Columniste Babs Gons: ‘Ik probeer onderwerpen als racisme en seksisme bespreekbaar te maken’
Babs Gons is een duizendpoot. Ze is de ‘koningin van spoken word’, schrijft columns, maakt theater en is docent. Vorig jaar gooide ze hoge ogen met haar dichtbundel Doe het toch maar en deze maand verschijnt Alles wat je liefhebt wordt mooi, een bundeling van haar columns. ‘Ik wil grote thema’s behapbaar maken, ik wil ze naast je op de bank zetten.’
Wanneer ik de Nederlandse spokenwordartieste en dichteres Babs Gons spreek, is ze haar haar nog aan het vlechten. Dat moet ze tussendoor doen, anders komt ze er niet toe. Haar hele week is volgeboekt met interviews, lezingen en er is nog dat ene essay dat ze moet afwerken. In deze hectische periode komt ook haar boek Alles wat je liefhebt wordt mooi uit. Het is een bundeling van haar columns die ze schreef voor het Nederlandse dagblad Het Parool. De wekelijkse observaties bieden een ode aan de dagdagelijkse gebeurtenissen, zoals deze regels uit ‘verwondering’:
Kleine dingen die tegelijk heel groots kunnen zijn. Want
we weten allemaal nog wel dat een kus op een geschaafde
knie de pijn wegneemt. Dat een enkele kus ook onze hele
wereld op de kop kan zetten. Dat een handvol woorden je
de houvast kan geven die je nodig hebt.
Het was de kunst om weer even stil te staan bij de alledaagse dingen en ze te bevragen zoals kinderen dat doen, vertelt ze. ‘We lopen die kleine momenten zo vaak voorbij. Terwijl we ons eigenlijk de hele dag kunnen verwonderen over de dingen die we niet meer zien.’
En toch raken die alledaagse gebeurtenissen soms grotere thema’s, zoals ongelijkheid, genderidentiteit of gentrificatie. Hoe hebt u daar een balans in gezocht?
Bab Gons: Het zijn natuurlijk niet echt tegengestelde zaken. In de kleine details zitten soms ook grootse problemen. Om een voorbeeld te noemen: onze lichamen. Ik stel me de vraag hoe we met onze lichamen omgaan, wat we van ze vinden en welke opmerkingen er constant over gemaakt worden. Kunnen we opmerkingen als ‘dat staat je niet’ wel hebben? We moeten wel ons hele leven voort met ons lichaam. Daarom is het goed om die details en onze taal af en toe eens goed tegen het licht te houden.
Had u een bepaald doel voor ogen toen u aan de columns begon?
Gons: Ik had gehoopt dat het een plek mocht zijn waar ik mijn verhalen kon vertellen, los van de actualiteit en de politiek. Ik wilde geen statements maken, gewoon alle kleine observaties neerpennen. Het helpt mij ook om even goed naar de wereld te kijken en iets opvallends uit te lichten.
Een van uw columns heeft als titel: ‘schrijf dat maar in je column’. Daarin komen mensen bij u aankloppen met ideeën. Gebeurt dat vaak?
Gons: Niet zo vaak, maar toen was het een paar keer achter elkaar waardoor het opviel. Dan begin je opeens te denken over welke functie zo’n column eigenlijk heeft. Ik merkte dat mensen soms andere ideeën hadden, alsof ik met die column een probleem kan oplossen. Dat is natuurlijk niet zo. (lacht)
Wat ziet u als de functie?
Gons: Vaak zeggen mensen me dat ze het heel herkenbaar vinden. Dan komen ze met hun eigen, unieke verhaal. Elke keer ondervind ik dat hoe persoonlijker je schrijft, hoe universeler het wordt ontvangen. En dat vind ik zo mooi. Ik maak verbinding met mensen met wie ik anders geen contact gehad zou hebben.
Hebt u een andere aanpak om columns en gedichten te schrijven, zowel stilistisch als inhoudelijk?
Gons: Een column beperkt zich vaak tot een moment, namelijk mijn wekelijkse observaties. Een gedicht kan een heel leven bestrijken. Maar die grens is redelijk vaag bij mij. Ik heb net wat geschreven dat me opviel, dat kan een column worden of een gedicht. Het is aan de afwerking om te bepalen wat het wordt.
‘Kinderen die het pesten thuis leren. Kinderen die zich niet kunnen weren’, schrijft u in een column. Is het een bewuste keuze om er soms ritme en rijm in te steken?
Gons: Ik schrijf altijd hardop, dus ik heb wel een soort ritme waarop ik schrijf. Bij mij kan een column dus op een gedicht lijken en een gedicht op een verhaal en een verhaal meer op een vers. Ik vind het heel interessant om dat in elkaar te laten overvloeien. Ik heb ook weleens van een column een gedicht gemaakt en andersom. Ik mag dat gewoon doen. (lacht) Er is niemand die zegt welke vorm een column moet hebben en dat is zo fijn. In die zin ben ik erg vormvrij.
Hoewel uw teksten soms poëtisch zijn, blijven ze heel erg toegankelijk.
Gons: Ik ben wel een toegankelijke schrijver. Ik schrijf over dagelijkse observaties maar tegelijkertijd denk ik aan een groter verhaal. Ik wil die grotere onderwerpen behapbaar maken, ik wil ze naast je op de bank zetten, ik wil dat vreemden buren worden. Ik kan een groter verhaal schrijven over racisme, seksisme of gentrificatie, of ik kan gewoon laten zien wat er in je eigen straat, om de hoek of in de buurt gebeurt. Dat vind ik een goede manier om die onderwerpen iets dichter bij de mensen te brengen en bespreekbaar te maken.
U staat voornamelijk bekend als spokenwordartieste. Is het anders om te schrijven voor papier?
Gons: In spoken word komen literatuur en performance samen. Het is een hele levendige, dynamische vorm van letteren. Het heeft veel te maken met hoe ik iets vertel, het ritme, het tempo, het volume, het publiek, de outfit en dat kun je niet op papier zetten. Zelfs de persoon die de kaartjes verkoopt aan de deur is belangrijk, wie je collega’s zijn, wanneer je op mag en of het bier daar goed is.
Ik treed nog steeds regelmatig op, hoewel ik nu meer schrijf voor papier. Het is nog steeds mijn grote liefde. Die afwisseling maakt het voor mij ook boeiend. Van te veel achter een schrijftafel word je gek en van te veel podium word je snel oud.(lacht)
Toni Morrison is een van uw favoriete schrijfsters. Waarom?
Gons: Toni Morrison kaart dingen aan die ik heel lang niet las in de literatuur. Zij schrijft over wat het betekent om zwart te zijn in deze maatschappij en wat het betekent om een afstammeling te zijn van mensen in slavernij. Haar boeken zijn heftig, maar ze moesten geschreven worden.
Voor mij is literatuur naast herkennen ook verkennen. Ik wil mezelf kunnen terugzien tussen de pagina’s maar ik vind het ook van belang om boeken te lezen die me een kijk op de wereld geven. Niet alleen de wereld door de ogen van Russische of Duitse mannelijke schrijvers. Ik ga ook op zoek naar boeken die geschreven zijn door Aziatische, Caraïbische en Afrikaanse vrouwen. Ik wil in totaal onbekende werelden stappen. Zowel in fantasy als het Rusland van de vorige eeuw.
In ‘sprint naar de bieb’ staat er dat u niet had gedacht dat u ooit schrijfster kon worden. ‘Misschien door het gebrek aan rolmodellen’, schrijft u.
Gons: Ik denk dat ik pas de laatste jaren rolmodellen gevonden heb. Dat zijn schrijfsters die me motiveren om door te gaan, zoals Maya Angelou. Zij heeft zo veel gedaan tegen een achtergrond van rassenscheiding en seksueel geweld. Het is goed om dat soort mensen in je hoofd te houden. Ik zie ook dat er veel meer pogingen gedaan worden om kinderen en jongeren een divers pallet aan rolmodellen voor te schotelen. Zelf heb ik het kinderboek uitgebracht Het begint met een droom om vrouwen iets heel divers aan te bieden.
Is het uw bedoeling om geëngageerd of activistisch te zijn met uw werk?
Gons: Het grappige is dat ik vaak word neergezet als geëngageerd, terwijl vrienden van mij zeggen dat ik net zo goed schrijf over kinderen opvoeden, de liefde en de stad. Het is dus eerder iets wat hardnekkig aan mij kleeft. Dat label wordt ook snel op iemand geplakt: als je een vrouw van kleur op het podium bent, dan zul je wel activistisch zijn. Ik snap het wel, ik ben vrij strijdvaardig maar ik ga veel breder dan dat. Wie weet schrijf ik morgen een sciencefictionroman? Nina Simone zegt: ‘How can you be an artist and not reflect the times?’ Natuurlijk, ik reflecteer op de tijd waarin we leven. Als er veel strijd is, dan zal dat ook weerklinken in mijn werk. Maar ik denk niet dat ik uitgesproken activistisch ben.
‘Sorry voor de wereld’ gaat over de verantwoordelijkheid die we hebben tegenover jongere generaties. Hoe bewust bent u daar mee bezig?
Gons: Daar ben ik wel heel erg mee bezig. Ik laat me vaak en graag op de vingers tikken door jongeren, zoals in dat stuk door mijn zoon, die verontwaardigd is dat we nog steeds plastic ballonnen hebben. Ik zie een groot verschil tussen hoe hij opgroeit in deze wereld en hoe ik dat deed. Ik heb nooit nagedacht over het klimaat toen ik 14 was, terwijl het nu zo’n hot topic is. Wat hebben wij ouderen allemaal gedaan dat zij zich daarmee moeten bezighouden? Ik vind het lastig dat we ze zo veel bewustzijn moeten vragen in deze stormachtige tijden. Tegelijk heb ik een paar van de beste levenslessen geleerd van mijn zoon. Hij voedt mij net zo hard op als ik hem.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier