De 1000 Beste wielrenners van België volgens sportjournalist Jacques Sys
Over de nummer één kan geen discussie bestaan, maar welke 999 coureurs staan er nóg in lijst van de beste 1000 Belgische wielrenners ooit? Journalist Jacques Sys zocht het uit en stootte op de Vlaamse volksaard. ‘De flandriens hebben ons zelfbeeld opgekrikt: wij werden een volk van winnaars.’
Volgende week verschijnt een monumentaal koersboek. Een kolos die in 536 pagina’s de verrassende vraag beantwoordt: ‘Wie zijn de duizend beste coureurs uit de rijke Belgische wielergeschiedenis?’ Van Willy Abbeloos tot Romain Zingle doorploegt auteur Jacques Sys de historie van het wielrennen van 1869 tot 2018. Duizend renners krijgen elk een individueel portret, gekruid met anekdotes. Het is een krachttoer, al was het maar wegens de indrukwekkende research die eraan vooraf ging. En hoe kies je die duizend namen? ‘Wielerhistoricus Patrick Cornillie schat dat ongeveer 4000 Belgen beroepsrenner zijn geweest’, vertelt auteur Jacques Sys, ook hoofdredacteur van Sport/Voetbalmagazine. ‘Om mijn lijst te halen, moest een coureur een wedstrijd van betekenis gewonnen hebben: op z’n minst de Ronde van België, de E3-Prijs of een rit in een grote ronde. Kermiskoersen waren in principe te min, maar de superspecialisten binnen die niche verdienden toch een vermelding, net als de betere pistiers, veldrijders en vrouwen. Ook de superknechten mochten we niet vergeten. Iemand als Herman Van der Slagmolen, luxehelper van Roger De Vlaeminck, hoort uiteraard thuis bij de beste 1000, ook al heeft hij amper gewonnen. Zo heb ik de lijst gestaag bijgevijld, een proces dat in totaal vier jaar duurde. Met dank aan het Wielermuseum van Roeselare, dat over een groot archief beschikt. Vanaf 1990 staat alles op het internet, maar voor oude erelijsten en anekdotes moet je te rade gaan bij kranten, magazines en naslagwerken.’
Het eerste hoofdstuk, over de periode tussen 1869 en 1920, spreekt het meest tot de verbeelding. Wie waren die vroege coureurs?
Jacques Sys: West-Vlaamse boerenknapen en fabrieksarbeiders die met hun fiets probeerden te ontsnappen aan de bittere armoe. Ontslagen werkmannen, totaal berooid, begonnen te koersen op een gevonden damesfiets en verdienden daar tot hun stomme verbazing goed de kost mee. Hun verhalen beroerden de massa. Vooral Cyrille Van Hauwaert, een vedette toen dat woord nog niet eens bestond, besmette ons land met het wielervirus. Toen hij begon te koersen, reden er 150 Belgische coureurs. Vijf jaar later waren er 4000. De besten werden vorstelijk betaald naar de normen van die tijd. Odiel Defraeye kreeg 32.000 goudfranken toen hij de Ronde van Frankrijk won. Dat was 40 keer zijn jaarloon als borstelmaker! De koers werd een droom, een ontsnappingsroute uit het harde leven, zowel voor de fans als voor de renners, en verankerde zich in de Vlaamse identiteit. Elke sport leeft bij de gratie van vedetten, en Vlaanderen ontdekte generatie na generatie nieuwe wielerhelden naar wie het volk opkeek. Tot het bijna vanzelfsprekend was dat wij een volk zijn dat koerst.
Wielrennen is een dankbaar onderwerp voor journalisten. De heroïek ligt voor het oprapen.
Sys: Het is een harde, meedogenloze sport die renners tot op de rand drijft, en vaak erover. Neem Staf Van Slembrouck, die in 1926 de gele trui droeg tijdens een rit in bar weer over de Tourmalet en de Aubisque. Zijn handen waren stijf bevroren, die arme Van Slembrouck kreeg zijn tube niet meer van zijn velg getrokken en raakte helemaal achterop. De Tourorganisator verbood hem om op te geven. Waarop Van Slembrouck smeekte om hem alsjeblieft dood te rijden, opdat zijn lijdensweg ten einde zou zijn. Of Georges Ronsse, die na een hongerklop een gebraden kip aannam van een omstander. Hij at ze met botjes en al op. (lacht) Of die verhalen van a tot z kloppen, valt niet meer te achterhalen, maar het blijven inspirerende anekdotes. Deze sport bulkt van de heroïek, vroeger nog meer dan nu. Wat men de eerste deelnemers van de Tour de France allemaal aandeed, grenst aan marteling: ritten van 400 kilometer, vertrekken om middernacht, de renners waren volstrekt op zichzelf aangewezen. Je verloor de Tour omdat je geen smid vond die je fiets kon herstellen.
Wielrennen is een kristallisatie van het leven: dat is de grote aantrekkingskracht. Het draait om pech, geluk, maar ook om verering, achterdocht en verraad. Liegen en bedriegen, en de beste kan verliezen van de slimste. Zoals in het leven van alledag.
Wat is voor u een flandrien?
Sys: ‘Een ruwe, onbehouwen Vlaming, met een knoestige kop, die scheef op zijn fiets zit’, is de definitie van schrijver Martin Ros. Briek Schotte is het typevoorbeeld: weinig esthetisch, wroeten, nooit opgeven, ongeacht wat de elementen op zijn pad gooiden. Het model van de hardwerkende Vlaming, maar dan op een koersfiets. Afzien, werken en grenzen verleggen.
Wat met de politieke component? Speelden de flandriens een rol in de Vlaamse ontvoogdingsstrijd?
Sys: Dat moet je niet overdrijven. Sport zet zelden maatschappelijke omwentelingen in gang, het is hoogstens een uiting van wat al in de samenleving broeit. Wel hebben de flandriens het Vlaamse zelfbeeld opgekrikt: we werden een volk van winnaars. De economische opgang van Vlaanderen werd weerspiegeld in wieleroverwinningen. In Franstalig België bereikte de sport nooit zulke grote hoogten. In de top 1000 zijn Walen sterk in de minderheid.
Het hoogtepunt van de Belgische koers waren de jaren 1966 tot 1980. Wat maakt die generatie zo uniek?
Sys: Een beetje zoals de Rode Duivels nu: veel talent dat samen ontbolstert, aangevoerd door de unieke atleet Eddy Merckx. Toppers zoals Roger De Vlaeminck tilden zichzelf naar een hoger niveau in de jacht op het buitenaardse wielerfenomeen Merckx.
Merckx krijgt vier pagina’s in het boek, maar dat hadden er ook veertig mogen zijn?
Sys: Vier was het maximum, je moet ergens een grens stellen. ( lacht) Wat die man nog grootser maakt, is zijn bescheidenheid. De kampioen van de getemperde vreugde, wars van arrogantie of grootspraak. Roger De Vlaeminck, Rik Van Looy of Rik Van Steenbergen waren figuren van controverse, en dat bedoel ik niet negatief. Zij hadden een mening en die verkondigden ze luid en duidelijk. Fans waren voor of tegen. Merckx steeg daarboven uit, hij won gewoon. Hij inspireerde niet door zijn attitude of zijn charisma – want dat had hij niet – maar louter door zijn prestaties. Nooit zou Merckx zich denigrerend uitlaten over zijn tegenstanders. Als hij met vijf minuten voorsprong won, dan was het toch een lastige koers geweest en verdiende ‘de sterke Walter Godefroot die maar blééf jagen’ alle respect. Merckx beschouwde elke koers als een examen en trainde twee keer zo hard als de rest om zich de beste te kunnen tonen. Maar zich op de borst kloppen, kwam niet in hem op.
Uw top 1000 is niet opgesteld als een ranglijst, maar wie zijn de beste Belgische coureurs aller tijden? Laten we het bij vijf namen houden.
Sys: De nummer één lijkt me duidelijk: Merckx. Op twee zet ik Roger De Vlaeminck, wegens zijn verbluffende erelijst maar ook om zijn veelzijdigheid. De Vlaeminck won een zesdaagse, reed de rest naar huis in een veldrit, stapte het vliegtuig op voor de Ronde van Sardinië en won daar wéér. Hij was nog het meest gefixeerd op Merckx, die hij doodgraag wilde kloppen. Op drie staat de onnavolgbare en eerzuchtige Rik Van Looy. Een terriër op de fiets, die ploegmaats nog geen ritje in de Ronde van de Oise gunde. Op vier zet ik Rik Van Steenbergen, de meest charismatische. Een erelijst om u tegen te zeggen, hoewel hij zijn sport economisch benaderde. Van Steenbergen won het liefst Milaan-Sanremo, dan hoefde hij de rest van het voorjaar niet meer te koersen. De dag van Parijs-Roubaix ging hij geld verdienen in een of andere afwachtingswedstrijd.
Bij nummer vijf twijfel ik tussen Freddy Maertens en Patrick Sercu. Maertens wordt onderschat omdat hij na zijn carrière zoveel ellende heeft gekend, maar in zijn topjaren won hij meer dan 50 koersen. En hij ging er altijd voor, hij verstopte zich nooit. Het was roofbouw, wat nog werd verergerd door verkeerde beslissingen die hem bij dubieuze ploegen deden belanden. Patrick Sercu is voor mij de Merckx van de piste. Won 88 zesdaagsen van de 223 die hij reed, een buitenaardse prestatie. Het hadden er nog veel meer kunnen zijn, want Sercu werd vaak gekoppeld aan ploegmaats met wie winnen nagenoeg onmogelijk was.
Wie is het grootste verloren talent?
Sys: Qua faam is Willy Planckaert de minste van die illustere wielerdynastie, maar qua zuivere klasse kwam niemand in zijn buurt. Hij schoot als een komeet naar de top: in zijn debuutjaar zat hij in alle klassiekers voorin, plus twee ritten en groen in de Tour. Nadien werd de jonge Planckaert compleet uitgewrongen. Thuis gingen de zaken moeilijk, na het overlijden van zijn vader. Willy Planckaert werd kostwinner op zijn 22e, hij reed veertig natourcriteriums en was opgebrand nog voor zijn loopbaan echt kon beginnen.
Natuurlijk is ook Frank Vandenbroucke een supertalent waar meer in zat dan eruit kwam. Ik heb hem nog geïnterviewd in het café van zijn moeder op het dorpsplein van Ploegsteert, vlak voor hij doorbrak. Een rustige, vriendelijke jongen. Bescheiden in zijn uitspraken ook. ‘Ik heb nog een hele weg te gaan, dus voeten op de grond.’ Hoe die beleefde, bescheiden knaap nadien zo de trappers verloor, heb ik nooit begrepen.
Is doping van alle tijden?
Sys: In 1976 versloeg ik mijn eerste Tour de France. Freddy Maertens won de eerste vier dagen drie etappes. ’s Avonds dineerde ik als jonge journalist tussen de ervaren rotten. Wat daar allemaal werd verteld over het verkopen van koersen, maar ook straffe verhalen over doping: ik viel van mijn stoel van verbazing. Dat daar niet over moest worden geschreven, vonden die journalisten vanzelfsprekend. Veel journalisten waren ex-renners die dicht bij het peloton stonden en zich nooit helemaal konden loswrikken uit dat milieu. Toen Tom Simpson overleed in de Tour van ’67 was de grote titel in L’Équipe: ‘Jan Janssen wint op de Ventoux’. Alle vuiligheid bleef binnenskamers. Wat de sport schade kon berokkenen, werd onder de mat geveegd.
Vanaf de Festina-affaire van 1998 keerde de publieke opinie. Doping werd gezien als een schande, als valsspelen. Maar het peloton leefde op een eiland, en is pas laat gaan inzien dat de buitenwereld de excessen niet langer pikte. In de Ronde van Italië doken experimentele drugs op, medicijnen die niet waren getest. De zedenverwildering was totaal.
Is het wielrennen nu zuiver?
Sys: Ik hoop het, maar ik vrees ervoor. Renners zijn eenzame, irrationele mensen die hunkeren naar succes. Er zit iets zelfdestructiefs in deze sport.
Maar dat houdt u niet tegen om van de koers te genieten?
Sys: Nee. Het epische, het drama: een mooie koers heeft iets onweerstaanbaars. Ondanks de excessen vind ik wielrennen ontroerend mooi. Doping is trouwens, jammer genoeg, in wel meer sporten verspreid. Er is veel wat we niet weten.
Als doping er altijd bij heeft gehoord, verdient de verguisde generatie van Johan Museeuw in de jaren negentig dan eerherstel?
Sys: Ik heb het gevoel dat het bedrog in de jaren 1990 en begin jaren 2000 erger was dan voordien. Structureler. Cynischer. De experimenterende verzorger die amper wist wat hij deed, werd vervangen door een maffia die een parallel circuit van malafide dokters opzette en de koers tot in de poriën manipuleerde. En de ergste bedriegers wonnen het meest. Dat Wouter Vandenhaute Lance Armstrong uitnodigt voor de Ronde van Vlaanderen: ik kan daar met mijn verstand niet bij. Moet je zulke mensen levenslang uitspuwen? Nee, maar hen op een voetstuk plaatsen gaat te ver. Bij Armstrong zit er een zweem van persoonlijke ontgoocheling bij, moet ik bekennen: de figuur Johan Bruyneel is voor mij een van de grootste teleurstellingen uit mijn journalistieke carrière. Ik had Bruyneel hoog ingeschat: een intelligente, ambitieuze kerel die een succesploeg bouwde rond Armstrong. Het bleek een en al hypocrisie, bedrog en cynisme. Bruyneel dreigde journalisten af en hield zo zijn potjes gedekt. Ook slimme mensen kunnen vastzitten in een spiraal en niet meer beseffen wat ze aanrichten.
Boeit de koers vandaag nog even sterk?
Sys: Zeker de klassiekers en de Tour, al wordt er berekender gereden dan vroeger. Minder aanvallend, en daardoor voorspelbaarder. Vandenhaute heeft gelijk dat hij naar een kortere kalender wil, maar dan wel één waarbij de beste coureurs in alle grote koersen aan de start staan. Het valt niet te begrijpen dat ronderenners hun neus ophalen voor Parijs-Roubaix, nochtans de mooiste koers van het jaar.
Waarom hebben we geen Belgische ronderenners of sprinters meer?
Sys: De Ronde van Frankrijk wordt gewonnen in de bergen. Het Belgische landschap benadeelt ons, want je kunt hier niet trainen om de Tour te winnen. Lucien Van Impe, onze laatste echte klimmer, liet zich daar niet door tegenhouden. Maar zo’n renner opleiden blijft een werk van lange adem, en men is daar lang tijd niet toe bereid geweest. Al schijnen er nu weer een paar beloftevolle klimmers in aantocht te zijn.
Dat zeggen ze al lang.
Sys: Ook waar. Waarom de Belgen geen sprinters meer afleveren, verbaast me nog meer. Alle voorwaarden zijn voorhanden, en we hebben in de spurt een fabuleuze geschiedenis. In België gaan de kasseiklassiekers met alle aandacht lopen, dat verklaart het ten dele. Eric Vanderaerden, Johan Museeuw en Tom Boonen zijn opgeleid als sprinters, maar verlegden hun aandacht naar de kasseien. De laatste pure sprinter was Tom Steels (die zijn piek had tussen 1996 en 2000, nvdr.). Dat is een absurd lange droogte.
Hoe verhoudt Greg Van Avermaet, de nummer één op de wereldranglijst, zich tegenover de grote namen van het Belgische wielrennen?
Sys: Hij zal het niet graag horen, maar Van Avermaet komt niet tot hun enkels. Ik zeg het met alle respect, want ik vind hem een aangename, welbespraakte ambassadeur van zijn sport. Maar leg zijn erelijst naast die van pakweg Walter Godefroot of Herman Vanspringel en je trekt bleek weg. Ik heb ook nooit begrepen waarom de erelijst Van Avermaet, ondanks indrukwekkende fysieke capaciteiten, tot voor vorig jaar zo goed als leeg bleef. Philippe Gilbert, verrassend veelzijdig in een tijdperk van specialisatie, schat ik veel hoger in.
Hoe ziet u de toekomst van het wielrennen?
Sys: De marketingmachine zal creatief moeten zijn, zonder daarom te vervallen in zotternijen zoals de prijs voor de beste daler, wat de Ronde van Italië vorig seizoen van plan was. De koers flitsend verpakken hoeft niet moeilijk te zijn. Er is niets spannender dan een peloton dat de Oude Kwaremont opstormt. Plaats camera’s op de fietsen en je krijgt een actiescène om duimen en vingers bij af te likken. De Ronde van Vlaanderen uitzenden van start tot finish vind ik dan weer antireclame. En (VRT-gezicht) Ruben Van Gucht het parcours zien affietsen, boeit me evenmin. Elk randverschijnsel wordt wereldnieuws, zo gaat dat in die weken. Ik zou daar spaarzaam mee omspringen. Men dreigt een succesproduct dermate aan te lengen dat zelfs de grootste wielerfan het niet meer lust.
Jacques Sys, Top 1000 van de Belgische wielrenners, Lannoo, 536 blz., te koop in Standaard Boekhandel voor 44,99 euro
Jacques Sys
– 1950: geboren in Keulen
– 1974: sportjournalist bij het weekblad Sport 70
– 1989: overstap naar de Roularta-bladen Sport Magazine en Voetbalmagazine
– 1994: hoofdredacteur van Sport Magazine en Voetbalmagazine
– 2001: de twee bladen fuseren tot Sport/Voetbalmagazine
– 2012: wordt ook hoofdredacteur van het Franstalige Sport/Footmagazine
– 2018: publiceert Top 1000 van de Belgische wielrenners
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier