Panini-stickers voor de elite: ons kunstparcours op de Biënnale in Venetië
Met een jaar vertraging vormt Venetië nog tot dit najaar het majestueuze decor van de 59e Biënnale, een editie die vrouwelijker en levenslustiger is dan ooit. Knack trok langs de kanalen en palazzi van La Serenissima, en stelde zijn eigen onmisbare kunstparcours samen.
Een vreemde redenering die in deze verhitte, woke tijden de ronde doet, is dat kunst een vorm van moraal in zich zou moeten dragen. Maar als optimisme effectief een morele plicht is, dan is de 59e Biënnale van Venetië zo plichtsbewust dat je er spontaan bij begint te fluiten. Zelden oogde ’s werelds oudste kunstkermis, die al draait sinds 1895, zo kleurrijk en levenslustig. Als het klopt dat hier de temperatuur van de kunstwereld wordt opgemeten, dan gloeit die blijkbaar van gezondheid. En dat ondanks de pandemie, die resulteerde in een jaar vertraging. En ondanks de invasie van Oekraïne, die ervoor zorgde dat het Russische paviljoen er als een lege, dichtgeplamuurde matroesjka bij staat.
Van de 213 kunstenaars die werden uitgenodigd, is het overgrote merendeel vrouw, waardoor The Milk of Dreams nu al te boek staat als de ‘vrouweneditie’. Tot spijt van wie – m/v/x – het benijdt.
Hoofdverantwoordelijke voor die injectie van energie, alsof ze kunst cast als vaccin tegen de pandemie van defaitisme, is Cecilia Alemani. De Italiaans-Amerikaanse curatrice, die de centrale tentoonstellingen in de Giardini en het Arsenale overzag, schuwt bovendien het feministische statement niet. Van de 213 kunstenaars die werden uitgenodigd, is het merendeel vrouw, waardoor The Milk of Dreams – de titel van de expo leende ze bij surrealiste Leonora Carrington – nu al te boek staat als de ‘vrouweneditie’. Tot spijt van wie – m/v/x – het benijdt.
Uiteraard is niet alles goud wat blinkt, en er blinkt nogal wat dit jaar. Snobs hebben geen ongelijk wanneer ze zeuren dat de Biënnale te groots en te druk geworden is. Naast de expo in Giardini en Arsenale zijn er negentig nationale paviljoenen die wegens plaatsgebrek uitzwermen over de hele Dogenstad. Bovendien komen daar nog tal van nevenevenementen bij die simultaan lopen met de ‘officiële’ Biënnale. Kwestie van volk annex klanten te lokken, nu verzamelaars van over de hele wereld toch in de buurt zijn.
Kunstmecenas François Pinault trakteert, tegen betaling weliswaar, in ‘zijn’ Palazzo Grassi op een retrospectief van schilderes Marlene Dumas. In ‘zijn’ Punta della Dogana loopt een expo over de ‘Contrapposto Studies’ van Bruce Nauman, de godfather van de conceptuele kunst. En ook elders is genoeg te zien – van Louise Nevelson in de Procuratie Vecchie, tot de surrealistische hitparade in het lokale Guggenheim – om de echte Biënnale te negeren.
Er mogen dan minder luxejachten aan de kades liggen nu de Russische oligarchen op hun roebels en drijvend vastgoed moeten letten: ook nu is duidelijk dat de Biënnale niet alleen een brede, netjes geboende bühne voor hedendaagse kunst is. Het is almaar meer een vakbeurs voor galeristen en verzamelaars waar marktwaardes worden gemaakt of gekraakt, en kunstwerken dienen als speculatiegoederen, zelfs al wijzen ze eloquent genderongelijkheid of klimaatopwarming met de vinger, of laten ze je tot tranen toe meeleven met het lot van een of ander uitgebuit, inheems volks.
Een parfum van hypocrisie blijft daarom onmiskenbaar aan de Biënnale hangen, waar een deel van het geprivilegieerde publiek er traditiegetrouw bijloopt als figuranten uit een film van Federico Fellini. Dat neemt niet weg dat Alemani haar best doet om dat geurtje te verjagen, doorgaans met succes, en bovendien kun je de kunstwerken zelf moeilijk verwijten dat ze Panini-stickers voor de elite geworden zijn.
Ter zake? Ga in de centrale tentoonstellingen, opgebouwd rond thema’s als cyborgs, ecologie en surrealisme, kijken naar nieuwe schilderijen van Amy Stillman, of die van de vorig jaar overleden Kaari Upson. Loop ook het kabinet binnen gewijd aan de vrouwelijke pioniers uit de jaren twintig en dertig, dat The Witch’ Cradle werd gedoopt. Je passeert een naakt dansende Josephine Baker, je ziet Mary Whigman extatische performances uitvoeren, en er zijn surrealistische schilderijen van Dorothea Tanning en Leonora Carrington, die headliners zijn nu hun mannelijke stiel- en stijlgenoten Salvador Dali en Rene Magritte van de tijdgeest, of toch van Alemani, buiten moeten blijven.
Laat je elders verbazen door de bevreemdende foto’s van de Poolse Aneta Grzeszykowska. Of word geprikkeld door de mallen van een sekspop, waarmee de Deense Sidsel Meiniche Hansen knipoogt naar de hyperseksuele cyberwereld. De selecties in Giardini en Arsenale vormen een coherente show die plaagt, prikkelt, slaat en zalft, en vooral, die niet vergeet dat kunst kennis is die via de zintuigen passeert. Het oog wil ook wat, hoe slim de concepten en nobel de boodschappen ook mogen zijn, en dat beseft Alemani, ondanks haar doorgedreven, misschien ook overdreven keuze om bijna uitsluitend vrouwen te kiezen.
Minder succesvol is de plejade aan nationale paviljoenen, die eigendom zijn van de deelnemende landen. Hot tickets zijn de Verenigde Staten, waar Simone Leigh voor wachtrijen zorgt met haar Afrikaans ogende beelden van zwarte vrouwen. Wie controverse en rauwe ervaringen wil, moet naar het Roemeense paviljoen, waar Adila Pintele zonder gêne toont dat mensen met een fysieke afwijking ook seks hebben. Nog een must-see is het Franse paviljoen, waar Zineb Sedira je tussen filmsets laat reflecteren over identiteit, racisme en seksisme. En met Francis Alÿs’ energieke video’s van kinderspelen maakt ook België een goede beurt, zonder dat je van chauvinisme kunt worden beschuldigd.
Wie dat laatste wil factchecken, moet maar eens in de paviljoenen van Japan of Duitsland binnenspringen. Gevestigde namen als Dumb Type en Maria Eichhorn slaan daar de bal zo lelijk mis dat beide gebouwen nog sneller in de lagune lijken te zinken dan de rest van de stad, iets wat Eichhorn ongewild accentueert door de vloeren open te breken en de fundamenten bloot te leggen, als statement – geeuw – tegen de fascistische roots van het Duitse paviljoen.
Te veel kunstenaars kopiëren elkaar, en als ze geen instituut bekritiseren of onrecht aanklagen, lijken ze op voorhand verdacht. Het is een krampachtige vorm van groepsdenken en conformisme dat het niveau niet ten goede komt, en waar we de afgelopen jaren ook buiten het artistieke spectrum te veel van hebben gezien. Maar laat dat de pret niet bederven. Daarvoor valt er te veel fraais en fascinerends te ontdekken in en rond The Milk of Dreams, al kan enkel de tijd uitwijzen of, hoe en waarom die uiteindelijk verzuurt.
Zeven staties van de Venetiaanse kunstmis om ‘amen’ tegen te zeggen 1. Belgisch paviljoen: Francis Alÿs: The Nature of the Game
Een Congolees jongetje dat zich in een autoband van een steile berg laat rollen. Een sneeuwballengevecht in de Zwitserse Alpen. Belgische kinderen die een race houden met kleurrijk beschilderde slakken. Het zijn video’s uit de reeks Children’s Games, waar globetrotter Francis Alÿs – geboren in Antwerpen, residerend in Mexico City – al sinds de nineties aan werkt. Ze vormen een opwindende totaalinstallatie die je het gevoel geeft dat je in een verduisterde speeltuin bent beland. In de dertien filmpjes (gratis online te bekijken) schuilt een poëtische en politieke dimensie, aangezien spelletjes spelen bevrijdend is, maar niet voor alle kinderen vanzelfsprekend. Daarnaast presenteert Alÿs, die altijd met geschiedenis, actualiteit en locaties jongleert, een reeks schilderijtjes op postkaartformaat. Ook daarop zie je kinderen opgaan in een of ander spel, maar dan in een decor dat een harde sociale realiteit doet bevroeden. Een hommage aan veerkracht, fantasie en het onvervreemdbare recht op spelplezier.
2. Marlene Dumas: open-end (Palazzo Grassi)
Passeren er heel wat knappe, vrouwelijke schilders de revue in Giardini en Arsenale – denk aan Miriam Cahn of Portia Zvavahera – dan loopt er gelijktijdig met de officiële Biënnale een retrospectieve van Marlene Dumas in het Palazzo Grassi, dat toebehoort aan mecenas François Pinault. De show komt er na een lastig jaar voor Dumas, waarin ze zowel haar partner – kunstenaar Jan Andriesse – als haar vriend – schrijver Hafid Bouazza – verloor, van wie indringende portretten te zien zijn. Het gros van de werken zijn portretten, ontrukt aan foto’s of krantenknipsels, en gevat in precieze stroken en vale kleuren, wat ze een tijdloze en existentiële lading geeft. Dumas werd geboren in Zuid-Afrika, maar verhuisde in de jaren zeventig naar Nederland, waar ze in een wereld van seksuele vrijheid terechtkwam die ze als vrouw ook volop verkende. Veel werken combineren het intieme met het objectiverende, en het tedere met het naargeestige, met Dumas als discrete meesteres van het spanningsveld waar dood, seks, gender en politiek elkaar raken. Grensoverschrijdend, zoals het leven zelf.
3. Anish Kapoor (Accademia & Palazzo Manfrin)
Geen Biënnale zonder een ‘Grote Naam’ in de Accademia dell’Arte, daar waar Tintoretto en Giorgione thuis zijn. Dit keer is Anish Kapoor de hedendaagse kunsttitaan met dienst. Wat je krijgt, is een best of, aangevuld met nieuw werk, op twee locaties: de Accademia en dit keer ook het Palazzo Manfrin, het barokke paleis aan het Cannaregio-kanaal, waar straks de Kapoor-stichting komt. Er zijn massieve doeken van vulkanen, waar de knalrode verf als kolkende lava van het canvas gulpt. Er is een ovalen sculptuur in het zwartste zwart ter wereld (Vantablack, zo heet het spul waar hij het exclusieve gebruiksrecht op heeft) die je blik volledig opzuigt. Maar de Brits-Indiase patser knalt pas helemaal wanneer hij zijn liefde voor drama en spektakel mag etaleren op monumentale schaal. Binnen in de Accademia staat een kanon dat obussen in rode was afschiet tegen een muur, alsof Kapoor een bloederig oorlogstafereel bijeen heeft geknald. Het is kunst die de ruimte en de kijker domineert, op het arrogante af, maar net daardoor verbaast en overrompelt. Ogen open, mond dicht en handen omhoog!
4. Anselm Kiefer (Palazzo Ducale)
De kijker overdonderen met tableaus die zo grandioos ogen dat ze zelfs te groots lijken om te dienen als decor voor de Ring van Wagner? Anselm Kiefer kan dat, en dus blijkt hij de ideale kunstkolos om de Sala dello Scrutinio van het Dogenpaleis her in te richten. Tijdelijk toch. Kiefers metershoge werken worden tegen de bestaande muurschilderijen geplaatst, maar met hun aardse kleuren en goudtinten blenden ze wonderwel met de taferelen op het plafond. Een Venetiaanse leeuw die aan het smelten lijkt. Winkelkarren en schoenen die uit het canvas barsten, een ladder die tot in de hemel reikt: voor zijn installatie baseerde de Teutoonse pletwalsschilder zich op de rol van Venetië als brandend cultuurkruispunt door de eeuwen heen. Het resultaat is Kiefer par excellence: grotesk, garguantesk, maar energiek en zowel letterlijk als figuurlijk veelgelaagd, alsof hij de spieren rolt met Titiaan, Tintoretto en co.
5. Paula Rego (Giardini)
Sociale conventies, seksuele mores, menselijke machtsrelaties… de Portugese schilderes Paula Rego – 87 inmiddels – doorprikte ze al met zwier toen van #metoo nog geen sprake was, en vrouwen nog ballen moesten hebben om de hitsige haantjes te kooien die het kunstwereldje te lang domineerden. Dat Rego haar eigen zaal krijgt in Giardini tijdens deze ‘vrouwelijke’ Biënnale is terecht. Ze groeide op tijdens het dictatoriale regime van Salazar, en haar zowel naar de getormenteerde figuren van Francisco Goya als naar de spotprenten van William Hogarth knipogende oeuvre is doordesemd met thema’s als machtsmisbruik en misogynie. ‘Het groteske is prachtig’, aldus Rego, en die liefde voel je, op het ongemakkelijke af. Je voelt het in een portret van een potige Geppetto die zijn Pinokkio over zijn knie aan het opboenen is. In dat van een blote vent die met de poten omhoog op zijn rug ligt als een insect uit Kafka’s Metamorfose. Of in dat van een kerel verkleed als Sneeuwwitje, terwijl zijn vriendin zijn slipje uittrekt. Welkom in de onheimelijke wereld van de rebelse Rego, daar waar folklore, feminisme, pastels en parodie stoute dingen doen.
6. Amerikaans paviljoen: Simone Leigh
Het strooien dak en de houten pilaren doen het paviljoen van een Afrikaans land vermoeden, maar dat is net de bedoeling. Rijzende ster Simone Leigh is de eerste zwarte vrouw die de VS vertegenwoordigt en ze doet dat met de forse expositie Sovereignty. Die zoekt de confrontatie op met Amerika’s raciale geschiedenis, en lijkt de demonen van het verleden te willen bezweren. De aankleding is een knipoog naar Thomas Jeffersons Monticello-plantage, waar slaven zich afbeulden in dienst van de president die de Onafhankelijkheidsverklaring opstelde. Binnen vind je kloeke, meestal gezichtsloze beelden in klei, brons en keramiek, waarmee Leigh onderzoekt hoe zwarte vrouwen worden afgebeeld. In Arsenale staat haar massieve, op West- Afrikaanse architecturen gebaseerde borstbeeld Brick House, dat eerder boven de High Line in New York uittorende. Het zijn sculpturen die sereniteit en zelfbewustzijn uitstralen, tijdloze totems die de term Black Power een feminiene twist geven.
7. Frans paviljoen: Zineb Sedira (Dreams Have No Titles)
‘De cinema is de waarheid aan 24 beelden per seconde’, orakelde Nouvelle Vague- profeet Jean-Luc Godard, en die overtuiging is ook de Frans-Algerijnse Zineb Sedira toegedaan. Ze tovert het Franse paviljoen om tot een cinefiele droomfabriek, met films uit de jaren zestig die haar bewust maakten van haar identiteit. Als vrouw in een mannenwereld, als Algerijnse in Frankrijk. Er zijn na- gebouwde decors van Luchino Visconti’s Lo Straniero en Orson Welles’ F for Fake. Er is een archief met filmspoelen en er is een dansvloer waar een man en vrouw zich aan een tango wagen, alsof je op de set van een vergeeld melodrama bent beland. Achteraan vind je een bioscoopzaal waar Sedira’s film in loop wordt geprojecteerd. Daarin legt ze uit wat de objecten voor haar betekenen en welke rol die speelden in het onvoltooide verhaal van antikoloniaal activisme. Of hoe je de grote geschiedenis nog het best kunt lezen in een intiem dagboek gebrand op pellicule.
De Biënnale loopt nog tot 27/11 in Venetië. Info: www.labiennale.org