Robbie Cleiren volgt lerarenopleiding: ‘Als acteur sta je toch vooral voor je eigen parochie te preken’

© Joris Casaer
Jeroen de Preter
Jeroen de Preter Redacteur

Omdat acteur Robby Cleiren zijn agenda steeds leger zag worden, bedacht hij een plan B: leraar Nederlands worden. ‘Als er te veel acteurs en te weinig leraren zijn, moet je daar misschien wel je conclusies uit trekken.’

Borgerhout, de donkere dagen voor Kerst. Het is halfnegen ’s avonds, maar in de vertrekken die Robby Cleiren en zijn theatergezelschap De Roovers delen met enkele andere Antwerpse gezelschappen brandt nog licht. Op hun vergadertafel ligt Dwarskijker, een tekst van de Duitse schrijfster Rebekka Kricheldorf die De Roovers volgende lente in zestien Vlaamse schouwburgen opvoeren. In afwachting daarvan kunt u Cleiren nog aan het werk zien in Holly, de nieuwe film van Fien Troch, en in Rough Diamonds, een reeks van Netflix en de VRT.

Voor mij, 50-plusser, mannelijk en wit, gaan de deuren minder makkelijk open dan vroeger.

Om maar te zeggen: Cleiren heeft het bijna voorbije jaar niet stilgezeten. ‘Maar’, zo stelt hij vast, ‘het aantal speelmogelijkheden wordt schaarser.’ Hoe dat komt? Hij verwijst onder meer naar de overheidssubsidies.

‘De middelen van onze schouwburgen en culturele centra worden schaarser, waardoor ze scherpere keuzes moeten maken. Natuurlijk zijn de middelen van de overheid niet eindeloos, en natuurlijk zijn er ook in de zorg en het onderwijs grote tekorten. Maar vertel me alstublieft niet dat er géén geld is. De luchthaven van Deurne krijgt miljoenen aan subsidies. Tegelijk was er volgens de Antwerpse cultuurschepen geen 700.000 euro om de komende drie jaar projectsubsidies te geven aan nieuwe culturele initiatieven. Op die manier ontneem je de jongste generatie de kans om iets nieuws uit te bouwen en desnoods een keer te mislukken. Die kansen hebben wij met De Roovers nog wel gekregen. Toen we in 1994 debuteerden, was Eric Antonis hier cultuurschepen. Cultureel gezien was Antwerpen een bruisende stad, met een brede waaier van platformen waarop je je ding kon doen. Ik ben daar oprecht dankbaar voor. Veel theatermakers hebben in die jaren veel meer speelkansen gekregen dan de nieuwe generatie.’

Zijn vandaag de kansen ook voor uw generatie beperkter geworden?

Robby Cleiren: Ik denk dat toppers als Els Dottermans of Tine Embrechts je hetzelfde zullen vertellen. Je kunt ons vergelijken met ijsberen die van de ene ijsschots naar de andere zwemmen. Maar als het ijs blijft smelten, wordt de afstand tussen de ijsschotsen op een gegeven moment te groot. Ik krijg nog best wel wat aanbiedingen, maar ze zijn niet altijd even interessant. En waar ik helemaal geen zin in heb, is cynisch worden en de rest van mijn carrière zitten zagen en klagen op café.

Dus schreef u zich in voor de bacheloropleiding tot leraar Nederlands.

Cleiren: Ik heb ook andere opties overwogen. Tijdens de lockdowns heb ik vaak geluisterd naar de podcasts in de reeks Geschiedenis voor herbeginners. Die spraken me zo aan dat ik dacht: ik moet iets dergelijks gaan doen. Het sluit ook wel aan bij wat ik de afgelopen dertig jaar heb gedaan: mensen met veel geestdrift proberen mee te nemen in een verhaal. Daarom heb ik ook even met de gedachte gespeeld om aan de universiteit geschiedenis te gaan studeren. Alleen: die studie duurt vier jaar. Anders dan dertig jaar geleden is mijn tijd niet langer eindeloos. (lacht) De opleiding tot leraar Nederlands duurt maar twee jaar.

Bovendien had ik, dankzij mijn vrouw, gezien wat je als leraar vandaag kunt betekenen. Ze heeft tijdens de corona-epidemie een tijd Nederlands en Engels gegeven in Merksem, in een heel diverse school. Daar ging een wereld voor haar open. Natuurlijk wist ik daarvoor al dat wij in een bubbel leven van mensen die allemaal de juiste boeken lezen en de juiste voorstellingen bekijken. Ik wil daar ook niet minnetjes over doen. Ik zou niet dertig jaar lang theater hebben gemaakt als ik daar niet keihard in geloofde. Maar je kunt niet ontkennen dat je vooral voor je eigen parochie staat te preken.

In die zin kun je als leraar misschien wel meer het verschil maken. Een goede leraar kan voor een leerling een wereld openen die anders voor hem gesloten was gebleven. En natuurlijk speelt er ook wel een soort maatschappelijke realiteit mee. Wij, acteurs, vissen met veel in een steeds kleiner wordende vijver. Als er te veel acteurs en te weinig leraren zijn, moet je daar misschien wel je conclusies uit trekken.

Voor de acteurs was corona een drama. Zijn de podiumkunsten die crisis helemaal te boven gekomen?

Cleiren: Het is al even geleden dat ik zelf op een podium heb gestaan, maar voor zover ik weet werkt die crisis nog altijd door. Dat is toch wat de culturele centra vertellen. Die hebben doorgaans een wat ouder publiek, dat sinds de crisis de weg niet makkelijk terugvindt. Tegelijk zit je met een jonge generatie, die heel moeilijk te verleiden is en heel andere verwachtingen heeft. Veel schouwburgen proberen daarop in te spelen en brengen een diverser aanbod. Daar heb ik trouwens alle begrip voor. De podiumkunsten zijn altijd gedomineerd door de mannelijke, witte stem. Het is goed dat we vandaag proberen om ook de andere stemmen te laten horen. Maar voor mij, 50-plusser, mannelijk en wit betekent het dat de deuren minder makkelijk opengaan dan vroeger. Ik zou daartegen kunnen strijden, maar ik weet niet of dat zo zinvol is.

Een variant op die strijd moest u leveren toen u vorig jaar als docent aan het Antwerpse conservatorium stukken uit de Oresteia van Aischylos liet opvoeren. Volgens een deel van de jury was dat problematisch vanwege de misogynie en de toxische mannelijkheid in het stuk.

Cleiren: Daar ben ik toen echt van geschrokken. We hebben dat stuk gebracht net nadat de oorlog in Oekraïne was uitgebroken. Er bestaat geen beter pleidooi tegen oorlog dan de Oresteia. Het stuk laat bijvoorbeeld zien hoe oorlogen nooit zomaar voorbijgaan. Ze blijven voortleven in de volgende generaties. Denkt u dat de kinderen die vandaag in Palestina leven de oorlog over vijftig jaar vergeten zullen zijn? En hoelang heeft het geduurd voor wij Vlamingen het Duits niet automatisch met de nazi’s associeerden? Maar goed: een aantal van mijn collega’s had problemen met het toxisch mannelijke gedrag in dat stuk. Ze vroegen zich af of we dat soort werken vandaag nog wel moeten tonen op toneel. Ik wil daar gerust over nadenken en daar gesprekken over voeren. Hebben we een ander narratief nodig? Misschien wel. Maar je kunt er ook niet naast kijken dat oorlog vandaag nog altijd gevoerd wordt door toxische mannen als Vladimir Poetin.

Misogynie en toxische mannelijkheid vormen een rode draad door de literatuurgeschiedenis. Is dat een reden om ze niet meer te lezen?

Cleiren: Dat zou ik erg spijtig vinden. Ik zal te allen tijde voor die klassiekers blijven opkomen. Maar tegelijk is er ook een stemmetje dat zegt: hold on tightly, let go lightly. Op zich heb ik geen problemen met dit soort radicale visies, zeker niet als ze van jonge mensen komen. In die radicaliteit zit vaak een energie die je nodig hebt om dingen te veranderen. Ik wil die radicaliteit om die reden zelfs omarmen. Maar ik zou het wel jammer vinden als we dat gesprek niet meer kunnen voeren en als we niet meer van mening mogen verschillen.

Ik vind dat de klassieken ons nog relevante, mooie dingen te vertellen hebben, en dat het de moeite waard is om ze nog te spelen en te lezen. Ze vormen ook de humus waaruit nieuwe dingen kunnen groeien. Het zal wel af en toe voorkomen dat iemand een prachtig boek schrijft zonder ooit een klassieker te hebben gelezen. Maar veel vaker zie je dat nieuwe meesterwerken komen van iemand die de traditie echt kent. Ik las onlangs Het achtste leven van Nino Haratischwili. Dat is van het beste dat ik de afgelopen twintig jaar geleden heb gelezen. En je weet gewoon: die heeft haar Dostojewski en haar Tolstoi gelezen. Ik wil luisteren naar mensen die die hele traditie verwerpen, en mij wijzen op de blinde vlekken die ik ongetwijfeld heb als witte, al wat oudere man die is opgegroeid in dat systeem. Maar mag ik om die redenen de traditie niet verdedigen?

‘Als acteur sta je toch vooral voor je eigen parochie te preken. Als leraar kun je misschien meer het verschil maken.’
‘Als acteur sta je toch vooral voor je eigen parochie te preken. Als leraar kun je misschien meer het verschil maken.’ © Joris Casaer

De kwestie zal u niet loslaten als u straks leraar Nederlands bent. Heeft het zin om pubers van nu met die oude teksten te confronteren?

Cleiren: Dat denk ik wel. Maar of ik ze er warm voor kan maken, is natuurlijk een andere vraag. De afgelopen maanden heb ik als docent Lucifer van Vondel gelezen met de eerstejaars van het conservatorium. Een heel moeilijke tekst, maar je merkt wel dat er een aanknopingspunt is met een cultuur die ze heel goed kennen. Dat metrum is sterk verwant met rap. Ik hoorde dat Michaël De Cock, artistiek leider van de KVS, tijdens corona enkele lessen gegeven had in een superdiverse school in Brussel. Michaël heeft met die jonge mensen stukken uit de Odyssee gelezen. In de kern is dat het verhaal van iemand die er na een oorlog tien jaar over doet om terug naar huis te keren. Veel van die jonge mensen in Brussel kunnen zich daar wel iets bij voorstellen.

Jongeren herkennen in Vondel een cultuur die ze heel goed kennen. Zijn metrum is verwant met rap.

Dat impliceert wel dat ze er iets van begrijpen. Volgens de PISA-resultaten is begrijpend lezen meer dan ooit probleem.

Cleiren: Dat is natuurlijk erg zorgwekkend. Begrijpend lezen is de sleutel tot het begrijpen van de wereld. Ik hoorde onlangs een wiskundelerares vertellen dat ze veel tijd verloor omdat sommige leerlingen de opdracht niet meer begrijpend kunnen lezen. Je houdt je hart vast voor de samenleving waarin hele groepen dat niet meer kunnen. Schrijver Adriaan van Dis vertelde onlangs over de Afsluitdijk in Nederland, en hoe de renovatie daarvan miljarden meer had gekost dan gepland. Uit het onderzoeksrapport bleek dat die meerkosten waren ontstaan omdat de uitvoerders de opdracht niet goed hadden gelezen.

Hoe verklaart u die tanende leesvaardigheid?

Cleiren: Ik ben natuurlijk geen expert, maar ik zie wel enkele mogelijke verklaringen. Begrijpend lezen leer je door het veel te doen. Maar het is niet alleen ontlezing. Voor zover ik het begrijp, heeft het onderwijs de afgelopen decennia vooral ingezet op taalvaardigheid en minder op grammatica. Dat was een vergissing, denk ik. Je kunt een zin pas echt begrijpen als je weet wat het onderwerp is, en wat bijvoorbeeld het verschil is tussen een hoofdzin en een bijzin. Ik weet het, zinsontleding is niet leuk – ik moet er mij voor die bachelor opnieuw in verdiepen – maar het is wel essentieel.

Dat merk ik ook als ik met mijn studenten zo’n moeilijke tekst van Vondel lees. Je kunt die zinnen pas begrijpen als je de structuur, zeg maar de wiskunde van de taal, doorgrondt. Ik denk dat je als leraar ook niet in de val van de onderschatting mag trappen. Ik herinner mij heel goed een leraar Nederlands die elke les begon met een gedicht. Soms waren dat gedichten in het Italiaans of Spaans. Daar verstonden wij natuurlijk nauwelijks een woord van, maar hij zei: ‘Luister naar de klank, het ritme en de melodie.’ Dat ben ik me blijven herinneren, misschien ook wel omdat het een teken was dat hij ons au sérieux nam.

Mijn herinneringen aan de klas van 35 jaar geleden zullen me niet veel helpen in de klassen van vandaag, dat besef ik ook wel. Toen ik op de schoolbanken zat, kregen we een lijst van boeken die iedereen gelezen moest hebben. Dat gaat niet meer, omdat je met superdiverse klassen zit waarin de leesniveaus te verschillend zijn. Tijdens mijn opleiding leerde ik al over een methode om die verschillende leesniveaus te meten. Bij iemand die nog niet verder kwam dan een strip of een songtekst, moet je ergens anders vertrekken dan bij iemand die al een halve bibliotheek aan jeugdromans heeft gelezen.

Misschien nog problematischer dan de diversiteit is die zogenaamde ‘aandachtscrisis’. Begrijpend lezen vergt concentratie, en die staat voortdurend onder druk.

Cleiren: Die crisis treft ons allemaal. Voor de serie Rough Diamonds, waarin ik een Jood speel, ben ik me in de Joodse wereld gaan verdiepen. Die mensen zijn niet minder dan wij met hun smartphone bezig. Zelfs in de synagoge. Maar dan is het zaterdag, sabbat, en mogen ze hun telefoon niet aanraken. Dat bracht me op het idee: op zaterdag zet ik mijn telefoon ook uit. Wie mij echt nodig heeft, weet me wel te vinden.

Het effect op mijn concentratie is enorm. Ik lees dan met een overgave die ik al lang niet meer had meegemaakt. Het lijkt me nogal vanzelfsprekend dat een toestel dat constant naar je aandacht hengelt een hinderpaal is bij het leren. Philip Brinckman, de onderwijsexpert die directeur is in een college in Turnhout, vertelde dat de smartphone in zijn klassen verboden is. Nog interessanter vond ik dat ze in die school aan leerlingen die de school verlaten vragen welke regels veranderd moeten worden. Niet één leerling noemde het smartphoneverbod. Met andere woorden: ze beseffen zelf dat die constante prikkels niet goed voor hen zijn. Ik denk dat de meeste mensen dat wel weten. Alleen zijn die dingen ook verschrikkelijk verslavend. Als ik op de trein zit, zie ik alleen nog maar mensen naar een schermpje staren. Onlangs zag ik op de trein nog eens iemand die een papieren krant aan het lezen was. Ik was verbaasd, en zocht naar de mens achter die krant. Het bleek schrijfster Kristien Hemmerechts te zijn. (lacht)

Een overstap van het acteren naar het lesgeven lijkt op het eerste gezicht niet zo radicaal. In de twee gevallen is het een soort performance, waarbij de performer zijn publiek moet meekrijgen. Het verschil is dat je na de performance in de klas doorgaans geen applaus krijgt.

Cleiren: U wilt weten of ik dat applaus zou missen? (lacht) Wel, natuurlijk is een oprecht applaus altijd fijn. Het is een soort beloning. Maar daarvoor doe ik het niet. Wat ik van mijn bestaan als acteur het meest zou missen is het proces, denk ik. Samen met mensen een tekst bespreken. De gedachtewisseling. Nadenken over de vraag: hoe gaan we die tekst brengen? Daar krijg ik nog altijd energie van. Wat ik waarschijnlijk ook danig zou missen is het ‘live evenement’ dat toneel ook is. Ik bedoel daarmee de gedachte dat je een verhaal gaat vertellen in pakweg Strombeek-Bever, en dat mensen op tijd eten en zich haasten om naar dat verhaal te komen luisteren. Dat heeft bijna iets religieus, in de letterlijke, etymologische zin dat het gaat over religare, weer verbinden. Die verbinding is in deze tijden ook meer dan ooit nodig. En die zal ik, meer dan het applaus, missen.

De Roovers vieren volgend jaar hun dertigjarige bestaan. Wordt dat meteen ook het eindpunt?

Cleiren: In de huidige vorm, met dezelfde vier oude rakkers, zal het misschien niet meer zo lang bestaan. Maar De Roovers is altijd een huis met vele deuren geweest, waar veel jong volk passeert. Ze komen de voorstellingen echt mee-maken. Ik hoop dat een paar jonge spelers de mogelijkheden zien van onze structuur en zeggen: wij komen mee aan het roer staan. Of: we nemen het over en doen er op onze manier iets nieuws mee. Als ze daarin nog een plek voor mijn kompanen en mij zien, doen we graag mee.

Voor een toxisch mannelijke rol mogen ze u altijd bellen?

Cleiren: Voilà. That’s where I come in. (lacht) Maar als ze zeggen: wij hebben jullie niet nodig, dan is het ook goed. Geen probleem. Ik zou het vooral fijn vinden als die structuur blijft bestaan, maar ik steek er mijn hand niet voor in het vuur. Ik vrees dat we na de verkiezingen nog een stukje verder naar rechts zullen opschuiven, en dat cultuur het nog lastiger zal krijgen om haar plek te verdedigen. Ik zal dat wel altijd blijven doen. Misschien als amateur, in de ware zin van het woord: iemand die iets doet omdat hij liefheeft. Maar het kan ook als leraar Nederlands, die de volgende generatie wijst op de waarde van toneel en literatuur. De rare kwiet, die minstens een paar jongeren zich zullen herinneren als degene die een poging deed om de deur naar een andere wereld te openen. Dat is een rol die ik nog graag wil spelen.

Robby Cleiren

1971: Geboren in Antwerpen.

1994: Voltooit de theateropleiding Dora van der Groen aan het Antwerpse conservatorium.

1994: Richt samen met Sara De Bosschere, Luc Nuyens en Tom Van Dyck De Roovers op. Met hen maakte hij sindsdien meer dan 60 voorstellingen, waaronder het succesvolle Van de brug af gezien (2002).

1995-nu: Speelt rollen in tientallen tv-reeksen en films, onder meer Matroesjka’s (2005), Witse (2006), De helaasheid der dingen (2009), Clan (2012), The Broken Circle Breakdown (2012) en Holly (2023).

Is gastdocent aan het Conservatorium van Antwerpen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content