David van der Poel, broer van de WK-favoriet: ‘Alles wat Mathieu probeert, lukt’
Een supertalent geboren en getogen in Kapellen, al rijdt hij voor Nederland: Mathieu van der Poel staat met stip genoteerd om zondag wereldkampioen op de weg te worden in het Britse Harrogate. ‘Mathieu laat de dingen hem overkomen’, zegt zijn oudere broer David, zelf wielrenner op hoog niveau.
Misschien winnen ze zondag allebei. In Harrogate, North Yorkshire, start Mathieu van der Poel als uitgesproken favoriet aan het WK wegwielrennen. Harrogate kennen we om zijn mineraalwaterbronnen. Die zijn er ook in Vittel, in de Franse Vogezen, waar broer David van der Poel zijn seizoen begint met een lokale veldrit. ‘Mijn wedstrijd eindigt om vier uur. Vlug wassen, omkleden en hopelijk zie ik nog net de finale van Mathieu’, vertelt David van der Poel. Hij deelt veel met zijn drie jaar jongere broer. Dezelfde oogopslag, hetzelfde wat zangerige Kempens, dezelfde broodnuchtere blik op de wereld. Alles aan de Van der Poels straalt uit: maak je alsjeblieft niet druk. Behalve wanneer het over sport gaat. Dan fonkelen er sterretjes in hun ogen. ‘Vittel wordt weer genieten. Ik hou enorm van die kleinere buitenlandse crossen’, zegt David van der Poel. ‘Er bestaat een volledig circuit van mooie buitenlandse veldritten die in de Belgische media amper bekend zijn. Vorig seizoen won ik het eindklassement van de EKZ Cross Tour. Ken je die?
Nooit van gehoord.
Van der Poel: Prachtige koersen nochtans. Zes manches, de meeste in Zwitserland. Altijd goed georganiseerd en op mooie, natuurlijke parcoursen in een fraaie omgeving. De bekende crossers laten die wedstrijden links liggen, want in België verdienen ze meer. Ik trek naar daar om het gevoel van mee te strijden voor de zege opnieuw te proeven. In de grote Belgische crossen zat dat er de laatste jaren niet in.
Alle veldrijders houden van ‘natuurlijke parcoursen’, die de glooiing van het landschap volgen. Ze hebben een broertje dood aan kunstmatige hindernissen zoals bruggen of wasborden.
Van der Poel: Jammer genoeg is dat de trend. In België stellen we een viptent op en bouwen we daar een cross rond. En maar lussen en bochten steken, zodat het publiek niet te ver hoeft te wandelen en er weinig camera’s nodig zijn. Voor de sport is dat spijtig. Aan de andere kant: de viptent en de camera’s betalen ons loon, dus je moet er niet over zagen.
Wordt het een onvoorspelbaar veldritseizoen? Wout van Aert herstelt nog van zijn val in de Ronde van Frankrijk en het kan zijn dat hij deze winter overslaat. Uw broer snoeit ook in zijn programma.
Van der Poel: Die twee wonnen 95 procent van de crossen, als het niet meer is. Voor de subtoppers is deze winter een gouden kans. Het koersverloop wordt helemaal anders. Wout en Mathieu rijden zo’n hoog basistempo dat de anderen van aan de start op hun adem trappen. In de tijd vóór Wout en Mathieu viel een veldrit regelmatig stil en dat zal nu opnieuw gebeuren. Een trage ronde, dan een snelle, krachten sparen voor het eind: dat ligt mij veel beter, en ik zal niet de enige zijn.
De wedstrijden die Mathieu meedoet, zal hij domineren. Als Wout er niet bij is, worden die crossen misschien wel saai. Maar als ze allebei ontbreken, dan wordt het spannend.
Dat biedt perspectieven: u hebt een snedige sprint.
Van der Poel: En een goeie laatste ronde. Dat is een wapen, maar door Wout en Mathieu heb ik dat amper kunnen tonen.
Hoe lastig is het om alles op te offeren voor de sport en te weten dat u niet gaat winnen?
Van der Poel: Als Wout en Mathieu erbij zijn, moet ik niet dromen van de zege. Zo is het nu eenmaal. Ik verleg mijn doel naar: er het maximum uithalen. Wat Wout en Mathieu dit seizoen hebben getoond op de weg, straalt af op heel het veldrijden. De wielerwereld beseft nu pas hoeveel wij met die twee hebben afgezien. (lacht)
Ik blijf altijd voorzichtig, maar ik hoop een stap vooruit te zetten. Sinds dit seizoen werken Mathieu en ik met een performance manager van de ploeg, die voor ons trainingsschema’s opstelt.
Met alle respect, maar hoe kan het dat het zo lang heeft geduurd?
Van der Poel: We hebben dat altijd afgehouden. Zo’n trainingsschema voelt onpersoonlijk, dachten wij. Als ik zin had om vijf uur te fietsen, dan fietste ik er vijf. Was ik moe of had ik geen fut, dan deed ik niks. Ik vind nog steeds dat je het best zo veel mogelijk naar je lichaam luistert en niet blind een schemaatje volgt, maar ik stel wel vast dat zo’n wetenschappelijke planning meer structuur geeft. En er blijft ruimte voor inspraak: er valt te schipperen met het schema. Het fijnste is de feedback. Het doet deugd om te horen: ‘Vandaag heb je goed getraind, David.’
Het is ook niet dat we vroeger zomaar wat deden. We bespraken onze trainingen met papa en met onze manager Christoph Roodhooft. Die kennen er wat van.
U hoort dit vast vaker, maar u lijkt sterk op uw grootvader Raymond Poulidor. Neem een foto van u in zwart-wit en het zou de jonge Poupou kunnen zijn.
Van der Poel: Ja, dat zegt iedereen. Naar het schijnt zit ik ook op dezelfde manier op de fiets. Gek hoe zoiets blijkbaar in je genen steekt.
Vorige winter heeft grootvader een drietal crossen mee kunnen pikken. Het is zeven uur rijden voor hem, niet evident voor een man van 83, maar hij geniet er enorm van om ons bezig te zien.
Ik verbaas me erover hoe geliefd hij nog steeds is. Als grootvader op de cross rondloopt, dan moet hij voortdurend handtekeningen uitdelen. En dat voor een carrière van veertig jaar geleden. Tegen ons praat hij niet veel over de tijd van toen. Hij vindt: ‘Dat is voorbij, het is nu aan jullie.’
In hoeverre is jullie vader nog bij jullie carrière betrokken?
Van der Poel: Da’s anders dan vroeger. Met tactiek of hoe we trainen houdt hij zich niet meer bezig, nu is hij meer de man van het materiaal. Een belangrijke rol: zonder goede fietsen kun je niet presteren. Dat hij minder de lijnen uitzet, komt omdat het team is geëvolueerd. Vroeger was Corendon-Circus een familieploegje, maar door de prestaties van Mathieu werd het groter en professioneler.
Het gonst van de geruchten dat jullie familieploegje gaat fuseren met World Tour-ploeg Katusha-Alpecin.
Van der Poel: Het fijne weet ik daar niet van. Door Mathieu wil elke organisator ons sowieso aan de start hebben, wat dat betreft maakt het niet zoveel uit.
Zijn u en uw broer een package deal, of kunt u zich indenken dat jullie ooit voor andere teams rijden?
Van der Poel: Dat kan ik me niet voorstellen. Het is ook niet aan de orde: ons contract met Corendon-Circus loopt nog lang. En ook al zitten we bij dezelfde ploeg, ’t is niet dat we voortdurend samen zijn. Ik heb deze zomer geen enkele wegkoers met hem gereden, bijvoorbeeld.
Trainen jullie nog samen?
Van der Poel: Minder sinds hij is verhuisd. We volgen aparte schema’s en de seizoensindeling van Mathieu is anders dan die van mij. Wanneer ik rust, is hij volop aan het trainen voor het voorjaar. Ik ben veldrijder, Mathieu rijdt drie seizoenen door elkaar: een lente op de weg, een zomer op de mountainbike en een winter op de crossfiets.
Gaat hij dat kunnen volhouden?
Van der Poel: Hij rijdt al bij al niet zoveel wedstrijden en zijn conditie wordt goed opgevolgd. Hij heeft het WK mountainbike bijvoorbeeld afgezegd, hoewel hij daar een van de favorieten was. Dat doe je niet voor niks. Mathieu kent zijn lichaam. Hij zal de eerste zijn om te zeggen: vandaag effe niet.
Vraag het Peter Sagan, Julian Alaphilippe of Greg Van Avermaet: allemaal denken ze dat uw broer zondag wereldkampioen op de weg wordt.
Van der Poel: Hij wint zoveel, hè. En de manier waarop is vaak indrukwekkend. Mathieu is een van de beste renners aan de start, daar doen we niet flauw over. Het is normaal dat de anderen veel van hem verwachten, maar wat ook klopt: zo’n WK kan honderd kanten uit. Het is een wedstrijd van 285 kilometer en Mathieu heeft nog nooit zo’n lange koers gereden. Ze rijden met landenteams: nog een onbekende factor. En wat doet het weer? Ik ben van het idee: iedereen vertrekt van nul.
Vindt ú hem de favoriet?
Van der Poel: Het parcours is op zijn maat geschreven, zeker de aankomst. En Mathieu is in topvorm, daar kun je niet naast kijken. Het gevaar bestaat dat de favorieten elkaar neutraliseren. Dan strijdt een groepje outsiders voor de overwinning.
Tim Wellens zei: ‘No way dat een Belg met Mathieu naar de meet gaat.’
Van der Poel: Dat lijkt een logische tactiek, maar een koers draait nooit uit zoals je verwacht. Stel nu dat Mathieu voorop raakt met een Belg die tevreden is met zilver: kun je dat die renner kwalijk nemen? Daar staat tegenover dat de Belgen over Greg Van Avermaet beschikken. Op zo’n hellende aankomst is dat misschien de enige die Mathieu kan kloppen.
Dat Mathieu dit seizoen zo veel won, kan in zijn nadeel spelen. Ze gaan zich allemaal op zijn wiel richten, maar dat maakt Mathieu niks uit. Sinds zijn zestiende is hij in elke wedstrijd favoriet. Als hij geen wereldkampioen wordt, heeft hij nog steeds een fantastisch seizoen gereden: de Amstel Gold Race gewonnen, de Brabantse Pijl, Dwars door Vlaanderen… Er bestaan steengoeie profs die al tien jaar proberen om één zo’n koers te winnen. En zonder pech had hij de Ronde van Vlaanderen ook op zak. In zijn eerste poging!
Het wereldkampioenschap is een lange, saaie wedstrijd, met wachten en pokeren. Dat is zijn ding niet.
Van der Poel: Mathieu gaat de drang moeten onderdrukken om op 150 kilometer van de eindstreep aan te vallen, ja. (bedenkt zich) Hoewel: dat kan evengoed de winnende tactiek zijn. De concurrentie wordt hoe dan ook nerveus als Mathieu demarreert. Dat is de luxe van zo sterk te zijn: je kunt eens iets proberen. In de Amstel Gold Race viel Mathieu aan op het slechts denkbare moment. Ze halen hem terug. Bij elke normale renner betekent dat boeken toe. Mathieu herstelt van zijn inspanning en heeft in de finale nog genoeg over om te winnen. De dag dat hij nog beter aanvoelt wat de beslissende momenten zijn, wordt het moeilijk om hem te kloppen.
Mentaal wordt het WK een lange dag. Zes uur lang vooraan rijden, kalm blijven en je niet laten opjagen door wat er gebeurt in de koers: dat kruipt in de benen. Nu ja, hij krijgt nog vijftien kansen om wereldkampioen te worden: zondag is het voor hem echt nog niet van moeten.
Hebben jullie een feestje voorbereid?
Van der Poel: Ha! Nee, het idee alleen al. (lacht) Zijn wereldtitels in de cross hebben we ook nooit gevierd: de Van der Poels zijn geen fuifnummers. Laat staan dat we nu op voorhand een zaal zouden boeken. Er zal ook geen tijd zijn om te feesten. Twee dagen na het WK vertrekt Mathieu naar Tokio om het olympische mountainbikeparcours te verkennen.
Waarom rijdt Mathieu van der Poel zo hard? Waarin zit dat precies?
Van der Poel: In zijn vermogen om te herstellen. Mathieu gaat nooit kapot. Zijn versnelling na zes uur koers is dezelfde als na één uur. De vermoeidheid voelt hij evengoed, maar ze kruipt niet in zijn benen. Dat is een enorme troef.
Wanneer besefte u hoe uitzonderlijk Mathieus talent is?
Van der Poel: Als klein ventje sprong hij met zijn fietsje over boomstronken alsof het niks was. Ik weet nog dat ik dacht: man, er zijn kerels die dubbel zo oud zijn als jij die dat niet durven of kunnen! Toen hij een jaar of veertien was en ik zeventien, kon ik hem nog pijn doen op de fiets. Maar dat werd elk jaar minder en minder, tot Mathieu de rollen omdraaide. Bij de nieuwelingen (15 en 16-jarigen, nvdr) won hij letterlijk elke koers waaraan hij deelnam, en bij de junioren (17 en 18-jarigen) begonnen we in het geheim zijn rondetijden te vergelijken. Bleek dat hij vaak al sneller reed dan de profs. Toen besefte ik dat hij het veldrijden zou gaan domineren. Ik was al het een en ander gewend, maar wat hij nu op de weg presteert, heeft mij toch verbaasd. Tegen de beste wielrenners ter wereld! En hij blijft maar winnen.
Al wat Mathieu probeert, lukt. Het is zo’n talent dat maar eens om de tien jaar geboren wordt. Net als Remco Evenepoel.
Is het alleen talent of werkt hij ook hard?
Van der Poel: De talenten kunnen harder werken. Da’s opnieuw zijn herstelvermogen: als andere jongens trainen zoals Mathieu, dan rijden ze zich kapot. Maar ’t is zeker geen luierik. Afzien kan Mathieu als geen ander.
Zenuwen of stress: kent hij dat?
Van der Poel: Op de weg of in het mountainbike heeft Mathieu zover ik weet nog nooit zenuwen gehad. De enige keer dat ik hem onrustig zag, was op het WK veldrijden. Mathieu won dat seizoen alles maar als het dan juist op het wereldkampioenschap zou tegenvallen, verloren die andere zeges hun glans. Die twijfel is nu definitief begraven, denk ik. Mathieu heeft al twee wereldtitels op zak: die derde komt er vroeg of laat ook wel.
De mensen verwachten van Mathieu dat hij elke keer wint. Moeilijk vindt hij dat niet, hij kent ook niks anders. Dat zorgeloze is typisch voor de Van der Poels. Ik heb zelf ook zelden zenuwen. Een minuut voor de start gaat mijn hartslag wat omhoog, maar als ik de concurrenten naast mij zie stressen, denk ik toch: man, waar ben jij nu eigenlijk zenuwachtig voor? (lacht) Ik denk wel meer over de dingen na dan Mathieu. Dat voordeel heeft hij ook nog eens: hij laat de dingen hem overkomen. Zijn zorgen vreten geen energie, want hij hééft geen zorgen.
Fränk Schleck vertelde me dat een zege van zijn broer Andy hem blijer maakte dan wanneer hij zelf won.
Van der Poel: Dat is ook zo. Je wordt overgenomen door euforie, heel raar is dat. Bij een spannende cross ben ik meer naar de grote schermen aan het kijken dan dat ik me op mijn eigen fiets concentreer. Mag natuurlijk niet, maar het is sterker dan mezelf.
David van der Poel h2>
– 15 juni 1992: geboren in Antwerpen p>
– 2014: debuteert als profwielrenner p>
– 2017: wint de Zilvermeercross in Mol p>
– 2018: wint een etappe in de Ronde van de Elzas p>
– 2019: wint de EKZ Cross Tour p>
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier