Galeriehoudster Sofie Van de Velde: ‘Word jij maar bloemist, zeiden ze’
Elke week vraagt Knack aan ondernemende mensen hoe ze lijf en psyche in balans houden.
Als galeriehoudster droomt Sofie Van de Velde ervan dat ieder kind een kunstwerk krijgt bij de geboorte. ‘Zo geef je ten minste al de boodschap mee: je bent het waard om hier te zijn.’
Elke week vraagt Knack aan ondernemende mensen hoe ze lijf en psyche in balans houden.
‘Ik heb lang alleen maar een lichaam gehad, nu bén ik meer mijn lichaam. Dat is de gift van ouder worden, vermoed ik, dat je stilaan samenvalt met de mens die je bent.’
Het is springtij in Antwerpen en winterstorm Corrie rukt als een wildeman aan de lampenslingers die over de stadstuin van galeriehoudster Sofie Van de Velde zwiepen. Deze ochtend nog liep ze met haar hoofd in de gierende wind, sporten is voor haar een manier om in balans te blijven. Maar als ze erover nadenkt, is ze altijd heel lichamelijk geweest. Geaard noemt ze zichzelf. Dat erfde ze van haar grootvader.
‘Hij was een en al lichaam. Een klein manneke dat niet tegen onrecht kon en dat in de hardste woorden de liefste dingen zei. “Godverdomme strontvlieg, wat doede nu!” riep hij dan. Ik was zijn strontvlieg omdat ik zo op zijn huid plakte. Soms gingen we wandelen. Dan stonden we om vijf uur ’s ochtends op. Moeten we niet eten, wilde ik weten. Hij schudde kort van nee. We doen een pajottenwandeling, zei hij dan. Zoals de echte pajotters. Je moet eerst honger krijgen om te kunnen eten. En daar gingen we, op onze lege maag, de velden in.’
Hij leeft niet meer?
Sofie Van de Velde:Nee, dat is een groot gemis. Tot op het einde ben ik dicht bij hem geweest. Hij is beginnen te dementeren. Elk weekend ging ik naar hem toe, maar op een dag was een van mijn kinderen erg ziek. De vader van mijn kinderen was in het buitenland. Ik kon niet weg. Het is de dag waarop hij overleden is. Dat is een groot verdriet, dat ik niet bij hem was toen hij stierf. Een hele dag heb ik naast zijn lichaam gewaakt in het lijkenhuis. Een hele dag heb ik tegen hem gepraat. Dat doe ik nu nog. Hij is hier altijd om me heen. Als ik in de knoop zit, denk ik: hoe zou voke dat doen? ‘Maar strontvlieg toch’, hoor ik dan.
Ik werd van school gehaald en ging mee de boot op naar Engeland om kunst te spotten. Behoorlijk rock-‘n-roll allemaal. Maar als kind had ik ook behoefte aan structuur.
‘Ik heb lang een lichaam gehad, nu bén ik een lichaam’, zei u in het begin van het gesprek. Wat bedoelt u daarmee?
Van de Velde: Ik had een lichaam, maar ik sleurde dat mee als iets wat losstond van mij. Voor ik een eigen kunstgalerie opende, heb ik zeventien jaar lang als hulpverlener gewerkt. Ik gaf ervaringsleren. Dat is geen praattheorie, maar leren door zelf te ervaren. Dat is klimmen, door grotten wringen, hoog tussen de kruinen van de bomen op touwen lopen. Niet simpel voor iemand die hoogtevrees heeft, zoals ik. Je moet je hele lijf gebruiken en daar heb ik geleerd: je geest kun je alles wijsmaken, maar een lichaam liegt nooit. Ik trok de bergen in met jongeren die het thuis moeilijk hadden of die strafbare feiten hadden gepleegd. Je ervaart kou, honger, spierpijn, frustratie. Op de vraag ‘hoe gaat het met jou?’ kun je niet zomaar ontwijkend antwoorden. Daarvoor is je lijf veel te aanwezig. Door dat allemaal te ervaren, heb ik meer geleerd een lijf te zijn.
Wat betekent dat concreet?
Van de Velde: Dat je het niet for granted neemt? Ik kan heel hard genieten, maar ik plan ook momenten in waarop ik gewoon goed ben voor mijn lichaam. Ik drink geen alcohol in de week. Op weekdagen eet ik ook geen koolhydraten, maar op zondag kijk ik wel uit naar mijn pistolet of trakteer ik mezelf op iets lekkers. Ik wil niet zwart-wit leven. Dat hou je toch niet vol. Maar dat lichaam moet nog wel even mee, dus zorg ik er graag voor.
Is dat besef gegroeid omdat u al op grenzen botste?
Van de Velde: Ik heb heel zwakke longen en lijd al sinds ik me kan herinneren aan astma. Ik vermoed dat het deels aangeboren is, maar dat het ook door mijn omgeving komt. Ik ben altijd omringd geweest door mensen die rookten. Een paar keer ben ik in het ziekenhuis beland met een zware longontsteking. Ook de coronabesmetting die ik aan het begin van de pandemie opliep, hakte erin. Dan besef je: dit is het lichaam waarmee ik het moet doen.
U hebt hoogtevrees, maar toch zocht u de hoogte op. Is dat uw manier om problemen aan te pakken: ze recht in de ogen kijken?
Van de Velde: Door met mensen te werken in gevangenissen of in scholen waar de stoelen soms letterlijk rond mijn oren vlogen, besefte ik dat de angst die ik heb voor de hoogte de angst is die veel mensen hebben voor het leven. Angst is in oorsprong een prikkel die we nodig hebben om te overleven, maar veel van de angsten die we nu hebben, zijn verbeelding. Hoogtevrees is geen reële angst, het is een angst die je jezelf wijsmaakt. Je klimt op een ladder en beeld je de vreselijkste scenario’s in, hoe je valt en al je botten breekt. Maar je kunt die gedachten ook herdefiniëren en precies het tegenovergestelde denken. Tot op de dag van vandaag kost me dat moeite. Een paar jaar geleden is het me op reis toch weer overkomen. We deden een death ride en ineens sloeg de panische angst toe. Ik had me niet goed voorbereid. Hoe ongegrond de angst ook is, ik moet me er bewust van blijven. Ook dat is iets wat ik tot mijn scha en schande heb geleerd. Je hebt je leven niet in de hand, maar je hebt wel in de hand hoe je omgaat met moeilijke situaties en problemen.
Bent u zelf in therapie geweest?
Van de Velde: Als hulpverlener is dat een voorwaarde. Omdat je anders het risico loopt dat je aan overdracht doet en dat je jouw thema’s bij de ander legt. Ik heb alle therapieën gevolgd die ik later zelf gegeven heb. Ik raad het ook iedereen aan. Elke mens heeft zijn kwetsuren. Het is goed om die proberen te helen.
‘Ik heb veel van mezelf ontkend vanuit een gevoel dat ik niet waard was te zijn wie ik was’, hebt u ooit gezegd. Is dat uw kwetsuur?
Van de Velde: Ik ben net vijftig geworden en zoals ik daarnet al zei: ik voel dat ik thuiskom in de mens die ik ben. De scheiding van de papa van mijn kinderen was daarin een belangrijke reset. Het was een zware scheiding waarin ik veel heb opgeofferd. Voortaan moest ik ervoor zorgen dat wat ik deed, klopte met wie ik zelf ben. Toen ik jonger was, en dat is een valkuil van veel hulpverleners, wilde ik vooral behagen. Ik wilde dat iedereen me een toffe vond, wat natuurlijk onmogelijk en absurd is.
Maar wel menselijk.
Van de Velde: Absoluut.
Of misschien wel heel vrouwelijk?
Van de Velde: Zeker en vast. Maar iedere keer dat je je compromitteert, verlies je een stuk van jezelf. Ik ben een kind van het watervalsysteem op school. Ze zeiden altijd: ‘Sofie is een lief kind, maar ze kan niet studeren.’ Als dat vaak genoeg herhaald wordt, geloof je het op de duur zelf. Dat knauwt aan je. Men raadde me aan bloemist te worden. Bloemist, meen je dat nu, dacht ik, ik heb toch geen geduld? Ik deed aso, stapte over naar beroeps maar was vooral een losgeslagen rebel die niet goed in haar vel zat. Ik voelde me dom, was ook veel zwaarder en had geen idee van wat ik met mijn leven wilde. Pas toen mijn klasgenoten plannen maakten om te trouwen, kinderen te krijgen of in een winkel te gaan werken, ben ik wakker geschoten. Ik zag mijn leven voorbijflitsen – huisje, tuintje, kindje – en wist: daar heb ik geen zin in.
Wist u wat u wel wilde?
Van de Velde: Nog even heb ik getwijfeld. Ik werkte als jobstudent in een handtassenwinkel, Charlotte, en die zou verkocht worden. Samen met een vriendin heb ik een marktstudie gedaan om hem over te nemen, maar iets hield me tegen. Handtassen verkopen? Zou dat mijn leven zijn?
Uiteindelijk besloot ik om tegen alle advies in verder te studeren. Ik ben thuis weggegaan, heb een appartement gehuurd met mijn eerste lief en heb me ingeschreven voor een opleiding maatschappelijk werk. Telkens als ze me vroegen wat ik gestudeerd had, kreeg ik een nies- of hoestbui. Ik schaamde me om te zeggen: beroeps. Uiteindelijk heb ik met vijf diploma’s mijn achterstand wel ingehaald.
Later liep ik stage bij het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB). Al bij het eerste dossier dat we bespraken, viel de opmerking: ‘Ja, maar die heeft beroeps gedaan, dat gaat nooit iets worden.’ Toen wist ik: hier moet ik zitten, om duidelijk te maken dat het watervalsysteem iets is waarin je kunt belanden omdat de chaos om je heen te groot is. Als ik zeg: je moet focussen op het positieve, op wat wel goed gaat, dan is dat omdat ik dat geleerd heb. Ik was geen hulpverlener die vanuit een luxepositie ging kijken bij mensen in armoede, nee, ik had het zelf meegemaakt. Omdat ik om me heen zo veel mensen in diepe pijn heb gezien, voel ik een grote verantwoordelijkheid om mijn geluk te omarmen en te delen.
Als dochter van galeriehouder Ronny Van de Velde bent u opgegroeid in een huis vol kunst en kunstenaars. Was dat deel van de chaos die u zonet omschreef?
Van de Velde: Mijn vader was achttien jaar toen ik geboren werd. Zijn levenswerk en onze levens liepen door elkaar. Altijd zaten er kunstenaars mee rond de tafel. Als kind werden we van school gehaald en gingen we mee de boot op naar Engeland om kunst te spotten. Het was allemaal behoorlijk rock-‘n-roll en spannend, maar als kind had ik ook behoefte aan structuur. In mijn eigen gezin heb ik dat meer proberen toe te passen. Deels omdat mijn ouders ook geleden hebben onder de grenzen die voortdurend overschreden werden. Misschien ben ik soms naar de andere kant doorgeslagen en zullen mijn kinderen me later saai noemen omdat ik zo hechtte aan een vorm van voorspelbaarheid. In ieder geval: nu mogen er wat vaker kunstenaars mee aanschuiven.
Onze tentoonstelling rond l’heure bleue ging over verlangen en melancholie. Er stonden mensen te huilen voor de werken. Dat is de troost die kunst kan bieden.
Was uw keuze voor de hulpverlening ook een vlucht, weg van de kunst?
Van de Velde: Niet van de kunst, wel uit de kunstwereld. Die vond ik ondraaglijk hard. De kunst is altijd gebleven. Dat zal nooit veranderen. Mijn vader en ik, we horen kunst, we zien kunst, we ademen kunst. Mijn grootmoeder kan nu soms zeggen: ‘Dat gaat hier over niets anders dan kunst.’ Ze heeft gelijk. Het is onze taal. Het is een middel om het over alles te hebben. (Ze neemt een dik boek van een lage tafel en legt het tussen ons in). De galerie van mijn vader bestaat vijftig jaar. Dit is zijn verhaal in duizend bladzijden.
U gaf de carrière die u had opgebouwd op om voor uw vader te gaan werken. Dat lijkt me niet vanzelfsprekend.
Van de Velde: Hij werd ernstig ziek en de prognose was niet goed. Een paar maanden later zou ik mandaathouder worden van het CLB in Antwerpen. Hij zei: ‘Je moet terugkomen.’ Ik heb er niet lang over nagedacht. Ik heb dat gewoon gedaan. Was dat makkelijk? Ja en nee. Ik kwam uit een wereld waarin ik een mandaat had om mee het verschil te maken. Als ik op een vergadering iets zei, werd er naar mij geluisterd. Mijn expertise werd erkend. Ineens werkte ik bij mijn ouders en was ik ‘de dochter van’. Ik vond dat een compliment, maar voor de buitenwereld ligt dat soms anders. Na twee jaar heb ik gezegd: ik wil zelf een galerie beginnen. Met nul euro op mijn rekening was dat een sprong in het onbekende. Je moet weten, ik ben opgegroeid in twee werelden. Die van mijn ouders waar risico’s werden genomen en schulden gemaakt, en die van mijn grootouders waar ze de bonnekes uitknipten om te gaan winkelen. Ik durf risico’s te nemen, maar ik wil geen onberekende schulden maken.
Waarom wilde u die eigen galerie?
Van de Velde: Ik wilde met kunstenaars werken, maar ook met mensen die kunst net ontdekken, het liefst voor de eerste keer. We proberen de drempel zo laag mogelijk te houden. Wij vinden geen enkele vraag raar. In het verleden had je een paar iconische figuren, ik denk aan Jan Hoet, die zeiden: ‘Dit is kunst.’ Mensen keken ernaar en vroegen zich af: Waarom? Waarom is dit nu kunst? Dan verloor Hoet al zijn geduld. ‘Snappen jullie het niet of zo?’ Natuurlijk kweek je dan afstand. Sommige mensen krijgen de boodschap dat kunst niets voor hen is. Dat geloof ik niet. Kunst is er voor iedereen. Een goede indicator zijn de mensen uit de sociale sector die langskomen, niet alleen ex-collega’s, maar evengoed mensen die ik geholpen heb. ‘Ge zult me wel niet meer kennen’, zeggen ze dan. Maar ik ken ze wel en ik ben dolblij dat ze er zijn. Weet je wat mijn droom is?
Nee, maar ik ben wel benieuwd.
Van de Velde: Dat elk kind in België, en dat mag zelfs in de hele wereld zijn, bij de geboorte een kunstwerk krijgt. Ieder jaar maken jonge kunstenaars een reeks werken en als ouder mag je er dan een uitkiezen. In alle ongelijkheid hebben ze dan toch al dat. Tegen ieder kind zeg je zo: je bent het waard om hier te zijn.
Kan kunst het verschil maken in een mensenleven?
Van de Velde: Kunst gunt je een andere blik op de wereld en kan je lichamelijk en geestelijk raken. Na de eerste lockdown hadden we een tentoonstelling rond l’heure bleue, het blauwe uur, het moment waarop dag en nacht in elkaar overgaan. Het ging over verlangen, over melancholie, over reflectie. Er stonden mensen te huilen voor de werken. Het trof hen zo. Ik vond dat hoopvol. Dat is de troost die kunst kan bieden.
Wat biedt u troost?
Van de Velde: Kunst, maar ook de verbinding die ik voel met mijn kunstenaars. Het is een erg drukke periode geweest en dan word ik onrustig omdat ik te weinig tijd kan maken om ateliers te bezoeken. Ik heb het contact nodig om in balans te blijven. Privé troost het me dan weer om ’s avonds naast mijn man in slaap te vallen, het liefst met al onze kinderen in hun bed. ‘Wat een mooi moment’, zeggen we nog iedere avond tegen elkaar. Mijn man en ik hebben een hele tijd lange brieven naar elkaar geschreven voor we een eerste keer afspraken. We wisten van elkaar wat we dachten over het leven, de liefde, opnieuw beginnen na een scheiding. Tussen ons waren er genoeg vonken, maar een nieuw samengesteld gezin is zelden romantisch. Dat is hard werken. Ook daar heb ik niet de makkelijkste weg gekozen. Story of my life, vermoed ik, maar het is het waard.
Sofie Van de Velde
– 1972: geboren in Antwerpen. Dochter van de bekende galeriehouder Ronny Van de Velde
– Studeerde aan de sociale hogeschool
– Werkte als spijbelmanager in Antwerpen
– Opende haar eigen Gallery Sophie Van de Velde
– Is voorzitter van de Europese federatie van kunstgaleries (FEAGA)
– Woont en werkt in Antwerpen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier