Waarom China’s grootste kunstschatten zich in Taiwan bevinden
Dit is het verhaal van vier kunsthistorici die de keizerlijke collecties van China hielpen redden.
Hoe bestaat het dat het summum van de klassieke Chinese kunst in het buitenland te bewonderen is? De stukken verhuisden driekwart eeuw geleden van de Verboden Stad in Peking naar het Nationaal Paleismuseum van Taiwan, een de facto onafhankelijke eilandstaat die weinig voelt voor hereniging met China. Taiwan wil zijn schatten onder geen beding verliezen: landen die anno 2022 artefacten willen ontlenen voor een expo moeten eerst een wet door het parlement sluizen waarin ze de teruggave aan het eiland beloven.
De Brits-Amerikaanse sinoloog, journalist en schrijver Adam Brookes begon een decennium geleden de archieven, dagboeken en reisverslagen uit te pluizen van de mannen – over de vrouwen was weinig te vinden, zo betreurt hij – die daarvoor verantwoordelijk waren. In het boek Breekbare lading schetst hij de odyssee van meer dan een miljoen kalligrafie- en schilderkunstrollen, jade, porselein en bronzen. Ze maakten per trein, schip en vrachtwagen een eindeloze tocht door heel China, en verhuisden in 1949 – net voor de machtsovername van Mao Zedong – naar Taiwan. Bovenal is dit het verhaal van Na Chih-liang, Chuang Yen, Ouyang Daoda en Ma Heng, drie twintigers en een man van middelbare leeftijd. Kunsthistorici die hemel en aarde bewogen om de keizerlijke verzamelingen veilig te stellen.
Woedende burgers dreigden bomaanslagen te plegen op museumtransporten die Peking verlieten.
De schatten van de Verboden Stad zijn in essentie de collecties van de achttiende- eeuwse Qing-keizer Qianlong: hij was een verwoed collectioneur, en het was zijn smaak die bepalend werd voor onze perceptie van Chinese kunst. Vóór de herfst van 1925 had niemand die kostbaarheden ooit gezien. Dit is geen kunstverzameling in de westerse zin van het woord. Veel objecten zijn functioneel: fijn porselein werd gebruikt bij rituelen, bronzen klokken maakten gewijde muziek, kalligrafie diende als moreel en esthetisch voorbeeld, schilderijen verbeeldden het universum, en bronzen potten droegen filosofische inscripties. Kortom, voor de keizer was dit alles de fysieke manifestatie van een hogere kosmische orde waarin hij centraal stond.
Inpakken
Ma, Chuang, Ouyang en Na gaan dertien jaar na de val van het Chinese keizerrijk in 1911 werken voor de Inventarisatiecommissie van de Chinese Republiek (1912-1949), die nagaat wat er in de vele paleizen aanwezig is. De mannen compileren een 28-delige catalogus en toveren de Verboden Stad om tot een museum, dat in de herfst van 1925 zijn deuren opent. Zij het niet voor lang: Japan heeft zich meester gemaakt van het noordoosten van het land, en in 1932 bombardeert het Japanse keizerlijke leger Shanghai, waarbij een gigantische bibliotheek in vlammen opgaat. Hoe zouden de schatten van de Verboden Stad dan veilig zijn?
De nationalistische regering, die in 1928 haar hoofdstad naar Nanjing heeft verplaatst, gelast de evacuatie van de keizerlijke collecties. Er volgen maanden van selecteren en zorgvuldig inpakken, waarvoor vele duizenden kisten nodig zijn. Objecten van geringe historische of artistieke waarde worden verkocht om de kosten te dekken, wat aanleiding geeft tot wilde geruchten. De eeuwenoude erfenis wordt versjacherd, menen velen. Woedende burgers dreigen bomaanslagen te plegen op museumtransporten die Peking verlaten.
Begin februari 1933 vertrekt de eerste trein met 21 wagons naar Shanghai, waar ze zullen worden opgeslagen in de door de Britten bestierde Internationale Concessie. In de hoofdstad Nanjing wordt het transport echter tegengehouden – de regering ziet het als een ‘nationale vernedering’ dat de schatten in gebouwen van buitenlanders worden ondergebracht. Twee weken lang blijven de wagons op de sporen staan, blootgesteld aan de elementen en bewaakt door soldaten die het museum een klein fortuin kosten. Uiteindelijk hakt de steenrijke minister van Financiën, T.V. Song, de knoop door: vernedering of niet, in afwachting van de bouw van een opslagplaats in Nanjing zelf gaan de artefacten naar de Franse Concessie in Shanghai.
Woelige tijden
Het voorval is typerend voor de hele onderneming. Hoewel China het jarenlange transport later vooral als heroïsch zal afschilderen, is het volgens Adam Brookes vaak ‘een verhaal van verwarring en bureaucratische tweestrijd, van wankele improvisatie en beoordelingsfouten. Veel mensen waren bang, bang om de schuld te krijgen, om te falen, om een gewelddadige dood te sterven.’
Het midden van de jaren dertig is sowieso een vreemde tijd. De Japanse aanvallen nemen toe, en tegelijk wil Groot-Brittannië graag een spraakmakende China-expo met stukken uit de Verboden Stad. Hopend op grotere internationale erkenning stemt de nationalistische regering daarmee in, en met 420.000 bezoekers wordt de Londense tentoonstelling in 1935-1936 een groot succes. Ondertussen komt een totale oorlog met Japan (die aan niet minder dan 20 miljoen Chinezen het leven zal kosten) almaar dichterbij. In de afschuwelijke weken voor de val van Nanjing worden 16.000 kisten geëvacueerd. De zeldzaamste stukken gaan in 80 kratten via de Zuidelijke Route naar het verre zuidwesten van het land. Via de Noordelijke Route denderden zo’n 7000 bakken per spoor naar het noordwesten. Het grootste transport verloopt via de Middelste Route, per stoomboot stroomopwaarts over de Yangtze.
Af en toe gleden vrachtwagens vol porselein achteruit de steile bergweg af.
De objecten krijgen met allerlei gevaren te maken: bombardementen, plunderingen door Japanse troepen of bandieten, hondenweer, vochtinsijpeling, ongedierte, slechte wegen, woelige rivieren, rottende steunbalken. En dan hebben we het nog niet over slecht inpakwerk. De ene keer duurt het maanden voordat de seizoensregens een rivier weer bevaarbaar maken, op andere momenten glijden vrachtwagens vol porselein achteruit de steile bergweg af. Op sommige plaatsen liggen de keizerlijke schatten van porselein en jade, van fijne zijde en kwetsbaar papier opgestapeld in fragiele houten bootjes die vanaf de oever worden voortgetrokken. ‘Hun lot is volkomen afhankelijk van de behendigheid van de stuurlieden en de spierbundels van de trekkers, ongeletterde mannen die worden betaald met koperen munten en rijst.’ Tegen eind 1939 hebben ze een veilig onderkomen gevonden: voor een deel in een grot in Anshun, Guizhou, een ander deel in Angu en Emei, in Sichuan.
Ondertussen wil Stalin in het Museum van Oosterse Cultuur in Moskou een Chinatentoonstelling houden. Ondanks protesten van de curatoren vertrekken de geselecteerde artefacten in september 1939 per vliegtuig uit de westelijke provincie Gansu, en vervolgens via Almaty naar de Russische hoofdstad. De expo is zó’n groot succes dat de Sovjetleider – tegen de zin van de Chinese autoriteiten – een vervolg gelast in de Hermitage van Leningrad. In diezelfde periode valt Hitler de Sovjet-Unie binnen, waardoor het tot in september 1942 duurt vooraleer de uitgeleende stukken naar China terugkeren.
Burgeroorlog
Voor Ma, Chuang, Ouyang, Na en de vele anderen die hen bijstaan, eindigt de lange reis van de keizerlijke kostbaarheden niet met de Japanse capitulatie op 15 augustus 1945. De burgeroorlog tussen nationalisten en communisten laait andermaal op. Tegen beter weten in wijden de mannen zich aan hun droom om de schatten terug te brengen naar Peking. Is er in het noorden, oosten en centrum van China überhaupt nog iets van een transportinfrastructuur over? In welke staat verkeert de Verboden Stad zelf? Tussen januari 1946 en maart 1947 worden alle kisten in Chongqing verzameld om ze via de rivier naar het oosten te transporteren. Alleen, vanuit het noorden rukken Mao’s communisten op. Bij bajonetaanvallen, blokkades en omsingelingen van steden vallen opnieuw vele honderdduizenden doden.
In november 1948 wordt op een geheime bijeenkomst in Nanjing – waar Ma, Chuang, Ouyang en Na niet aanwezig zijn – besloten om een evacuatie naar Taiwan voor te bereiden, om te voorkomen dat de keizerlijke collecties in handen vallen van de communisten. Luttele weken later wordt de situatie kritiek. De nationalist Chiang Kai-shek vlucht uiteindelijk naar Taiwan. Met bijna 57 ton goud, onderdelen van het leger, overheidsdossiers en een selectie van de fraaiste artefacten. Die laatste moeten zijn hardnekkige claim bevestigen dat hij – zelfs nu hij verloren heeft – de ware leider van China is, de erfgenaam van China’s intellectuele nalatenschap.
In december 1948 beginnen de evacuaties. Van de 60.000 kisten blijven er uiteindelijk 16.000 in China achter, ingehaald door Mao’s opmars. Chuang en Na vergezellen het transport naar Taiwan, Ma en Ouyang besluiten in China te blijven. De vier bondgenoten zullen elkaar nooit meer zien.
Na en Chuang worden curatoren van het in 1960 gebouwde Paleismuseum in Taipei. Ouyang vestigt zich in Nanjing en Ma wordt ondervraagd, hij moet tal van zelfkritieken schrijven en overlijdt in 1955. Het grandioos vertelde verhaal van deze vier mannen is dat van modern China: de traumatische overgang van keizerrijk naar moderne staat via wereldoorlog en revolutie.