgt soms meppen van het leven.
Vorig jaar, op een donderdagnacht in november, viel zijn broer Josi in zijn auto in slaap op de E17. Aan de afrit naar Kruishoutem crashte hij met veel lawaai tegen de vangrail. Daarna werd het stil op de snelweg, vlak bij Nazareth.
Joshua was nog aan het werk in zijn restaurant. ‘Ik had net alles opgeruimd, toen mijn moeder binnenstormde: “Josi heeft een zwaar ongeluk gehad.” Dan staat de wereld stil, hè. ‘
De ene dag leefde ik tussen de BV’s en hun extravagantie, de dag daarna had ik amper nog geld voor een brood.
Het was tien over vier. Een paar tellen later sprongen Joshua en zijn ouders in de auto. Ze vlogen naar het UZ Gent. ‘Ik wilde hem absoluut zien.’ Aan de afrit met Kruishoutem keken ze bang om zich heen, maar ze merkten niets op. Ze reden verder. Zagen niet dat het wrak aan de overkant lag, in de andere rijrichting.
In het ziekenhuis wachtte de dokter hen op: ‘Zijn jullie de familie? Wat mogen we doen met zijn organen?’
‘Is er nog een kans dat hij het overleeft?’ stamelde Joshua.
De dokter gaf hem weinig hoop. Ze hadden massa’s bloed in zijn lichaam gepompt, maar wellicht tevergeefs.
‘Ik wil hem zien’, herhaalde Joshua. Na lang aandringen kreeg hij toestemming. ‘Mijn moeder bleef aan de deur staan. Ik ben alleen binnengegaan met mijn vader. Josi zag er verschrikkelijk uit. De vangrail was door zijn hoofd gegaan en er was een stuk van zijn schedel. Toen heb ik zijn pols vastgenomen, omdat ik zijn hart wilde voelen kloppen.’
De weken daarna had Joshua in niets nog zin. Zelfs aan de deur van zijn zaak, die anders nooit sloot, hing wekenlang een bordje: CLOSED. ‘Alleen in het weekend deed mijn personeel open.’ Maar de klanten zagen de immer vrolijke patron niet. Die zat achter de schermen te bidden om een mirakel. ‘Niet dat ik zo gelovig ben, maar dat was het enige wat ik kon doen. Elke dag belde ik een paar keer naar het ziekenhuis om te vragen hoe het met Josi was.’
Zelfs als hij ging slapen, hield Joshua zijn kleren aan. Zijn telefoon lag naast zijn bed. ‘Zodat ik op elk moment direct naar het ziekenhuis kon rijden.’
Slecht nieuws had hij niet overleefd, zegt hij. Zo close is hij met zijn broer: ze zijn de Blues Brothers van Oudenaarde. Ook al is Josi vier jaar jonger en een ander type dan hij. Chiquer gekleed, niet de man van de grootse dromen zoals hij. ‘Maar een leven zonder mijn broer kon ik me niet voorstellen.’
Joshua las de tekst van het gebed dat zijn broer altijd bij hem had. ‘Engel Gods, mijn onvolprezen bewaarder. Geef mij vandaag (deze nacht) uw hulp, om mijn geest te verlichten. Mij te beschermen, mij te bezielen en mij te geleiden.’ Hij keek naar de hemel en maakte een belofte aan zichzelf en God: als Josi het overleeft, dan koop ik een kapel. Als dank voor het mirakel.
‘Mijn familie heeft de laatste jaren al wat meegemaakt’, zegt hij. De Panthera’s noemen ze zichzelf, naar de naam van de Fiatgarage die hun grootvader ooit uitbaatte in Menen. ‘We zijn een echte clan’, zegt Joshua. Ook zijn vader is een selfmade man. Een manager die zich op een dag een folieke veroorloofde: in Amerika kocht hij een limousine. Hij ging er zelfs boodschappen mee doen in de Delhaize. ‘Kunnen we uw auto ook huren?’ vroegen de mensen van Oudenaarde.
Zo ontstond zijn limobedrijf. Hij kocht er nog een limo bij en zijn naam deed de ronde. Niet alleen in Vlaanderen, maar ook ver daarbuiten. Al wie bekend is, zat ooit in een limousine van de Panthera’s: van de Pfaffs tot de Planckaerts, van Tina Turner tot Paris Hilton. Tussen de sterren werd Joshua groot.
Op school verveelde hij zich dood – een diploma heeft hij nooit behaald. Maar dat hoefde niet. Hij was een kind van zelfstandigen: met zijn eerste spaarcenten kocht hij ook een limo. Het werd zijn ticket tot de roem en het geluk.
Tot op 28 juli 2011 zijn grootvader belde. ‘Kom direct naar huis’, riep hij. ‘De limo’s staan in brand.’ ‘In Merelbeke zag ik al in de verte een grote rookpluim. Toen wist ik dat het heel ernstig was. Er was een ijskast in brand gevlogen. Dat had een inferno veroorzaakt in de garage: meer dan 250.000 euro ging in de vlammen op.’
Van de Chrysler en de Lincoln bleef alleen schroot over. Daarna volgde nog meer slecht nieuws. Hoewel ze een allriskverzekering hadden, wilde de maatschappij alleen de kosten van de garage terugbetalen. Niet de limousines, die niet eens waren afbetaald. ‘Het was een ramp’, zegt Joshua. ‘De ene dag leefde ik tussen de BV’s en hun extravagantie, de dag daarna had ik amper nog geld voor een brood.’
Maar een Panthera geeft nooit op. Zijn droom lag in puin, maar al snel had Joshua een andere. Hij leende wat geld bij zijn grootvader en opende een frituur aan de Weldenstraat. Hij deed de klep van zijn frietbarak open en wachtte op volk. ‘Er waren dagen dat ik maar 40 euro verdiende’, zegt hij. Soms regende het, soms vroor het. ‘Maar achteraf bekeken was het een heerlijke periode’, zegt hij nu. ‘Omdat ik veel mensen leerde kennen. Het leven draait niet om wie je bent, wel om wie je kent.’
Daar in de frituur, tussen de hamburgers en de cervela’s, rijpte zijn nieuwe droom: een Amerikaans wegrestaurant openen aan de Weldenstraat. Zo een dat aan Route 66 had kunnen liggen, een dat niemand ooit zou vergeten.
Een paar jaar later begon hij eraan. Steen voor steen bouwde hij zijn droom op, with a little help from his friends. ‘Zelfs de elektriciteit hebben we zelf gelegd, met een handleiding via YouTube erbij. Alleen de gasleiding heb ik aan vakmannen overgelaten: daar was ik na die brand bang voor.’
Hij besefte al gauw dat hij nog een blikvanger nodig had, iets dat niemand ooit zou vergeten. ‘Toen dacht ik: waarom zet ik geen limousine op het dak? Tot ik hoorde dat daar maximaal 600 kilo op mag staan. We hebben de stoelen uit de Lincoln gehaald, de motor… toen alles 580 kilo woog, heeft een vriend haar erop gehesen.’
Met succes: het restaurant met de limousine werd een begrip aan de Weldenstraat. Heel wat mensen uit de buurt stopten er voor een Rocky Mountain of een Grace Kellysalade.
Ook veel Amerikanen hielden er halt. ‘Ze zien hun vlag wapperen, hè. Die stars and stripes zijn heilig voor hen. Sommigen rijden zelfs uren om hier te komen eten.’
Zelf is Joshua nog nooit in het land van Uncle Sam geweest. Daar heeft hij geen tijd voor, want hij is altijd aan het werk. Daarom bouwde hij aan de Weldenstraat zijn eigen Amerika. Hij kocht nog een gele schoolbus en de twee originele filmwagens uit The Blues Brothers. Zo werd de N46 zijn Route 66.
Nooit had hij gedacht dat hij ooit eigenaar zou zijn van een Vlaamse kapel: in geen van zijn dromen was die ooit voorbijgeflitst.
Maar het leven loopt zoals het loopt. Na 26 dagen ontwaakte zijn broer uit zijn coma. Zijn schedel was gereconstrueerd en hij leefde nog. ‘Zelfs de dokters spraken over een medisch wonder. Op een dag kreeg ik telefoon van het revalidatiecentrum: “Josi praat weer”, zeiden ze. Onmiddellijk sprong ik in mijn auto. Ik hoopte dat hij ging zeggen: “Hé broer, blij je te zien.” Maar dat was natuurlijk niet zo. De verpleegster zei: “Herhaal wat ik zeg, Josi: ja.” Met heel veel moeite kreunde hij: “Ja.” Ik was zo ontgoocheld. Was dat praten? Ik was bang dat hij als een plant zou moeten voortleven.’
Uiteindelijk kwam alles terug: de woorden van Josi, zijn geheugen, hun broederband en plagerijen. ‘Op een dag vroeg ik: “Welke dag zijn we vandaag, Josi?” “5 april 2020”, antwoordde hij. “Maar Josi,” zei ik, “het is 5 april 2044.”‘
Ze lachten, zoals alleen de Blues Brothers van Oudenaarde dat kunnen. Niet veel later leerde zijn broer ook weer stappen.
Het was een mirakel, zegt Joshua. En tijd om zijn belofte na te komen. ‘Via via hoorde ik dat iemand een kapel in de buurt verkocht. Ik nam contact op met hem en legde uit wat ik ermee wilde doen. “Je krijgt de kapel gratis”, zei hij. Bleek dat die kapel honderd jaar geleden gebouwd was voor een miraculeuze genezing.’
Joshua heeft er een nieuw dak op gelegd en wil de kapel straks openen. Er moet alleen nog een kruis op de nok, maar dat wil hij er samen met zijn broer op zetten. ‘En dan kan iedereen er binnen en een kaars kopen. De opbrengst gaat naar verkeersslachtoffers.’
‘Geloof je nu in God?’ vraag ik.
‘Ik geloof dat er iets is’, antwoordt hij.
Zijn bijbel is niet geschreven door de evangelisten, maar door Paulo Coelho. Tientallen keren heeft hij De alchemist van hem gelezen. Ook het voorbije jaar hielden de woorden van Coelho hem recht. Ergens in dat boek staat dat het geheim van het leven ‘zeven keer vallen is en acht keer opstaan’. Maar ook ‘dat je nooit mag vergeten te vechten voor je dromen. En dat er maar een ding is dat die droom onmogelijk kan maken: de angst om te falen.’
Joshua vraagt of ik nog een spuitwater wil en begint dan over de vijver die hij net gekocht heeft. En dat hij snel een hotel wil openen.
Het jaaroverzicht van Knack 2020
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier