In memoriam, de aanplakzuil: ‘De stadsreliek die overal bij was’

Niels Geybels. ‘Toen ik de affiche van Nick Cave opplakte, © Saskia Vanderstichele
Stijn Tormans

In geen enkel jaaroverzicht staat iets over het schielijk overlijden van de aanplakzuil, en dat is hoogst onterecht, vindt Knack-redacteur Stijn Tormans. Ze verdwijnen ongemerkt in het district Antwerpen, en ook daarbuiten.

‘Het zijn relieken uit het verleden’, beweerde een Antwerpse politicus in Gazet van Antwerpen. Een collega noemde het ‘ondingen die het straatbeeld besmeuren.’ En wij vinden het godgeklaagd dat we geregeerd worden door mensen zonder enig gevoel voor romantiek.

Die aanplakzuilen speelden nooit meer dan een figurantenrol, dat is waar, maar toch waren ze overal bij: toen de Muur barstte, toen de soixante-huitards Parijs bestormden, toen Hitler Mussolini bezocht in Rome op una giornata particolare. Ze deden mee in de klassieker The Third Man van Carol Reed en in ontelbaar andere films.

Ze poseerden ook voor mijn favoriete Parijsfoto’s: op die van Charles Marville uit de negentiende eeuw, die van Brassaï uit de jolige twenties, op die van Ed van der Elsken uit de fifties, en op die van de ons dit jaar ontvallen en zeer gemiste Herman Selleslags uit de seventies.

Dat ze vooral op Parijse foto’s staan, is geen toeval: de Lichtstad was lang dé metropool van Europa. Alles begon daar, dus ook de geschiedenis van de aanplakzuil: in 1839, meer dan de achterkant van een urinoir was het toen niet. Maar het bracht de Berlijner Ernst Litfaß, toen die daar op vakantie was, wel op ideeën. 

Zelfs in 2024 maten aanplakzuilen af en toe de temperatuur van de tijd.

Terug thuis ontwikkelde hij zijn eigen affichepalen. Hij wilde ze overal in de stad zetten. In ruil daarvoor vroeg hij het alleenrecht om te afficheren, gedaan met wildplakken. ‘Goed plan, Ernst’, reageerden de politici. Zeker omdat ze van dan af alle affiches eerst mochten zien en censureren.  Zo smoorden ze de kans op een revolutie. Het leverde Litfaß een postzegel en eeuwige roem op: er staan nog altijd duizenden Litfaßsaülen in de Duitse hoofdstad.

Het zijn vandaag verre van ‘relieken uit een ver verleden’, zoals die Antwerpse paljassen beweren. Zelfs in 2024 meten ze af en toe nog de temperatuur van de tijd. In de lente zag ik op die van Nijmegen hangen: ‘Als je niet ziet dat deze regering racistisch is, dan moet je naar een opticien.’ En deze zomer, op vakantie in Boedapest, ontwaarde ik zowaar de tronie van Geert Wilders op een aanplakzuil. Het was de cover van het magazine Mandiner, een rechts tijdschrift dat nonkel Viktor altijd met veel instemming leest. Maar ook in dit tochtgat verschijnen soms geheimzinnige affiches op de palen, van het genootschap Monumentum MMXX: ‘Denk niet links, denk niet rechts. Denk na.’

Soms vertellen die palen ook hoe laat het is. In mijn kast zit een foto van een kussend koppel. De scène is tijdloos, maar de affiche achter hen niet: Lou Reed in De Roma, op 23 mei 1974. Die avond dat iedereen zich afvroeg: gaat hij nu doodvallen, of over een uur? 

***

Aanplakpalen hebben iets rock-’n-rolligs. Omdat er heel vaak affiches van cultuurhuizen op hangen, maar ook door Any Way the Wind Blows van Tom Barman. Jonas Boel plakte in die film Antwerpen vol met een affiche waarop stond ‘Are You Boring?’ Soms op de zuil, soms ernaast, tot hij gevat werd door de flikken. ‘Word je hier nu ook al voor opgepakt?’ vroeg Boel met een Gentse tongval. ‘Wat voor stad is dit eigenlijk?’

Eén waar wildplakken verboden is, dus. Op de steeds schaarser wordende zuilen van de stad mag het wel. Niels Geybels doet het heelder dagen. Ik had hem toevallig ontmoet toen hij bezig was aan de overkant van mijn straat. Niels is grafisch ontwerper, maar wilde niet meer de godganse dag achter zijn computer zitten. Toen zijn lief en hij toevallig een plakjongen aan het werk zagen, stootte zij hem aan: ‘Zou dat niets zijn voor jou?’

Aanplakpalen hebben iets rock-’n-rolligs. © Saskia Vanderstichele

Ze kreeg gelijk. Hij werkt nu voor Agrafa, een bureau dat affiches verspreidt. Een droomjob noemt hij het: met een bakkersfiets, affiches en behangerslijm de stad rondrijden. Niet alleen hij, maar iedereen mag op die zuilen plakken. Al is er een belangrijk ‘maar’: het mogen geen politieke affiches zijn, en ook geen van multinationals  – dat wordt gecontroleerd en af en toe beboet.

Soms is Niels echt onder de indruk van de affiches die hij moet kleven. Zoals dat witte blad waarop alleen stond: EGOIST. Niemand wist waar het over ging, maar het wekte wel ieders nieuwsgierigheid. Een paar weken later werd het mysterie opgelost met een andere affiche. Raymond van het Groenewoud had een nieuwe plaat uit met de titel Egoïst. En toen Nick Cave op de zuilen aankondigde dat hij naar het Sportpaleis kwam, had hij ook veel bekijks. ‘Sommigen vroegen een affiche.’

Niels is zelf ook muzikant.  Soms dagdroomt hij ervan om de stad vol te hangen met affiches voor zijn muziek, zoals de groten dat doen. Hij weet al hoe de zijne er ongeveer zullen uitzien: met felle kleuren, en niet te veel letters, anders wordt het een vlek die niemand leest. ‘Het is ook de enige manier om op een goedkope manier als muzikant in het straatbeeld te raken.’ Maar het wordt dus wel steeds schaarser. ‘Zeker na een heraanleg van een plein komen de zuilen niet meer terug. Ik vind dat jammer. Omdat het ook versterkend werkt: je ziet iets op de sociale media, maar als je het daarna ook nog eens op straat ziet: dan heb je een geslaagde campagne.’

© Saskia Vanderstichele

‘Nu moet ik mij excuseren’, zegt hij. ‘Ik vertrek morgen met mijn lief op een fietsreis door Europa, van Istanbul naar Antwerpen. We zullen vijf maanden onderweg zijn.’

‘Let op de zuilen’, roep ik hem nog na.

In afwachting van zijn thuiskomst eerst een klein eresaluut aan Ben Klein, een ambtenaar die in het OCMW werkte maar in de jaren een groots leven leidde: als rebel, absurdist én organisator van ‘pojetische happenings’. ‘Zo gauw hij nog eens optreedt, wil ik erbij zijn’, schreef Louis Paul Boon in 1967. ‘En dan vertel ik u wat hij allemaal heeft uitgespookt, want in deze bikkelharde tijd, van robotten en machines, hebben we iets dergelijks nodig.’

Dat jaar ontdekte Klein ook de magie van de aanplakzuilen. Hij hing ze allemaal vol met een affiche waarop stond: ‘Stop de literatuur. Dames takelt niet meer af, koopt valse oren en reist naar Siberië, het land der duizend bolhoeden.’  Op de affiche staat zijn portret en dat van zijn spitsbroeder Gerd Segers – alsof ze de grootste criminelen ter wereld waren. Ik wilde weten waarom ze dat deden, maar zal het nooit weten: Klein stierf onlangs anoniem in een woonzorgcentrum.

Intussen is Niels terug van zijn maandenlange tocht door Europa. ‘Het was overweldigend’, zegt hij. Een waanzinnig avontuur. Alleen met de hitte hadden hij en zijn lief geen rekening gehouden. Daarom zijn ze na drie maanden fietsen in Linz op de trein gesprongen naar huis. Maar onderweg zijn ze wel wat plakpalen gepasseerd. Zeker vanaf Wenen en in de Duitse steden staan er wel wat. In Turkije, Griekenland en de Balkan niet. ‘Daar plakken de mensen gewoon op de muren, omdat er geen palen zijn. Of dat dan beter is?’ Bij dezen een reistip voor onze gezagsdragers: ga ook eens op fietstocht door Europa, voor je een idiote beslissing neemt.

Partner Content