Yves Petry – De maagd Marino
Zei iemand dat onze literatuur meer brains en body nodig had? Die leze dan De maagd Marino van Yves Petry, een even intelligente als onthutsende roman.
Yves Petry – De maagd Marino
Uitgeverij: De Bezige Bij
Aantal pagina’s: 340
Prijs: 19,90 euro
ISBN: 978-90-234-5444-1
Petry’s vijfde roman is het fictieve relaas van een fatale ontmoeting. Hij begint met haar eindpunt: een sterfscène, even theatraal als visceraal, even krankzinnig als bloedernstig. Een gedrogeerde man in onderbroek wordt vastgebonden, ontmand en – nadat hij in een kramp van pijn is doodgebloed – in stukken gesneden en begraven. Beul van dienst is zijn minnaar Marino. En die blijkt hem te hebben willen opeten.
Dat klinkt wellicht al misselijk genoeg. Maar wat bevreemdt, is dat alles volgens afspraak gebeurt, volgens een strak scenario. Zelfs het graf hebben de beide mannen op voorhand samen gegraven. Ze realiseren een gedeeld fantasme. De kannibalistische moord blijkt een zelfmoord op bestelling.
De analogie met de ‘kannibaal van Rotenburg’, die in 1996 een schokgolf veroorzaakte in Duitsland, is duidelijk. Maar Petry’s boek herinnert nergens expliciet aan die zaak. Het is in het extreme van de situatie, het intieme van de relatie, dat de roman zich vastbijt. Ergens tussen het onvoorstelbare en het veronderstelde. Want dat is wat literatuur voor Petry moet doen: doordringen in het onbegrijpelijke.
Vanaf het tweede van de zesentwintig korte hoofdstukken traceert Petry de fictieve levenslopen van Marino Mund en Bruno Klaus, zoals de zelfmoordenaar blijkt te heten. Plaats van schrijven is de cel van Marino, enige tijd na zijn proces. Eenzamer wordt het niet, maar toch is Marino niet alleen. ‘ Und kann ich nur einmal recht einsam sein, dann bin ich nicht allein’, luidt niet toevallig het motto van de roman. Ontleend aan Bruno Klaus, alsof dat een schrijver is.
En dat is hij in zekere zin ook. Het is de stem van de verorberde Klaus die de woorden dicteert van de geschiedenis die Marino in de eenzaamheid van zijn cel zit te noteren. Alsof hij, als ‘schrijver’, in Marino gereïncarneerd is.
De lezer wordt in dat waanidee meegezogen. Het is door de blik van Bruno dat je het verhaal verneemt. Hij is de ‘ikzegger’, zoals hij dat zelf noemt, Marino niet meer dan een passief lichaam, een on-persoonlijke dienstmaagd, een ‘hij’. Je weet als lezer dat je dat niet kunt geloven: het is fictie, die Bruno is dood.
Maar het is precies in het bewustzijn van die fictie dat Petry de lezer meesleept naar het ware mikpunt van zijn literatuur: de fictie van het bewustzijn, van dat wat wij ‘ik’ noemen.
Het geval van Marino illustreert dat perfect. Als eeuwige maagd, ziekelijk moederskind, opgesloten in een veel te groot lichaam en niet in staat tot communicatie (tenzij door middel van informatica), is hij amper een individu te noemen.
Hij lijdt aan een gebrek aan ‘ik’, zo volstrekt raadselachtig dat elke poging tot verklaring, zoals zijn enorme oedipus-complex, in haar eigen karikatuur verandert. Ook het profiel dat zijn (grotesk) bevallige advocate Eveline Tits van hem ophangt, is een leugen.
Voor Marino, gedreven door het letterlijke verlangen om zijn eigen leegte op te vullen, komt Bruno Klaus als geroepen. Diens besluit bestaat er immers juist in om te sterven aan zijn ‘ik’. Als literatuurdocent heeft hij een overontwikkeld zelf-bewustzijn, reden waarom hij van zijn beroep (en de literatuur tout court) afstand neemt en zich in een roes van anonieme seks en porno stort. In het doodse karakter van Marino meent hij de verlichting te vinden die hij zoekt.
Het is vooral in Bruno, het hoofdpersonage van de roman maar als ik-schrijver tegelijk niets meer dan een talige fictie van de waanzinnige Marino, dat Petry zich uitleeft. In hun poging tot symbiose, hoe onverteerbaar ook, vat hij de gespletenheid samen waaraan deze tijd lijdt: een teveel aan individualisme en een tekort aan individualiteit.
Meer dan aan het roman-concept ligt die sterkte aan zijn stijl, die efficiënter is dan vroeger. Stijl is geen ornament, maar een manier van denken voor Petry: uitdagend intelligent maar ook poëtisch, onverwachts humoristisch zelfs. De maagd Marino is een bloedmooi boek. Maar goed, wie ben ‘ik’?
Tom Van Imschoot
Romans
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier