Willem Thies – Toendra
Dat Willem Thies in 2006 met Toendra de C. Buddingh’-prijs won voor het beste Nederlandstalige poëziedebuut was een verrassing van formaat.
Willem Thies – Toendra
Uitgeverij 521, Amsterdam
Aantal pagina’s: 48
ISBN: 978-90-499-7016-1
Internet: Willem Thies.nl
Dat Willem Thies in 2006 met Toendra de C. Buddingh’-prijs won voor het beste Nederlandstalige poëziedebuut was een verrassing van formaat.
Het lag niet voor de hand dat de jury van de C. Buddingh’-prijs koos voor het bibliofiel uitgegeven kleinood van Willem Thies, boven de om onduidelijke redenen in diverse media bewierookte bundels van Els Moors en Thomas Möhlmann.
De 33-jarige Amsterdammer is geen vrolijke Frans. In de desolate Toendra van Thies worden wapens getrokken, vloeit af en toe wat bloed en is de dood alomtegenwoordig. Maar zelden klinkt het vilein of macho. Wie het boek na enkele lezingen weer weglegt, stel zich de dichter voor als een weliswaar zwaarmoedig maar aimabel man. Dertigers die vragend en zoekend in het leven staan, men zou ze de kost niet willen geven.
De thematiek is universeel, de taal helder en ongecompliceerd. Willem Thies schrijft achteloos en zonder emotie. De rol van vreugdeloze verteller past hem uitstekend, zoals in het openingsgedicht Sparagmos, over het werk in een slachthuis:
‘// Waarom sidderen de lichamen zo, vraag ik, / leunend tegen een varken. // Contractie van de spieren. Zou jij ook doen als / ze een stalen pin door jouw hoofd zouden schieten. // Ik knik, en ga door met mijn werk, hersenen / verwijderen, de grote en de kleine. // /’ Let op de spitsvondige enjambementen, waardoor het leunen tegen een karkas en het hersenwerk iets cru-komisch krijgt.
Dezelfde geslaagde regelovergangen vinden we terug in de haast obligate – welke jonge, ambitieuze dichter schreef er nog geen? – Pfeijffer-parodie. De Vuurvogelvanger is een leuke, absoluut niet boosaardige pastiche met schitterende slotregels: ‘mijn meccanowoordenbouwwerken zijn wankel’ en daaronder als een punchline ‘noch vergankelijk’. Onderweg verwordt de mammon tot een ‘maanmond’ en licht Thies de lezer een voetje met het onmogelijke woord ‘zonnenevelogen’.
Met de gewelddadigheid in deze bundel valt het al bij al nog mee. Deze dichter schermt met een kartonnen sabel die knapt na één stoot; het nepbloed is opzettelijk opzichtig aangebracht. De sluimerende agressie wordt nergens concreet. Eigenlijk heeft deze dichter een afkeer van geweld; ‘ik wil het geluid van brekend glas zonder schade / een sneeuwlandschap zonder koude / een scherp mes zonder geweld //’.
Thies wil een wapen bij zich dragen in de hoop het nooit te moeten gebruiken. Een beetje psychiater zou hier al snel een trauma of kwetsuur in zien, maar laten we focussen op de gedichten en niet op de dichter. Alhoewel, Thies – echte naam: Willem Tiese Derks – heeft een punkverleden, weet dus alles over pose met een knipoog.
Doch pose is een te streng en negatief woord voor de poëzie die deze jongeman bedrijft. Zwartromantische apathie komt al dichter in de buurt. Net die schijnbare onverschilligheid zorgt ervoor dat de vondst Autobiografie – een terugblik op het verleden met leeftijden als merktekens – en de drammerige opsommingsgedichten Confessie en Ik ben prima te pruimen zijn. Het is bij Thies allemaal zo heerlijk pretentieloos.
Een debuut zou geen debuut zijn zonder debutantenfoutjes. Toendra bevat enkele gedichten die te onaf zijn. Een gevatte quote of diepzinnige mijmering is zelden een goed gedicht. Gelukkig voor Willem Thies heeft de jury van de C. Buddingh’-prijs, bestaande uit Anton Korteweg, Albertina Soepboer en Michaël Vandenbril, die jeugdzonden met de mantel der liefde bedekt en terecht geoordeeld dat het betere werk overheerst.
Philip Hoorne
Poëzie
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier