Curator laatste Panamarenko-tentoonstelling: ‘Zijn kunst en zijn leven waren één’
Hans Willemse, jarenlange compagnon de route van wijlen kunstenaar-uitvinder Panamarenko, stelt ’s mans laatste tentoonstelling samen. Ondanks de onverwachts trieste omstandigheden vindt hij dat ‘onwaarschijnlijk plezierig’ werk.
Een week geleden, op de stoep voor veilinghuis Campo&Campo in Berchem. Hans Willemse staat toe te kijken hoe een gigantische houten kist uit een vrachtwagen wordt geladen. Daarop staat in grote letters: PANAMARENKO. Willemse is druk doende de tentoonstelling Panamarenko Tribute – Around the World in 80 Years samen te stellen. Het is een van de vele festiviteiten die georganiseerd worden rond de verjaardag van kunstenaar-uitvinder Panamarenko. Die zou op 5 februari 80 jaar geworden zijn, maar de voorzienigheid besliste daar anders over. Op 14 december overleed hij onverwacht. Hoewel, de voorzienigheid? In Knack zegt zijn vrouw Eveline Hoorens deze week dat ze het gevoel heeft dat de kunstenaar zijn moment zelf heeft gekozen. ‘Hij wilde eigenlijk niet meer bij het grote feest zijn in februari, en zo is het ook gegaan. Hij is heel rustig vertrokken, in zijn slaap.’
Lees ook: Eveline Hoorens, weduwe van Panamarenko: ‘Pana was niet ijdel. Maar hij vond zichzelf wel de beste’
Hans Willemse is jarenlang een compagnon de route geweest van Panamarenko en werd daarom door Hoorens aangezocht om deze tentoonstelling te cureren. Terwijl we vanaf de vide staan te kijken naar de magnifieke zaal van Campo&Campo beneden, waar Willemse al met touwen heeft aangeduid waar Panamarenko’s werken moeten komen, komt directeur Guy Campo erbij staan. ‘Dit was vroeger een bioscoop, de Berchem Palace. Daarna is het ook nog even een discotheek geweest.’
Vanaf 25 februari zullen Panamarenko’s werken hier het mooie weer maken. Onder ons klinkt het geluid van boren en ander zwaar materieel. Campo glimlacht: ‘De werken zouden ruim voor de opening klaar moeten zijn. Het ziet er goed uit.’ Hij heeft speciaal voor deze tentoonstelling een aanpalend gebouw gekocht en laten restaureren. ‘Wij investeren hier zwaar in, ja. We zijn heel blij dat we dit kunnen doen. Het is erg jammer dat Panamarenko er zelf niet meer zal bij zijn. Dit was toch in de eerste plaats een gelegenheid om hem nog eens in de kijker te zetten.’ Hans Willemse knikt. ‘Een dik half jaar geleden kreeg ik telefoon van Eveline. Ze wilde Panamarenko nog eens eren naar aanleiding van zijn 80e verjaardag, met een verrassingstentoonstelling. Zo kon hij nog eens tussen zijn werk lopen. Natuurlijk heb ik meteen ja gezegd op haar vraag om die tentoonstelling te maken. Meneer Campo is zo vriendelijk geweest om zijn hele ruimte ter beschikking te stellen. Die gaan we vullen met 25 tuigen en objecten van Panamarenko en 80 originele tekeningen.’
Hoe hebt u Panamarenko leren kennen?
Hans Willemse: Bij Ronny Vandevelde, de Antwerps galeriehouder waar Panamarenko huiskunstenaar was toen ik er in 1996 begon te werken. Als artist in residence werkte hij vaak in de galerie, en dus zagen we elkaar geregeld. Op de opening van een van zijn tentoonstellingen heeft Paul Morrens, Panamarenko’s archivaris, mij gevraagd om een soort verklarende woordenlijst te maken van zijn oeuvre. Daarvoor zijn we Panamarenko 20 tot 30 keer gaan interviewen in zijn werkkamer in Michelbeke, waar de papegaaien vrij rondvlogen. Elk werk, van in de jaren 1960 tot het laatste in 2005, hebben wij overlopen en besproken. Daaruit is in 2005 Copyright Panamarenko gekomen. Er staan geen foto’s in dat boek, enkel tekst en enkele kleine schetsjes van Panamarenko: wat was het idee, wat het doel, wat waren de problemen, wat was de verklaring voor zijn enigmatische titels?
Wist hij dat nog allemaal? Panamarenko kon de indruk geven met zijn hoofd in de wolken te leven.
Willemse: Elk detail kon hij zich nog herinneren. Hij was absoluut niet warrig, had een haarscherpe geest. Elke titel betekende ook echt iets. Ze moesten iets poëtisch hebben, iets vreemds en aantrekkelijks. En het moest goed klinken. Net zoals een dichter zou hij nooit een banale titel gekozen hebben. Een van zijn stappende kippen, de Archaeopterixen, heette bijvoorbeeld BoulaMatari. Dat was de bijnaam van ontdekkingsreiziger Henry Morton Stanley. Panamarenko had er zelf ook een voor hem bedacht: ‘De Moedige Stapper’, omdat die man maar bleef gaan door de jungle. En dus gaf hij die naam aan de eerste Archaeopterix die echt kon stappen. Elke keer dat je doorvroeg naar de titels, kreeg je een dergelijk verhaal.
Klassieke literatuur of poëzie waren niet aan Panamarenko besteed.
Dat hij zijn inspiratie vond in techniek, natuur en wetenschap is bekend. Deed hij die dan ook op in geschiedenis of in literatuur?
Willemse: Bijna nooit. Alleen technische, wetenschappelijke zaken interesseerden hem. Filosofie nog een beetje, en films en sciencefiction. Maar klassieke literatuur of poëzie waren niet aan hem besteed.
Zelfs niet de schilderkunst?
Willemse: Totaal niet. Op een vreemde, maar vanuit zijn oogpunt begrijpelijke manier vond hij dat niet relevant. Hij was met wetenschap en onderzoek bezig. Panamarenko heeft nooit gedacht: ik ga een vliegtuig maken. Hij was bezig met het bestuderen van de vleugeltjes van muggen, bijen of vogels. Omdat hij wilde weten hoe die werkten, maakte hij ze na. En daaruit ontstonden de vliegtuigen of de zwevende auto die je kon gebruiken om door de jungle te vliegen.
Toch moest alles poëtisch zijn. In de Canvas-documentaire Het universum van Panamarenko zei hij dat het verschil tussen Leonardo Da Vinci en hem is: ‘Die gast heeft geen reet poëzie. En zijn machines werken ook niet.’
Willemse: Dat is een tegenstrijdigheid, ja. Hoewel, bij hem zit de poëzie erin dat hij mensen de illusie geeft dat zijn toestellen ook daadwerkelijk kunnen werken. Ook al kun je het tegendeel vaststellen, de poëzie zit er net in dat je denkt dat het wél kan werken.
Was hij dan eerder illusionist dan poëet?
Willemse: Misschien wel. Maar zeker een visionair. In 1969 heeft hij zijn eerste Portable Air Transport gemaakt, een klein vliegapparaat voor één persoon. Dat is een vroege voorloper van de drone. Niemand had het daar toen over, maar hij was er al mee bezig.
Hoe was het om met Panamarenko samen te werken? Hij leek wat eenzelvig.
Willemse: Hij was wat afstandelijk, ja. Vreemden die hem op straat aanspraken, dat vond hij moeilijk en lastig. Dan reageerde hij gewoon niet. Maar hij was zeker niet asociaal. De toegang tot hem was moeilijk, maar eenmaal je binnen was, was het contact totaal. Wanneer hij voelde dat je te vertrouwen was, kon je er bijzondere en boeiende gesprekken mee voeren. Hij luisterde, gaf altijd eerlijk zijn mening, deelde zijn kennis en ambities. Je kon uren met hem op restaurant zitten praten. Nooit was dat één seconde vervelend. Er hing altijd een soort artistieke spanning in de lucht.
Je kon uren met Panamarenko op restaurant zitten praten. Nooit was dat één seconde vervelend.
Toetste hij ideeën af?
Willemse: Nooit! Hij vroeg nooit wat hij moest doen of maken. Dat wist hij zelf zo goed, hij had zo’n ongelooflijk goed oog. Wanneer je een tentoonstelling maakte en hij kwam die schouwen, dan zag hij in één oogopslag waar de zwakke punten zaten. Hij deed dat zelden zelf, een tentoonstelling opbouwen. Dat liet hij over aan curatoren en museumdirecteurs. Met als gevolg dat hij daar soms een moeilijke verhouding mee had. (lacht) Wanneer hij het slecht vond, zei hij dat namelijk ook.
U hebt verschillende tentoonstellingen gemaakt voor hem, in binnen- en buitenland, tot de grootste ooit: de retrospectieve in 2014 in het M HKA. Hoe pakte u dat aan?
Willemse: In het M HKA heb ik toen zijn werk opgedeeld in een aantal compartimenten, die min of meer chronologisch op elkaar volgden. In de jaren 1960 had je de stille, poëtische objecten. Daarna de gemotoriseerde tuigen, dan de gevleugelde en daarna de watertuigen. En tot slot de robotica. Hij was tevreden met de keuze om alles uit één periode telkens samen te brengen in een aparte zaal. Hij was er bang voor, zei hij, maar hij was verwonderd en zelfs overdonderd over de opstelling. Dat was altijd een opluchting, want hij was zeer direct in zijn kritiek. Er zijn catalogi die hij meteen in de vuilnisbak kieperde. Die wilde hij zelfs niet in huis hebben. ‘Dat zijn maar wat soldaatjes op een rij’, zei hij dan.
Ten tijde van de tentoonstelling in het M HKA was hij al negen jaar met pensioen. Had u toen nog veel contact met hem?
Willems: Nee, ik wilde zijn wens respecteren om met rust gelaten te worden. Af en toe hoorden we elkaar eens en dan vertelde hij dat hij met zijn beesten bezig was en naar de sterren keek. ‘Ik verwacht niets van niemand en niemand verwacht iets van mij. Iedereen laat mij met rust. Dat is allemaal goed.’ Dat moet voor hem heel aangenaam geweest zijn.
Hoe keek u naar zijn pensionering?
Willemse: Hij vond dat alles wat hij had willen maken, gemaakt was en wilde zich niet herhalen. Ik begrijp dat. Hij is met zijn Arlikoop, een robotje met elektromotoren aan de gewrichten, op de Noordpool geweest, heeft Zuid-Amerika en de Niagara-watervallen bezocht. Zijn kunst en zijn leven waren één en sproten voort uit nieuwsgierigheid, verwondering en de drang om poëtische, vertederende zaken te maken. Panamarenko heeft een heel rijk en heel zin- en waardevol leven geleid. Dat is zijn eigen verdienste. Zijn uitgangspunt was altijd te doen wat hij goed vond en waar hij zich zelf goed bij voelde. Hij heeft daar soms mensen door teleurgesteld, maar minstens artistiek heeft hij wel altijd gelijk gekregen.
Zijn er beroemde werken die u niet kan tonen in deze tentoonstelling?
Willemse: Zijn duikboot, die bij de Fondation Cartier pour l’art contemporain zit. Het transport is vreselijk duur, de poorten hier bij Campo&Campo te smal en het is een erg complex werk. We gaan wel 80 originele tekeningen kunnen tentoonstellen, allemaal uit de collectie van één verzamelaar die Panamarenko al van bij het begin volgt. Die diversiteit van tuigen, objecten en tekeningen zal het een heel aantrekkelijke tentoonstelling maken voor het publiek. Ze gaan kunnen wandelen tussen de kunstwerken. Daar schuilt wel één gevaar in: mensen willen vaak voelen aan Panamarenko zijn werk. Meestal is dat niet uit slechte bedoelingen, vaak doen ze dat zelfs onbewust, maar ze realiseren zich niet dat het soms erg kwetsbare werken zijn.
Het is wel het ultieme bewijs dat het werk hen aangrijpt. Het maakt hen weer tot kinderen die niet anders kunnen dan een stuk speelgoed vastnemen.
Willemse: Exact. Om ze op een elegante manier te beveiligen, ga ik ze op houten eilandjes zetten, die zogezegd laag boven het water uitsteken. Mensen kunnen dan rond die onbewoonde eilandjes lopen om de werken, van een veilige afstand, te bekijken.
Dat moet fijn zijn, zo puzzelen met dergelijk fantasierijk werk.
Willemse: Dat is onwaarschijnlijk plezierig, ja. Wat bijna nog plezanter was, was de restauratie van Panamarenko’s ouderlijk huisje, in de Biekorfstraat in de Seefhoek. Hij was daaraan gehecht, want had er zeer lang met zijn moeder gewoond, maar kon de energie niet opbrengen om het te onderhouden. De toenmalige minister van Cultuur, Bert Anciaux (toen Volksunie, nu SP.A), M HKA-directeur Bart De Baere en Paul Morrens hebben toen een heel verstandige overeenkomst uitgedokterd. Panamarenko schonk zijn huisje aan de Vlaamse gemeenschap, het M HKA zou het pand beheren en beschermen en Paul en ik hebben toen de vzw Panamarenko Collectief opgericht om de inhoudelijke restauratie te doen. Dat fantastisch avontuur is begonnen in 2006, een jaar nadat hij zijn pensioen had aangekondigd, en duurde tot 2012.
Waarom duurde dat zo lang?
Willemse: Wij hebben dat hele huisje ontmanteld. Elk object – van meubilair en kleding over artistieke objecten en gereedschap tot de sigarettenpeuken in de asbak – hebben wij gefotografeerd en gearchiveerd in een depot. Dat heeft elf containers materiaal opgeleverd. Het lege huisje werd volledig gerestaureerd in de geest van Panamarenko, en daarna hebben wij container per container leeggemaakt en alles weer op de exacte plaats teruggeplaatst. Het resultaat was dat je daar kon binnenstappen en het leek alsof Panamarenko net is vertrokken om even een pakje sigaretten te halen. Alles ademt zijn sfeer. De gevel is kakigroen, er ligt een gouden erker…. Maar Panamarenko vond dat er nog iets miste. En dus hebben we er nog een helikopterdak op gebouwd. (lacht) Toen was het huis als totaalkunstwerk compleet af.
Panamarenko heeft nu werk in musea en privécollecties overal ter wereld. Kunt u zijn carrière schetsen?
Willemse: Twee woorden zijn cruciaal: Joseph Beuys. Die Duitse beeldend kunstenaar, geboren in 1921 en gestorven in 1986, heeft hem gestimuleerd om de werken te maken waarvan wij vandaag allemaal Panamarenko kennen. Aanvankelijk maakte Panamarenko poëtische objecten, zoals vilten poppen. Die kunstwerken sloten aan bij de popart. Dat zat goed, maar het had helemaal niets technisch. Daar was hij thuis mee bezig, in de Biekorfstraat. Toen Beuys dat werk zag, heeft hij hem gezegd dat hij die technische dingskes ook als kunst kon tonen. Het is Beuys die hem heeft gestimuleerd om dat werk te tonen. En het is meteen opgepikt.
‘Panamarenko heeft de kunst in België bevrijd van betutteling.’
In 1966 opende werk van Panamarenko mee de White White Space Galery. Wat voor galerie was dat?
Willemse: Avant-garde, een plek waar internationale kunstenaars als Beuys kwamen, mensen die Panamarenko meteen in het betere segment meetrokken. Beuys nam hem mee naar Duitsland, liet hem in 1972 The Aeromodeller tentoonstellen op Documenta 5 in Kassel. Daarna kwam Jan Hoet, vanaf 1975 directeur van het SMAK in Gent. Die kocht in 1980 The Aeromodeller voor het SMAK en nam Panamarenko mee naar tal van tentoonstellingen. Je kunt dus zeggen dat zijn carrière snel is gegaan, van gewone volksjongen in de jaren 1960 tot de kunstenaar die in de jaren 1970 zijn eerste vliegtuigen al verkocht aan musea in binnen- en buitenland. Daarna is het altijd in stijgende lijn gegaan, tot op vandaag: er is vrijwel niets meer van hem op de markt. De ene helft zit bij verzamelaars, de andere helft bij musea zoals het MoMA in New York, de FondationCartier en de meeste Belgische musea voor hedendaagse kunst. Komt er nog eens een stuk op een veiling terecht, dan wordt dat meteen gekocht.
Wat is de relevantie van Panamareko geweest?
Willemse: Hij heeft de kunst bevrijd van betutteling. Vanaf de jaren 1960 heeft hij alle grenzen doorbroken door te zeggen dat je als kunstenaar je inspiratie overal kunt halen. Er zat in zijn werk ook altijd veel idealisme. Zijn zeppelins en zwevende auto’s zijn de gematerialiseerde vrijheidsgedachte. Hij wilde daarmee ook letterlijk grenzen verleggen, door het individu te laten opstijgen en wegvliegen.
Gaat zijn invloed verder dan België?
Willemse: (glimlachend) Ik denk dat de kunst in Amerika Panamarenko niet nodig had om bevrijd te worden van paternalisme. Zijn invloed buiten België beperkte zich tot een klein circuit, in België was hij bepalend.
Panamarenko genoot zeer van het stilletjes uitdoven, van het nietsdoen. Wat vond hij zelf van deze feestelijkheden voor hem?
Willemse: Eveline heeft hem uiteindelijk wel verklapt dat ze met die verrassing bezig was, ze kon niet anders want hij begon het door te krijgen. Hij was het zeer genegen, hoor, voor hem was dit geen inbreuk op zijn welverdiende rust. Hij heeft zelfs nog een nieuwe editie gemaakt van twee tekeningen. Hij wilde zelf ook wel nog iets doen voor zijn 80e verjaardag.
Lees ook het interview van Knack met de weduwe van Panamarenko:
‘Pana was niet ijdel. Maar hij vond zichzelf wel de beste’
‘Panamarenko Tribute – Around the World in 80 Years’, vanaf 25 februari bij Camp&Campo in Antwerpen. In de vide boven de tentoonstellingsruimte zullen zeefdrukken van Panamarenko te koop worden aangeboden. Deze zomer is er een ontdekkingsparcours langs verschillende Belgische musea. In Mu.ZEE in Oostende loopt nu al ‘Learn to Imitate the Flight of the Birds’. Meer op www.panamarenko.be.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier