Wie zijn ‘de beste mensen’? Joris Luyendijks ‘De zeven vinkjes’ blijkt voor de helft gebakken lucht
Tijdens zijn Londense jaren ondervond Joris Luyendijk aan den lijve wat discriminatie is. Het zette hem aan het denken.
Toen Rutte III in 2017 boven de doopvont werd gehouden en er alweer geen ministers of staatssecretarissen van kleur in bleken te zitten en veel minder vrouwen dan mannen, verdedigde de Nederlandse premier zijn keuze met: ‘Ik had er graag meer willen hebben, maar uiteindelijk geldt: we gaan voor de beste mensen.’ ‘O ja?’ vraagt Joris Luyendijk zich in zijn nieuwe boek af. En wie bepaalt dan wie die beste mensen zijn?
Het antwoord op die vraag is natuurlijk eenvoudig: zij die aan de macht zijn, en die beste mensen zijn dan steevast degenen die als twee druppels water op hen lijken. De witte man, horen we u al denken, maar volgens Luyendijk is dat veel te algemeen, want de witte man die in de supermarkt de rekken vult zul je nooit bij Rutte aan de dis treffen. Nee, achter de macht zit een hele sociale klasse. Die is wit, mannelijk en hetero inderdaad, maar ze heeft ook minstens één autochtone ouder, minstens één ouder die hoger onderwijs heeft gevolgd, is naar een gymnasium geweest waar Latijn en Grieks gedoceerd worden en heeft nadien universiteit gelopen. Het zijn zeven eigenschappen die Luyendijk samenvat als de zeven vinkjes, ook de titel van zijn boek trouwens. De drie procent mensen die daaraan voldoen bepalen wat kwaliteit is, en alle anderen beginnen met een handicap aan het leven, of een paar, want de zwarte lesbische vrouw in een rolstoel kan het helemaal wel schudden.
Wie bepaalt wie de ‘beste mensen’ zijn?
In De zeven vinkjes gaat Luyendijk op zoek naar het mechanisme achter sociale uitsluiting en discriminatie. Veel nieuws levert dat jammer genoeg niet op. Meer zelfs, ruim de helft van het boek bestaat uit herhalingen en gebakken lucht. We weten inmiddels al lang dat je met het juiste accent over de juiste onderwerpen moet kunnen spreken en dat intonatie meer is dan zomaar wat aanstellerij. Dat het aartsmoeilijk is om van een lagere sociale klasse op te klimmen naar een hogere, is ook al lang geen geheim meer. Dat dit gepaard gaat met heel wat pijn en verdriet evenmin. Wanneer de kersverse promovendus zijn ouders uitnodigt op het afstudeerfeest aan de universiteit merkt hij meteen dat ze wat sjofel uitvallen in vergelijking met die van zijn studiegenoten met een zevenvinkjesachtergrond. Zij zijn onwennig, hij is beschaamd en met zijn allen zijn ze verdrietig wegens de kloof die er tussen hen is gegroeid.
Een groot gedeelte van het boek hangt Luyendijk op aan zijn persoonlijke ervaringen in Londen, waar hij van 2011 tot 2013 woonde en voor The Guardian blogde, wat resulteerde in zijn bekendste boek, Dit kan niet waar zijn: onder bankiers, inmiddels vertaald in achttien talen. Hij zou nooit een Brit worden, besefte hij al gauw. Vaak werd hij straal genegeerd door de Oxbridge ons-kent-ons-kliek die het overgrote deel van de redactie uitmaakte. Tijdens vergaderingen zweeg hij steeds vaker en uiteindelijk kapte hij er gewoon mee en keerde hij ontnuchterd terug naar Nederland. Daar hoorde hij zelf bij de drie procent, besefte hij, en werd er wel naar hem geluisterd, veel meer dan wanneer hij deel zou uitmaken van de zevenennegentig procent.
Joris Luyendijk, De zeven vinkjes. Hoe mannen als ik de baas spelen, Pluim, 200 blz., 21,99 euro
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier