In een Italiaans ziekenhuis overleed Oliviero Toscani. Het Nederlandse blad De Groene Amsterdammer noemde de fotograaf met een hoge dunk van zichzelf en een mindere van de mensheid een ‘heerlijk zieke geest’.
Het enfant terrible komt uit Milaan. Zijn vader werkt als fotograaf bij de krant Corriere della Sera. Oliviero krijgt op zijn zesde een eerste camera. ‘Aan de keukentafel ging het altijd over fixeervloeistof voor foto’s’, vertelt zus Marirosa later, die ook voor pa’s stiel kiest. Op zijn vijftiende gaan de drie naar de (her)begrafenis van Benito Mussolini. De knaap fotografeert het benepen gezicht van de weduwe van de duce. ‘s Anderendaags opent de Corriere met dat beeld.
Billen
De familie stuurt Oliviero naar de Kunstgewerbeschule van Zürich. ‘Met reclame- en productfotografie viel veel geld te verdienen, dat moest mijn broer leren’, zegt Marirosa. Na die prima opleiding begint hij in de muzieksector en wringt zich dan de modewereld in. ‘Daar waren de budgetten veel groter’, aldus Oliviero. De man staat altijd op zijn strepen: hij wil alleen met modellen uit Parijs werken, met de beste visagisten en stylisten. En: hij, niemand anders beslist.
In 1972 produceert Toscani als artdirector een mannennummer van het Italiaanse Vogue met alleen Afro-Amerikaanse modellen. Heibel alom. Even later vormen de billen van zijn lief in een veel te krap jeansshortje het campagnebeeld van het merk Jesus. Op haar derrière de tekst: ‘Wie mij liefheeft, volge mij.’ Alle Italiaanse pilaarbijters willen hem villen op het Sint-Pietersplein.
De Milanees krijgt iedereen met naam voor zijn lens, van Andy Warhol over de jonge Silvio Berlusconi tot Mick Jagger. ‘Fotograferen,’ declameert hij, ‘is als schrijven met licht. Net zoals God.’ Maar ook: ‘Claudia Schiffer? Zo opwindend als een wasmachine. Daar maakt iedereen goeie shoots mee. Ik maak zelfs mooie beelden van de lelijke burgemeester van Casale.’ In diens Toscaanse dorpje koopt hij einde jaren zestig een domein met uitzicht op zee. Het wordt geleidelijk een landgoed van 120 hectare met een gigantische studio en later paarden, wijnstokken en olijfbomen.
‘Claudia Schiffer? Zo opwindend als een wasmachine.’
Zatlappen
In 1982 begint hij als artdirector voor de kledinggroep Benetton. De legendarische campagnes – altijd groot, dubbele pagina’s, enorme billboards – tonen geen kleren of mode, maar een non die een pater kust, parende paarden, bebloede soldatenkleren, een creperende aidspatiënt. En ergens in een hoekje staat United Colors of Benetton. Dat mag per jaar bijna 90 miljoen euro kosten. Ophef rond een serie met gedetineerden in Amerikaanse dodencellen loopt dermate uit de hand dat Toscani in 2000 moet opstappen.
Hij glorieert nu in musea wereldwijd, haalt gigantische overheidsopdrachten binnen, publiceert als een bezetene, militeert even bij politiek links en blijft controversiële campagnes bedenken. Met migrantenbootjes of een Frans fotomodel (ze overlijdt even later) gruwelijk geteisterd door anorexia. Twee jaar keert hij nog terug naar het kwakkelende Benetton. Wanneer in Genua de Morandi-brug instort met 43 doden – de Benettons zijn er beheerder van – roept hij vilein: ‘Ach, die brug. Wie geeft daarom?’ Toscani moet door het stof, excuseert zich voor één keer en vertrekt weer bij Benetton.
De societyman doet verder waar hij goed in is: het schofferen van half Italië. Venetianen zijn volgens hem ‘atavistische zatlappen’. De kerk een ‘sadomasochistische club’. Premier Giorgia Meloni? ‘Lelijk, vulgair en achterlijk.’ Haar compagnon de route Matteo Salvini, ‘een hoer van twee cent’. Allemaal geen smaad, beweert de man, veeleer correcte omschrijvingen.
Twee jaar geleden stellen artsen bij Toscani ongeneeslijke amyloïdose vast, de opstapeling van proteïnen in weefsel. De meest gelauwerde fotograaf ooit reageert zen. ‘Ik dacht dat ik altijd jong kon blijven, maar op een dag stond ik op en bleek helaas een zieke man van in de tachtig.’