Expo: Theodoor Rombouts, onterecht in de vergetelheid geduwd door Rubens en Van Dyck
Zijn tijd-, stiel- en stadsgenoten Rubens en Van Dyck mogen hem dan de vergetelheid in geduwd hebben: ook Theodoor Rombouts (1597-1637) mag zijn plek in de kunstcanon claimen. Nu te zien in het Gentse MSK.
Een man in een kleurrijk kostuum is zijn luit aan het stemmen, terwijl hij je doordringend aankijkt en zijn voorhoofd in rimpels trekt. Alsof je hem hebt gestoord en uit zijn concentratie gehaald. Op de rijkelijk gedekte tafel voor hem staat een bierkruik, ernaast liggen een pijp, een snijplankje en een boek met partituren.
Het is een typisch zeventiende-eeuws genrestuk. Maar de kleuren spatten ervanaf, en het lijkt of de muzikant met zijn lange haar en grungy sikje onder spotlights staat. Klaar om live te gaan. Het is een van de onbetwiste showstoppers in het retrospectief dat het Gentse MSK momenteel wijdt aan Theodoor Rombouts, de vergeten meester van het Vlaamse caravaggisme.
Van De luitspeler maakte Rombouts – die op zijn negentiende vanuit Antwerpen naar Italië trok, waar hij in de ban raakte van Caravaggio – meerdere versies. Maar deze, de krachtigste en kleurrijkste, komt uit The Philadelphia Museum of Arts. De Gentse expo, nota bene de allereerste die aan Rombouts wordt gewijd, bevat meerdere unieke bruiklenen, en wordt aangevuld met schilderijen van andere caravaggisten. Er is werk van de Nederlander Hendrick ter Bruggen, de Fransman Valentin de Boulogne en Bartolomeo Manfredi, de belangrijkste Italiaanse navolger van de beruchte beeldenstormer die met zijn rauwe realisme, volkse figuren en dramatische licht-donker–effecten een schokgolf teweegbracht die over heel Europa rolde. Boven op dat alles er is ook een werk van Caravaggio zelf: een versie van Bij de tandentrekker (ca. 1608) die uit het Florentijnse Palazzo Pitti komt.
Zijn figuren zijn volks, vlezig en vol leven. Alsof ze door Rombouts van de Meir werden geplukt om te poseren.
De tentoonstelling toont hoe veelzijdig, vernieuwend en virtuoos Rombouts was. Tenslotte was hij niet alleen diegene die het caravaggisme naar Vlaanderen bracht. Hij runde een succesvol atelier op de Antwerpse Meir, dat hits scoorde met muzikanten, kaartspelers en andere wereldse genrestukken vol kleur en vitaliteit.
De expo doet dan ook onvermijdelijk de vragen rijzen. Hoe komt het dat zo’n succesvolle meester in de marge van de Vlaamse kunstgeschiedenis belandde? En hoe komt het dat er nooit eerder systematisch onderzoek naar zijn rijke repertoire werd gedaan? Het antwoord is brutaal eenvoudig. Rombouts had nu eenmaal de brute pech dat zijn Antwerpse concullega’s naar de namen Pieter Paul Rubens en Antoon Van Dyck luisterden, de barokgoden die hem na zijn vroege dood in 1637 – Rombouts werd amper 40 – snel zouden overschaduwen. Geen wonder dat Theodoor Rombouts in Max Rooses De geschiedenis der Antwerpse schilderschool (1879) wordt omschreven als ‘de Antwerpse meester voor wie het nageslacht het onrechtvaardigst was geweest’ en die ‘het minst verkreeg van den roem, waar hij aanspraak op mocht maken’. Om dat recht te zetten is er nu dus deze expo. Weliswaar niet in Rombouts’ thuisstad, maar in Gent. Het MSK had altijd al een nauwe band met Rombouts. In 1860 verwierf het de Allegorie van de vijf zintuigen (1632), het eerste kunstwerk van een oude meester dat aangekocht werd door het museum. Het werd eeuwen eerder bij Rombouts besteld door de Gentse bisschop Antoon Triest, en valt op met zijn levendige kleuren en theatrale setting. Daarnaast heeft het museum nog twee andere belangrijke werken van Rombouts in de collectie: de Allegorie van het Schepengerecht van Gedele (1627-1628), zijn meest monumentale doek, en Bij de tandentrekker (ca. 1628), een caravaggeske waarschuwing tegen oplichters die speciaal voor de tentoonstelling werd gerestaureerd.
Bovendien kunt u er ook zijn Kruisafname (1627-28) bewonderen, die normaal in de Gentse Sint-Baafskathedraal hangt. Ook dit werk werd voor de gelegenheid gerestaureerd en bewijst dat Rombouts dan wel voornamelijk een schilder van burgerlijke mantelstukken mag zijn geweest, hij beheerste wel degelijk ook religieuze taferelen. Het doek doet denken aan Rubens, die in Rombouts’ tijd van de contrareformatie de markt domineerde. Alleen zijn de figuren aardser, is het licht meer gebundeld, en zijn de kleuren dieper. Het is alsof Rombouts zijn spierenballen laat rollen tegenover zijn oudere achterbuur, en hem wil tonen dat je ook tragiek kunt evoceren met minder barokke bombarie, zoals hij dat van zijn idool Caravaggio (die al overleden was toen hij in 1616 in Italië arriveerde) had geleerd.
Nader tot Rubens
De expo – samengesteld door Frederica Van Dam, die in Gent eerder de Van Eyck-tentoonstelling cureerde – is thematisch opgevat. Het begint bij de ‘religieuze taferelen’ en bij een zaal gewijd aan ‘lichaam en geest’. Ze illustreren hoezeer Rombouts door Caravaggio en diens navolgers werd beïnvloed, al legde hij wel eigen accenten en schoof hij gaandeweg meer op in de richting van Rubens. Al was het maar om zijn clientèle ter wille te zijn, dat de noordelijke tradities gewend was. Werkten Caravaggio en Manfredi vooral met sobere aardetinten, dan is Rombouts’ palet gevarieerder, met blauwe, rode, paarse en okergele tinten, terwijl zijn lichtspel zachter en diffuser is.
Kijk naar Sint-Sebastiaan, een van zijn weinige Italiaanse werken die bewaard bleven. Rombouts laat de martelaar oplichten uit de donkerte, en focust met fetisjistisch genot op zijn getroffen lijf. In een schilderij uit zijn latere Antwerpse periode – hij keerde in 1624 voorgoed naar zijn geboortestad terug – stelt hij hetzelfde tafereel minder lichamelijk en tot zijn naakte essentie herleid voor. Dit keer wordt Sebastiaan verzorgd, ligt hij in een landschap en ogen de kleuren lichter, wat meer aansluit bij de Antwerpse schilderstijl van toen.
Andere zalen worden gewijd aan ‘zintuigen’, ‘muziek’, ‘spel’ en ‘vrolijke gezelschappen’. Want Rombouts mag dan grootse religieuze scènes en moraliserende allegorieën hebben gemaakt, hij stond vooral bekend om zijn levendige, geraffineerde genrevoorstellingen. Kaarters, rokers, triktrakspelers, muzikanten: ze worden bij voorkeur horizontaal gepresenteerd, deels uit het kader gesneden, en gecentreerd rond een tafel die al dan niet is bedekt met een Turks kleedje. Kwestie van de dramatiek te pimpen. Alsof je naar zeventiende- eeuwse filmstills kijkt.
Cameo’s
Daarbij combineert hij de zuiderse clair-obscurstijl met zijn persoonlijke, meer naar purper neigende palet, en etaleert hij een bijzonder oog voor detail. Als kleermakerszoon maakt hij textiel haast tastbaar, wat je ziet én voelt in de fantasiekostuums die zijn figuren dragen. En ook muziekinstrumenten worden zo virtuoos geschilderd dat het lijkt alsof je ze kunt bespelen. Je ziet het bij De luitspeler, al lijkt die met zijn bozige blik niet happig om zijn instrument uit handen te geven.
Zijn figuren zijn volks, vlezig en vol leven. Alsof ze door Rombouts van de Meir werden geplukt om even gauw in zijn atelier te poseren. Maar met hun elegante uitstraling en verfijnde kostuums krijgen de sinjoren in kwestie iets nobels, zoals zijn idool Caravaggio van hoeren en bedelaars ook maagden en heiligen maakte.
Bovendien figureert Rombouts ook af en toe zelf in zijn doeken, of dat is toch wat vorsers vermoeden. Hij is de guitige luitist in Muzikaal gezelschap met Bacchus (1634). In de Allegorie van de vijf zintuigen (1632), die naar de vluchtige geneugtes der zinnen verwijst, is hij de kerel in blote bast die met een glas wijn in de hand de Smaak incarneert. In beide doeken kijkt Rombouts de kijker direct aan, alsof hij nog even zijn auteurschap wil claimen vooraleer Rubens en Van Dyck hem buiten het kader duwen.
Al moet zijn underdoggehalte nu ook weer niet worden overdreven. Aan succes en geld ontbrak het Rombouts niet. En behalve schilder was hij een invloedrijke rederijker. Bovendien vereeuwigde Van Dyck, die hem een belangrijk figuurschilder noemde, hem in een prachtig portret dat nog altijd in de Alte Pinakothek van München hangt. En nu is er dus ook deze tentoonstelling, die Rombouts uit de vergetelheid licht. Dit keer hopelijk voorgoed.
Bio Theodoor Rombouts
1597: geboren in Antwerpen
1916: vertrekt naar Italië, waar Caravaggio en navolgers hem beïnvloeden
1624: keert terug naar Antwerpen
1625: wordt tot meester benoemd, runt een succesvol atelier op de Meir
1637: overlijdt, amper 40 jaar oud