De bergen van Kazbegi
De rit naar het noorden, langs de Georgian Military Highway, is een gok. Op de meest kritieke plekken vangen galerijen de lawines op.
De Georgian Military Highway, de A301, is een eeuwenoude route die Tbilisi met de Noord-Ossetische hoofdstad Vladikavkaz verbindt. De naam klinkt wat achterhaald vandaag. De A301 is niet meer dan een spoor van asfalt, met weinig verkeer en al helemaal geen militairen. Maar de doorsteek doorheen de machtige noordelijke Kaukasus staat garant voor het betere bochtenwerk en landschappelijk spektakel.
In de minibus vermengt de reuk van nicotine, alcohol, stinkende adems en andere onaangename lichaamsgeuren zich met een sporadisch wolkje aftershave. Ik ben nooit echt een fan geweest van kunstmatige aroma’s en parfums, maar op overbevolkte marshrutka’s mag men gerust eens met de fles eau de cologne rond gaan.
De rit naar het noorden is een gok. Vorige week ontmoetten we twee Duitsers die halverwege rechtsomkeer moesten maken wegens te veel sneeuw op de baan. Op de meest kritieke plekken vangen galerijen de lawines op. De zon op de sneeuw pijnigt de ogen na elke onverlichte tunnel.
Antieke stenen uitkijktorens leveren strijd met de natuurelementen. Eenzaam en werkloos. Ooit stond de hele vallei er vol mee, om nakend gevaar door middel van lichtsignalen naar elkaar door te seinen.
Net voor Gudauri, Georgie’s belangrijkste ski-oord, springt een skier aan boord, om zich op het hoogste punt te laten afzetten. De durvers skien hier buiten de piste, en tekenen met hun latten sierlijk golvende lijntjes op de bergflanken.
De grens met Rusland is gesloten. Terminus van de bus is het slaperige stadje Kazbegi, 1800 meter hoog, en onwaarschijnlijk gelegen tussen muren van bergen. Van op zijn sokkel kijkt dichter Alexander Kazbegi uit over het met koeienvlaaien bezaaide centrumplein. Behalve een wachtende taxi is er geen auto te bespeuren. Restaurants en het hotel zijn gesloten. Wat een zalige rust.
In de verte vangt de massieve top van de Kazbegi-berg, een vijfduizender, de laatste zonnestralen van de dag. Er hangt een goddelijk wolkje boven.
Op zoek naar een slaapplaats komen we bij Bella terecht, in het dorpje Gergeti aan de overkant van de Tergi-rivier. Haar onstuimige witte hond springt ons tegemoet met koeiedrek aan zijn poten.
Bella is een lieve boerin met een rode sjaal om haar hoofd geknoopt. Bella kookt lekkerder dan de kok van eender welk restaurant waar we tijdens deze reis al hebben gegeten. Voor een zacht prijsje staat ze haar slaapkamer af voor enkele nachten. Haar man en zijzelf slapen in de zetel. Geen van beiden spreekt Engels, maar we verstaan elkaar.
’s Avonds, na de rijstpap, kijken we samen TV. Een in het Russisch gedubte Spaanse bikini-soap is meteen een pak minder sexy. Om negen uur valt de electriciteit weer eens uit. De volle maan, die de besneeuwde bergen verlicht, is veel mooier om naar te kijken.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier