‘Bloed op Sneeuw’ van de Noorse thrillerschrijver Jo Nesbø maakt de Noorse ziel en de kille daden van een massamoordenaar als Anders Breivik eindelijk begrijpelijk, aldus Lukas De Vos, die woorden te kort komt om deze topthriller te prijzen.
Tjonge, wat kan die Nesbø schrijven zeg! Je zou er de hele lading Nederlandstalige zogenaamd psychologische thrillers cadeau voor doen, om je onder te dompelen in de gevoelige harde gelaagdheid van Oslo’s onderwereld. Zijn zijsprongetjes uit zijn vaste reeks met de drankzuchtige commissaris Harry Hole zijn zo mogelijk nog sterker dan zijn politieromans. Dat bewees hij eerder al met Headhunters (2008, vertaald in 2010) en De Zoon (2014).
Ziel van de Noor
Met Bloed op Sneeuw (Cargo-De Bezige Bij) heeft hij zichzelf overtroffen. Het verhaal van de huurmoordenaar Olav is zo goed als één lange monologue intérieur, die behalve een stilistisch hoogstandje vooral uitblinkt door een bijzonder gave reflectie op de Noorse samenleving. De kracht ervan is dat die zijdelings gebeurt, geen recht-voor-de-raapse maatschappijkritiek ventileert zoals bij de Zweden Sjöwall & Wahlöö, Stieg Larsson of Jens Lapidus. Nee, Nesbø peilt naar – ik heb er geen betere omschrijving voor – de ziel van de Noor, heel anders dan de klassieke voorbeelden uit Skandinavië, zoals Trygve Gulbranssen (En Eeuwig Zingen de Bossen, 1933) of Sigrid Undset (Kristin Lavransdochter, 1922). De popmuzikant en ex-stervoetballer Nesbø is hedendaagser dan ebola. Bloed op Sneeuw is in wezen een romantische tragedie, maar de scherpgeslepen taal en de onthechte benadering van een gedoemd misdadigersleven verhinderen elke sentimentaliteit.
Olav zwalpt tussen twee maffiabendes, die van Hoffmann en die van de Visser, en tussen twee werelden, die van liefdesverlangen en een gebroken verleden. Hij is wrakhout en beter dan wie dan ook weet hij dat een uitweg uitzichtloos is. Hij rekt tijd, door gezwind de ene bendeleider voor de andere te ruilen als hij de opdracht krijgt Corina, de “vrouw zonder geweten” en echtgenote van Hoffmann uit de weg te ruimen. De sterkte van Olav is een bijna griezelig besef van zijn eigen kunde en onkunde. “Ik kan niet langzaam rijden, ik ben zacht als boter, ik word te snel verliefd, ik verlies mijn kop als ik kwaad ben en ik ben slecht in rekenen. Ik heb wel het een en ander gelezen, maar ik weet weinig en zeker niet iets waar je wat aan hebt. En ik schrijf langzamer dan een stalaktiet groeit”. Zo traag als hij tot ordening van gevoelens in woorden komt (het hele verhaal door werkt hij aan een briefje voor een doofstomme geliefde met wie hij nooit rechtstreeks contact heeft), zo alert is hij als het op overleven aankomt. Hij weet dat overlopen naar een andere opdrachtgever zijn doodvonnis inhoudt.
Verraad wordt met bloed uitegwist. Hij weet dat het redden van en vrijen met Corina een werkelijkheid dekt die hij eigenlijk wil ontkennen. Dat hij meer dan ooit moet omzien als hij partners meeneemt op executie-expeditie. Olav is een koele killer, maar met een gevoelig hart, gevolg van een gewelddadige jeugd en een dronken geliefde moeder. Wat hij niet kan is mateloos groot: hij is niet geschikt om vluchtauto’s te besturen (hij denkt op te vallen voor de politie), hij is hopeloos voor een overval (omdat klerken er trauma’s aan overhouden), hij heeft geen neus voor drugssmokkel (omdat hij niet kan tellen), en hij heeft lak aan prostitutie (omdat hij vrouwen altijd op een pied-de-stalle zet). Maar hij is een kraan in het afrekenen met lastige tegenstanders. Niet de zijne, maar die van zetbazen, aan wie hij zich graag onderwerpt.
Virus in het bloed
Kink in de kabel wordt natuurlijk de vrouw – moeder, maagd, hoer, gehandicapte, feeks, alle gedaanten van de dubbelzinnige vrouw gaan zijn geestesoog voorbij, en de enige misrekening is dat hij vrouwen ook wil redden van wie hen mishandelt. Het loopt al snel fout als hij Corina bespiedt (voyeurisme is professionele voorzienigheid) en merkt dat zij een minnaar heeft. Die hij genadeloos ombrengt, liefst met een schot in de rug. Alleen blijkt het om de zoon van Hoffmann zelf te gaan. In de wrede wereld van de maffia rijst dan de vraag of bloedwraak kan getemperd worden door rationaliteit en nuchtere berekening, of dat zij hoedanook een drijfveer wordt om lastige huurlingen op te ruimen. Wacht Olav het lot dat hij zijn sadistische vader zelf deed ondergaan toen hij dertien was ? “Mijn vader lag op zijn rug te snurken. Ik stapte op de bedrand met aan weerszijden een voet en zette de punt van de skistok op zijn buik. (…) Ik sprong op, trok mijn knieën op als een schansspringer. En kwam met mijn volle gewicht naar beneden. De huid gaf een beetje weerstand, maar toen er een gat was ontstaan, gleed de stok dwars door hem heen”. De erfelijke belasting is helemaal toe te schrijven aan de fatalistische, neerbuigende, ongrijpbare reactie van de stervende man, die met bellen bloed in de mondhoeken nog grijnzend en trots rochelt: “Kijk, dat is mijn jongen”. Olav draagt dit in zijn beulsleven onverkort mee: “Dat virus had ik in mijn bloed. Zijn virus”.
Smalende portrettering ordediensten
Nesbø deelt met Hamsun dat besef van onontkoombaarheid. Het lot ligt ingebed in de maatschappelijke ontsporingen, die evengoed toe te schrijven zijn aan de onderwereld als aan de beschaafde overheid, die zelden tot nooit aan begrip en behandeling toekomt. Het valt op dat de politie altijd te traag aanstormt, dat de natuur zelf de snelheid van ingrijpen afremt, zeker als het sneeuwt in de kersttijd. Als poedersneeuw zich vermengt met bloed en onkneedbaar blijft voor de mens. De natuur is altijd de bondgenoot voor wie een duidelijk plan heeft, niet voor wie reageert op gegeven omstandigheden. Als Belgisch politiechef De Bolle naar eigen zeggen houdt van Austen (vanwege de sterke vrouwen) en Nesbø (vanwege de ongenaakbare vrouwen, mag ik aannemen), dan moet ze wel een bittere smaak overhouden aan Nesbø’s wantrouwen tegenover de niets ontziende, ijzige kracht der vrouwen, en de smalende portrettering van de ordediensten.
Natuurlijk loopt het verhaal slecht af, behalve voor wie boven de moraal van de samenleving staat. Nesbø is er niettemin in geslaagd in deze lange novelle een gecondenseerd embleem van de waarachtige staatsorganisatie te scheppen. De verbijstering na de zinloze moorden van Anders Behring Breivik op Utøya (ook Olav verkeert minder in gewetensnood als een overvallen kantoorbediende kommunistische bladen leest) vindt in Bloed op Sneeuw een ontzettend heldere verklaring. De wereld is niet voorbereid op eenzaten die teder van inborst maar radicaal van optreden zijn, zeker als ze gestuurd worden door misdadige organisaties. In die zin is Nesbø pakkender dan zijn Zweedse collega’s.
Kort onzinnig leven
Noorwegen is en blijft een landelijke samenleving (ook, en vooral in een “stad” als Oslo), die koppigheid verwart met zelfzekerheid, en mishandeling met orde. Door dat gebrek aan inzicht bevriest de samenleving onafwendbaar, net als de natuur in een koudegolf. Met bevroren bloed of doodgebloede ledematen wordt alleen terugbetaald wat in de grondslag van de harteloze natuur gevat ligt: er is geen remedie tegen verkilling, er is geen vonk die mensen verbonden houdt. Alleen onvervulde verlangens. En een kort, onzinnig leven.
Lukas De Vos
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier