‘Zelfs een krant is complexer dan veel mainstream romans’ (Frank Albers)
Frank Albers debuteert naar eigen zeggen om de 30 jaar. Vliegende reporter Michiel Leen sprak met hem over ‘Caravantis’, een bijzonder gebrachte anti-utopie die verdacht veel lijkt op de minirepubliek Vlaanderen, of toch niet?
Voor het eerst sinds zijn debuut in de jaren ’80, brengt beatkenner en Shakespearevertaler Frank Albers een nieuwe roman uit. In ‘Caravantis’ neemt Albers de lezer mee naar een even fictief als herkenbaar mini-republiekje waarvan de bewoners hun recent bevochten onafhankelijkheid aangrijpen voor het uitbouwen van een concrete utopie. In Caravantis is het leven goed: bezadigde burgers leven onopvallende levens in keurig aangeharkte woonwijken, de economie en het kusttoerisme bloeien. Alleen blijkt al snel dat de Caravantische utopie een wrede schaduwkant verbergt. Een realiteit die de lezer stap voor stap ontdekt door de ogen van een uitgebreid ensemble van personages. Verwacht alleen geen antwoorden aan het einde van de roman. Zelfs als die er al zouden zijn, is Albers niet van plan om ze de lezer aan te reiken.
Hoe lang heb je hier nu aan gewerkt?
‘De marketing zegt 30 jaar. (lacht) Het schrijven zelf heeft een vijftal jaren in beslag genomen. Ik debuteer om de dertig jaar. Ik had de wereld graag wijsgemaakt dat dit een debuut is: pàf, 400 bladzijden! Maar er lopen nog een aantal generatiegenoten rond die dat kunnen tegenspreken, natuurlijk. Die eerste roman schreef ik als jonge filosofiestudent, sindsdien heb ik geen proza in boekvorm meer uitgegeven. Ik wou al heel lang iets doen met de rol die utopieën spelen in onze cultuur, sinds ik bij mijn vertrek naar de VS in 1988 een boekje van Ludo Abicht las over Ernst Bloch. Dus over die utopieën ben ik nu toch al een kwarteeuw aan het nadenken.’
Is die zoektocht naar de mogelijkheid of onmogelijkheid van een utopie nu de kern van dit veellagige boek?
‘Ik voel niet de behoefte om mijn boek te gaan zitten uitleggen. Net daarom vind ik schrijversinterviews ook zoiets raars. We hebben een enorm simplistisch idee van wat een auteur is. Is de schrijver nu werkelijk zo bijzonder, dat hij als bedenker en uitdrager van de betekenis van zijn boek moet worden opgevoerd? Wat betekent ‘Caravantis?’ Geen idee, sorry. It’s up to you, lezer. Onze hele perceptie -en consumptie!- van literatuur wordt nog te zeer gestuurd door de illusie van de schrijver als creator ex nihilo. Volgens mij is dat gewoon fout. De schrijver is hoogstens een snijpunt waarin een aantal dingen samenkomen. Je moet een zeker talent aan de dag leggen, maar voor de rest ben je aangewezen op een taal die je niet zelf gekozen hebt, op lezers die je niet gekozen hebt, en schrijf je in een tijd die je niet gekozen hebt. Zelfs de onderwerpskeuze is een kwestie van wat je tijd je aanreikt. Daarom vind ik het moeilijk om over dit boek iets te zeggen: ik wil de lezer niet voor de voeten lopen. Dat hij of zij het zelf uitzoekt. Dit is een boek vol gaten, en zo hoort het ook. Ik heb niets met het Hermansiaanse adagium dat er geen mus van het dak mag vallen zonder dat dat beest een functie heeft in de rest van het verhaal. I couldn’t disagree more. Dat lijkt me zo’n burgerlijke, oninteressante filosofie. “Neem me bij mijn handje, alwetende verteller, en vertel mij een mooi, ontroerend en af verhaal, zonder losse eindjes.” En dat heet dan realisme! Je hoeft toch maar naar je eigen leven te kijken om te merken dat zoiets geen steek houdt. In ieders leven zijn toch losse eindjes en regelrechte gaten te vinden? Ik vind het net fantastisch om een tekst te schrijven waarbij de lezer zich op het einde moet afvragen waar die mus gebleven is.’
Maar ligt de oerverloosheid dan niet op de loer?
‘Dat gevaar bestaat. Enfin, gevaar. Risico. Je moet een zeker verlangen naar orde proberen over te brengen. Daar is weinig mis mee. Maar je kunt de wereld toch niet voorstellen als een afgerond geheel, zonder losse eindjes? Dan doe je aan kitsch en belletrie.’
Was er dan een concrete aanleiding om dit boek op het getouw te zetten?
‘Ik heb altijd geweten of gehoopt dat ik nog eens die grote gooi zou maken en iets groters zou schrijven dan die novelle van toen. Ik heb echter lang alle geloof in het nut en de betekenis van fictieschrijven verloren. In de jaren ’80 geloofde ik alleen nog in de literatuurtheorie. Adorno was belangrijker dan Dostojevski. Jacques Derrida fascineerde me meer dan Hugo Claus of Harry Mulisch. Wie zijn coming of age beleefde in de jaren ’70 en ’80 zal dat misschien herkennen. De roman heette voorbij te zijn. We hadden Beckett gehad, en daarna leek alleen nog regressieve amusementsliteratuur mogelijk.’
De aftiteling rolde al?
‘Precies. En daardoor ontstond de idee dat enkel het theoretische werk nog zinvol was. De Frankfurter Schule maakte indruk, ook al begreep ik er misschien maar de helft van. Maar die theorieën vond ik interessanter dan de belletrie die zo duchtig bedreven werd, dat kantklossen en breien in de naam van de literatuur. De universiteit, de bibliotheek, dat was het laatste schuiloord voor de denkende mens. Daarbuiten had het entertainment alles vergiftigd.’
Maar toch ben je aan een roman begonnen. Heb je een omslag meegemaakt?
‘Ik kan me niet herinneren dat ik van mijn paard gebliksemd werd of zo. Toen ik op mijn 35e doctoreerde, had ik een groot stuk van mijn leven in bibliotheken doorgebracht. Een interessant, maar ook ijl, iel bestaan. Ik ben Shakespeare gaan vertalen, en het contact met theatermakers en -spelers haalde me uit de splendid isolation van Harvard. Misschien is het door ouder te worden en te leven dat die behoefte terugkwam om een manier te vinden om verhalen te vertellen.’
Waar ligt Caravantis eigenlijk?
‘You choose. Ergens in Europa.’
Eens kijken… Een klein, recent onafhankelijk republiekje van zes miljoen inwoners bij de zee. Een van hun favoriete sporten is veldrijden, en de bewoners houden van gemillimeterde heggen rond hun met alarmsystemen beveiligde huizen…
‘Het is unnamable.’
‘Its’ not down in any map. True places never are,’ zegt het motto. Een weggever.
‘Kijk, sommige lezers zien er een politieke satire op Vlaanderen in. Dat vind ik een puur journalistieke lezing. Altijd op zoek naar die één-op-ééncorrespondentie tussen het geschrevene en de buitenwereld. ‘
Maar waarom ligt het er dan zo vingerdik op?
‘Toch is het dat echt niet. Als je het boek zo leest, moet je consequent zijn. Lopen er in Vlaanderen mensen van 14 meter hoog rond? Nee toch, maar in Caravantis dus wel. Toegegeven, er speelt een factor van herkenning mee. Maar een roman als ‘Caravantis’ is een valstrik. Ik insisteer op het parabelkarakter van mijn tekst. Je voedt die parabel met ingrediënten uit een herkenbare samenleving, zodat mensen snel in verleiding komen om het boek dan maar te reduceren tot een neerslag van een bestaande wereld. Net om die realistische, journalistieke, lezing te weren, begint het boek met de introductie van een totaal grotesk personage. Het is een schiftingshoofdstuk. Wie het te zeer van de pot gerukt vindt, moet daar afhaken.’
Als het boek een parabel is, dan impliceer je ook een boodschap, een les misschien?
‘Vertel jij me maar of er iets uit te leren valt. Ik ga je dat niet vertellen. Dit boek is in die zin maar half af: het is aan de lezer om er iets mee te doen. Als de auteur dat allemaal moet uitleggen, hoef je zijn boek niet meer te lezen. Dit boek is in zijn vorm enigszins polemisch, omdat het die verwachtingspatronen frustreert. Van sommige personages kom je niet te weten hoe het ermee afloopt, en dat zit lezers dwars. Maar die hang naar duidelijkheid in de literatuur is toch stuitend? Mensen verdragen in een weekendfilm veel meer onduidelijkheid dan in een roman. En dan hebben we het nog niet over de grote filmkunstenaars. Fellini, Lynch, Godard, snappen we dat ooit helemaal? Neen, maar dat accepteren we. Maar oh wee als die mus van Hermans aan ’t eind van het verhaal niet geland is. Alarm! Los eindje! Zelfs een krant is complexer gecomponeerd dan vele mainstream romans. Dat heb ik tijdens het schrijven van ‘Caravantis’ wel eens gedacht: dit is gewoon een krant van vierhonderd bladzijden.’
Moeten we nu nog eens dertig jaar wachten op je volgende roman?
‘Nee, ik ben er wel klaar mee. Dit is niet zomaar een roman hè. Dit is hét boek voor mij. Om het pathetisch uit te drukken: het boek waarop ik misschien wel tien jaar heb gewacht. Hierna kan ik geen roman meer schrijven, denk ik. Ach, misschien nog een fijne novelle, of een boek over Shakespeare. Maar ‘Caravantis’ is echt wel het gevolg van een radicale en totale ambitie om iets belangwekkends te maken. Een soort absoluut verlangen om iets achter te laten waarna je rustig kunt doodgaan. Ik hoop dus maar dat dit boek de lezers vindt die het verdient.’
Frank Albers, ‘Caravantis’, De Bezige Bij, 398 blz., 19,90 euro
Michiel Leen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier