Terugblik op Jazz Bilzen: de rave van de Vlaamse boomergeneratie

Jazz Bilzen 1973: wie bedacht in hemelsnaam prikkeldraad tussen het podium en de weide? © Belga
Walter Pauli

De terugkeer van geïmproviseerde raves tussen de reguliere festivals roept herinneringen op aan Jazz Bilzen. Missen we de rommelige vrijheid?

Deze zomer hebben de grote festivals even de aandacht moeten delen met enkele raves, wilde muziekfestivalletjes die geen officiële vergunning hebben. Dat had nieuwswaarde voor de media, maar voor de Antwerpse hoogleraar en cultuursocioloog Walter Weyns (°1958) zijn zulke raves helemaal niet nieuw. ‘Mensen hebben behoefte aan een vrijplaats waar ze ongegeneerd zichzelf kunnen zijn’, zegt hij in De Standaard. ‘We leven in een maatschappij die probeert mensen te beschermen tegen allerlei ongerief. Nog nooit zijn er zo veel regels geweest als vandaag.’ Ook op de festivals: ‘Alles wordt in goede banen geleid met dranghekken, afsluitingen, codes en controles.’ In zijn jonge jaren was dat nog anders. ‘Jazz Bilzen was een wonderlijk fenomeen. De organisatoren improviseerden. Soms liep het uit de hand, met felle reacties tot gevolg. Denk aan Woodstock: echt álles is daar fout gelopen. Toch is het voor velen een groot moment in hun leven geweest.’ Misschien rukken ravende jongeren zich bovenal los van de commercie, op zoek naar wat schuurt en rafelt. Zoals ooit de jazz en de rock begonnen.

Jazz Bilzen vond plaats van 1965 tot 1981. Voor de fusie van 1977 is Bilzen een provinciestadje van 7000 inwoners. Fons Coch, leraar Frans aan het Sint-Lambertuscollege, is er de nieuwe, jonge voorzitter van het Vlaams-katholieke Davidsfonds. Voor de 11 juliviering van 1965 wil Coch ‘iets anders dan volksdansen’, aldus popkenner Jan Delvaux in zijn podcast De Dikke Delvaux. Om zijn culturele vernieuwing enig cachet te geven, kiest Coch voor jazz. Er mag ook wat rock bij.

In de beginjaren stond er een eucharistieviering op het programma.

‘Cochs plannen waren zo ambitieus dat 11 juli niet werd gehaald’, zegt Delvaux. ‘Het werd 5 september.’ Bovendien is de revelatie van het nieuwe festival geen jazzcombo maar folkzanger Ferre Grignard. ‘Met amper 1000 frank slaagt BRT-producer Paul Bessemans erin Grignard uit het Antwerpse café De Muze te sleuren en hem naar Limburg te lokken.’ Bessemans: ‘Grignard was een baardige jongeman met een fietsbril, slordige haren en een vuile trui en broek.’ Zijn optreden in Bilzen slaat aan. Volgens de kranten reageert het publiek ‘steeds heviger, feller en uitgelatener’. Delvaux: ‘Er wordt aan de omheining geschud en zelfs met stoelen gegooid.’ Het brave Limburg staat op z’n kop.

Condooms uit Holland

Vanaf die eerste editie steken ook zeer diverse problemen de kop op, vooral van organisatorische en financiële aard. Ze zullen nooit verdwijnen. Historicus Koenraad Nijssen wijdt er in 2009 een dik boek aan: Jazz Bilzen (1965-1981), tijd voor muziek (en zoveel meer). Hij weet de tijdgeest perfect te vatten: kleurrijk en woelig, tegelijk ambitieus en provinciaal, en naar hedendaagse standaarden onwaarschijnlijk geïmproviseerd.

Maar wanneer Grignard enkele maanden na zijn optreden in Bilzen een hit scoort met Ring Ring I’ve Got to Sing, is ook de reputatie van Jazz Bilzen gevestigd. Pop en rock worden belangrijker dan jazz, maar de naam blijft. In Bilzen spreken ze die niet uit op z’n Engels maar op z’n Limburgs: ‘Zjas.

‘Vervangingsact’ Ike & Tina Turner in1975. De gage van 550.000 frank werd cash afgeleverd op de luchthaven van Zaventem. © Belga

Stiptheid zal nooit het sterkste punt zijn van de organisatie. Zo sluit het toen al meerdaagse festival in 1972 op vrijdag af om 4 uur in de ochtend, op zaterdag om 5 uur en op zondag om 3 uur. Bilzenaars die niet tegen nachtlawaai kunnen, weten dat ze tijdens het festival het best naar zee trekken. De middenstand verdient hopen geld aan de festivalgangers. Anarchie en commerce gaan hand in hand.

De organisatie zal altijd amateuristisch blijven, ook letterlijk: Jazz Bilzen wordt gerund door liefhebbers. Leerkracht Fons Coch krijgt hulp van collega’s uit het onderwijs, enkele cafébazen, een apotheker, de lokale fotograaf en de uitbaters van een wasserette en een elektrozaak, een drankenhandelaar, een moderne priester enzovoort. Jazz Bilzen is een community event nog voor de term is uitgevonden.

De enige echte opposant is André Bodvin, tegelijk politiecommissaris en brandweercommandant. Hij beschikt over slechts één veldwachter en drie oudere agenten en vreest dat het moeilijk zal zijn om het festival onder controle te houden. De tijd zal hem gelijk geven.

In de beginjaren spant de organisatie zich nochtans in om alles clean en netjes te houden. In het midden van de jaren zestig is de bevolking van Bilzen in sociologisch opzicht vooral cultureel katholiek. Vandaar dat Jazz Bilzen mogelijk het enige belangrijke festival was met een eucharistieviering op het programma. De organisatie voorziet ook in ‘gescheiden slaapplaatsen voor jongens en meisjes’. Een andere leraar van het college, Piet ‘Pierke’ Vanrusselt, wordt aangesteld als ‘zedenmeester’. Als ervaren surveillant weet Vanrusselt van wanten: ‘We hebben een paar Hollanders gepakt die leurden met condooms. Dat kenden ze nog niet bij ons.’

Limburgse Birkin

Het is vergeefse moeite. Als jonge festivalgangers ineens een duik nemen in de Demer, kunnen de organisatoren alleen maar toekijken. Ze weten wel vaker niet wat ze zien, en vooral niet hoe te reageren. Nijssen citeert in zijn boek uit het verslag van BRT-producer Bessemans, wiens aandacht blijkbaar is getrokken door een Limburgse Jane Birkin: ‘Loshangende, lange haren. Bluejeans, hemdbloes in een knoop boven de blote navel toegeknoopt. Een strak modelletje, engelengezichtje. Met de fles boven het hoofd zwaaiend, begon een opwindende buikdans. Jongeren staarden gefascineerd naar het oog in haar buik en sloegen de maat. Dan stokt het blonde wicht. Trillend. Bezweet. En met één zwaai begoot ze haar mooie lijf met een lange straal wijn. En plots, als een gewraakte godin, viel ze krampachtig neer en scheurde de bloes van haar lijf, terwijl ze de rest van de wijnkruik weldadig over haar naakte borsten deed neerstromen.’ Nuchter noteert de historicus: ‘De producer verliest even het noorden.’

In de organisatie zitten leerkrachten, cafébazen en een priester. Jazz Bilzen is een community event avant la lettre.

Hoe harder de organisatoren hun best doen en hoe bekender de namen op de affiche zijn, hoe duidelijker het wordt dat het jonge publiek zich niet meer bij het handje laat vasthouden. In 1967, the summer of love, verkoopt hoofdsponsor Humo tijdens het festival een geparfumeerde editie van het tijdschrift: ‘Sla Humo open en ruik de bloemen van Bilzen.’ Op de cover staat een bloementekening: ‘In Bilzen bloeit de beat.’ Om de ‘lieve Bilzen-fans’ vanuit heel Vlaanderen naar het verre Limburg te krijgen, legt Humo speciale Love In-bussen in.

Het is nochtans niet al flowerpower wat de klok slaat. Wannes Van de Velde wordt tijdens zijn optreden met kiezels bestookt en stormt verontwaardigd het podium af. Wanneer Boudewijn de Groot Mijnheer de president aanheft, maken festivalgangers hem uit voor communist en fascist. Iemand steekt een groot stuk karton in brand: ‘Hamer en sikkel zijn gelijk aan de H-bom’, staat erop. Je kunt je afvragen of zo’n bord ter plekke is gemaakt dan wel of rechts-extremisten het optreden hebben gekaapt: in het nabijgelegen Tongeren is in die jaren een potige kern van de Vlaamse Militanten Orde (VMO) actief. Het moderne heimatlied Het land van Maas en Waal wordt dan weer massaal meegezongen, zelfs gebruld. Achteraf heeft De Groot het sarcastisch over ‘een bijzonder prettig optreden’.

The Damned begon zijn optreden met de zin ‘This is Bilzen, not Bergen-Belsen.’

Het is een pijnlijke maar reële vaststelling: love met het lief lijkt belangrijker dan peace voor de mensheid. Het lijkt er zelfs op dat Jazz Bilzen met zijn waaier aan workshops de jeugd wil aanporren maatschappijkritisch te zijn of te worden. Het merkwaardigste plan van de organisatie is wat Nijssen in een verloren paragraaf in zijn boek omschrijft als ‘een kilometer hoge constructie in het zwerk’. Fons Coch droomt ervan op de markt in Bilzen een langwerpige ballon te doen verrijzen, in flowerpowerkleuren en met vredesmotief, van, jawel, één kilometer hoog. Op dat moment is de Empire State Building (381 meter) nog het hoogste gebouw ter wereld, en zelfs de Burj Khalifa in Dubai (828 meter) had niet kunnen tippen aan het Bilzerse gevaarte. Tussen droom en daad staan – gelukkig – praktische bezwaren. De rij trucks met gas om de ballon te vullen zouden een file van minstens vijftien kilometer hebben veroorzaakt, de afstand Hasselt-Bilzen. Om nog maar te zwijgen van het waanzinnige veiligheidsrisico in een tijd waarin iedereen overal rookte en de peuken achteloos wegsmeet. De vonk van Coch sloeg niet over.

Gehavende schedels

Zulke surrealistische plannen waren kenmerkend voor die periode: door buiten de lijntjes te kleuren kon je dingen realiseren die tot dan toe ondenkbaar waren. In die zin is het helemaal niet vreemd dat mensen Jazz Bilzen vergelijken met Woodstock, het legendarische muziekfestival dat van 15 tot 18 augustus 1969 in Bethel, New York ruim 400.000 toeschouwers aantrekt. Op elke opname van Woodstock hoor je de organisatoren voortdurend jammeren en het publiek waarschuwen: ‘We are taxing the systems.’ Festivals als Woodstock en Bilzen zijn een voortdurende uitdaging van de geluidsinstallaties, van de opvangcapaciteit, zelfs van Het Systeem. Optredens zijn korter of langer dan gepland. Zangers en groepen komen niet of onaangekondigd. Het publiek doet een beetje wat het wil.

1971. Tijdens een rel tussen brandweerlui en festivalgangers vallen tien gewonden. © Belga

Ook op Jazz Bilzen wisselen uitstekende optredens en waanzinnige taferelen elkaar af. Wie niet houdt van verrassingen, blijft er beter weg. Zo heeft het festival in 1967 een wereldprimeur: de Britse band Procol Harum geeft er zijn eerste concert ooit. De legendarische song A Whiter Shade of Pale valt dus voor het eerst live te horen in Limburg.

Heel anders is het in 1970, wanneer hoofdact Golden Earring niet wil spelen na een ruzie over de kwaliteit van de muziekinstallatie. In 1971 stuurt Elton John gewoon zijn kat. Improviseren helpt dan weleens. In 1974 wordt Lou Reed vlak voor het festival ziek. Vanuit Bilzen bellen de organisatoren in allerijl iedereen die ze kennen. En zo vernemen ze dat Ike & Tina Turner in Europa zijn. Natuurlijk moet Jazz Bilzen betalen wat zij vragen. In allerijl wordt een koffer met 550.000 frank (13.750 euro) in contanten naar Zaventem gebracht. Met haar stampende soul doet Tina Turner de festivalweide kolken van enthousiasme.

Zo goed loopt het niet altijd af. Zeker in 1971 zijn er stevige rellen, zo leert het verslag in Het Belang van Limburg: ‘Zondagavond, rond middernacht, raakten enkele honderden jongelui er in gevecht verwikkeld met een vijftiental leden van de brandweer. Die waren opgeroepen om een “kampvuur” op de wei te blussen, omdat ook festivalstoeltjes aan het vuur werden “geofferd”. Balans: een tiental gewonden.’ Onder hen zowel brandweermannen als toeschouwers, maar ook blueszanger Dave Kelly. Commissaris Bodvin heeft een stoel tegen zijn hoofd gekregen ‘van een rosse die ik heb opgepakt’. Vooral de beslissing om tussen het podium en het publiek een paar rijen prikkeldraad (!) te plaatsen, is vragen om moeilijkheden. En om geweld. Het lachen vergaat de organisatie al helemaal wanneer in 1975 het lichaam van een drugsdode wordt gevonden.

De wereld wordt grimmiger. In 1977 noteert de krant Vooruit: ‘Donderdag was het Punkdag. Een hek werd afgebroken en de zanger van The Clash voelde wat voor een robbertje vechten met de jongeren van de eerste rijen.’ De in pikzwart pak gehulde Elvis Costello stoort zich aan de prikkeldraad en roept na ‘een boze set’ (aldus Humo) tot het publiek: ‘Tear the fuckin’ fence down!’

Het is slechts de voorbode van meer trammelant. De Britse punkband The Damned gaat helemaal in overdrive. Na de openingszin ‘This is Bilzen. Not Bergen-Belsen!’ volgt weliswaar een ‘formidabele show’ met ‘mitraillerende muziek’, maar de security en haar waakhonden doen het punkpubliek flippen: ‘Het was een angstaanjagend gezicht: jongelui die zich de handen in het bloed reten aan de scherpe draad, de betonnen palen die heen en weer wiegden als riet in de wind. En boven en in dat geweld, een regen van colablikjes in de richting van pers en podium. Gehavende schedels en schrik alom: er zat haat in de lucht.’

Twee jonge programmators: Herman Schueremans en Jan Coch. © Belga

Businessmodel

Het festival heeft zichzelf overleefd. Maar dit is niet de muziek, niet het publiek en niet de samenleving die de nog altijd idealistische maar stilaan oudere organisatoren willen. Het lot van Jazz Bilzen is bezegeld. Er bestaat een merkwaardige foto waarop Jan Coch (zoon en opvolger van Fons Coch als organisator) ogenschouw neemt van het gebeuren op Jazz Bilzen, samen met een jonge nieuwe collega. Herman Schueremans is zijn naam.

In 1981 valt het doek voor Jazz Bilzen. De jaren tachtig zijn aangebroken: een slecht decennium voor losers, maar een gouden epoque voor durvers die hun zaakjes op orde hebben. De organisator wordt een ondernemer, het festival een product. Het is een ijzersterk businessmodel.

En er blijft sowieso altijd plaats voor durvers en dromers. Ergens in een weide bij een beek laten ze boxen, bier, wijn en de rest aanrukken. En weer bouwen ze net zo’n gammel podium als dat waarop Procol Harum 55 jaar geleden zong: ‘The crowd called out for more.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content