‘Benen zijn zo belangrijk, zei ze’: Stijn Tormans neemt afscheid van Jane Birkin
Gisteren overleed Jane Birkin. ‘Elle est venue nous dire qu’elle s’en allait’, staat er vandaag in Libération. Een klein eresaluut van onze reporter Stijn Tormans over een toevallige ontmoeting.
Het was een hete avond in de Indian summer, in Parijs, zes jaar geleden. Een van mijn helden, Richard Hawley, zou die avond spelen in het Théâtre Lepic, een prachtig, maar bijzonder klein schouwburgje in Montmartre.
Een half jaar eerder had een auto mijn been aan flarden gereden. Dus pikkelde ik met krukken de berg op. In de zaal legde ik vermoeid mijn krukken op de theaterstoel naast me. Net als mijn jas. Zodat het voor iedereen duidelijk was: die stoel is voor mijn been, waag het niet om erop te gaan zitten.
Rond halfnegen zat het theatertje vol, op die ene lege plek na. Toen hoorde ik plots een hoge stem zeggen: ‘Is die plaats naast u nog vrij?’
Daar gaan we, dacht ik. Verveeld keek ik omhoog en schrok: voor me stond de vrouw wier foto al sinds de jaren stillekes in mijn jongenskamer hangt.
Ik griste snel mijn jas weg, zij nam mijn krukken. ‘Wat is er gebeurd?’, vroeg ze.
‘Een auto’, stotterde ik.
‘Wat erg. Benen zijn zo belangrijk’, antwoordde ze. Dat had ze in haar leven geleerd.
In gedachten heb ik toen geantwoord: ‘Dat weet ik, Jane’. En ik wou haar vertellen over een foto die ik ooit van Herman Selleslags gekregen had omdat ik hem zo mooi vond. Genomen in een studio van de RTBF, op een dag in 1970. Serge Gainsbourg en een journalist van Moustique staan er ook op, maar daar keek niemand naar.
Dat wilde ik vertellen, maar zo gevat ben je altijd pas achteraf. Omdat niets zo pijnlijk is als een stilte als je naast Jane Birkin zit, vroeg ik: ‘Bent u ook fan van Richard Hawley?’
‘Wat erg. Benen zijn zo belangrijk’, antwoordde ze. Dat had ze in haar leven geleerd.
Dat bleek achteraf de stomste vraag ooit, maar ze kon er godzijdank om lachen.
‘Nee’, zei ze. ‘Ik ken die Richard niet, ik kom voor Lou.’
Mijn frank viel niet, al herinnerde ik me vaag dat er een Lou op mijn ticket stond. Het vervelende voorprogramma, dacht ik nog.
‘Ze is mijn dochter’, verduidelijkte ze.
Richard kwam op. En daarna Lou.
Toen de lichten weer aangingen, zei ze: ‘Richard was fantastisch’. ‘Lou ook’, antwoordde ik.
Ze straalde zoals alleen een moeder kan stralen, ze gaf me mijn krukken en zei: ‘Zorg goed voor je been!’
Om het goed te maken, stond ik twee jaar later op de eerste rij toen Lou Doillon naar Het Depot in Leuven kwam. Dat was niet moeilijk – er was maar één rij, zo weinig volk was er. Maar Lou was geweldig.
Jane zag ik later nog optreden in de Roma. En in Fourvière, op die mooie berg in Lyon. Het was de avond dat de Belgen verloren van de Italianen, maar ik was de gelukkigste jongen van de wereld.
Ik wilde nog roepen naar het podium dat ik nu weet hoe belangrijk een been is, en hoe fantastisch haar dochter is, maar dat durfde ik niet. Ik heb vandaag dan maar ‘Di doo daah’ gezongen en een verdroogde roos aan haar voeten gelegd.
Lees ook:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier