‘We excuseren ons te pletter voor onrecht, dat onze grootouders hebben verricht, tegenover mensen die het niet hebben ondergaan’ (Luc Devoldere)
Morgen wordt ‘Tegen de kruideniers’, de nieuwe essaybundel van Luc ‘Ons Erfdeel’ Devoldere, boven de doopvont gehouden. In avant-première hier alvast 11 spitante aforismen uit het slotdeel ervan.
‘Tegen de kruideniers. Over talen, Europa en geheugen’, heet de nieuwste essaybundel van ‘Ons Erfdeel’-directeur Luc Devoldere die morgen officieel wordt voorgesteld. Devoldere bracht zijn beste essays uit de laatste jaren samen en bewerkte ze tot een vurig pleidooi voor echt, lees: cultureel verantwoord kosmopolitisme in een wereld die meer en meer wordt geregeerd door de mammon. In Devolderes gewortelde kosmopolitisme nemen het Europese erfgoed en de westerse traditie een pivotale rol in.
Devoldere is echter geen reactionaire nostalgicus maar een lucide intellectueel die opkomt voor alles wat weerloos en broodnodig is én daardoor onze culturele erfenis opnieuw tracht te vitaliseren. In ‘Lucifers bij de brand’ (2009) deed hij dit in de vorm van een intellectueel carnet, een dagboek met overpeinzingen en bon mots. In het slotdeel van ‘Tegen de kruideniers’ serveert Devoldere ‘Nog meer lucifers bij de brand’, zoals het heet: een minidagboek deze keer van ongeveer vijftig bladzijden. Daaruit werd dit lijstje van 11 beklijvende aforismen gepuurd:
Er moet gezorgd, gewerkt, gerekend worden – het credo van de middenstand, die, zoals men weet, het land regeert.
“Trouw aan zijn filosofische overtuiging is van ons heengegaan…” En wat als men geen overtuigingen heeft?
Omringd door het grote sterven. De dominostenen vallen één na een. Voor elk van ons breekt vroeg of laat het ogenblik aan dat de dood meewandelt op onze wegen. Hij vertoont zich door lichamen te bezetten, over te nemen en uit te zuigen. Aanvaard uw lot en leef verder.
Een rochelend ademen, dat stokt; een kaak die trekt, en dan valt alles stil en blijft een mond gapend achter. We hebben het ogenblik waarin leven niet meer leven wordt, gemist. Armen en benen gevlekt. Nog even blijft een hoofd koortsig warm. Ik kus het. De dood. Tremendum et fascinans.
Het land feest, het land rouwt. Studenten gaan uit de kleren, mannen laten baarden groeien, kunstenaars verzamelen zich rond slogans in theaters, opiniemakers scheiden meningen af die gaan van vermoeide overbodigheid over pathos tot hysterie – en dat allemaal omdat het land al 250 dagen geen regering heeft.
De avond van die memorabele dag ziet hij in zijn oude school “De vijand van het volk” van Ibsen. De regisseur heeft geen enkele moeite gedaan het stuk te “actualiseren”. Juist omdat het letterlijk “gedateerd” is, gaat het over nu en hier. Het is de meest zinvolle politieke daad van de dag.
Is tolerantie ooit meer geweest dan het goedschiks of kwaadschiks aanvaarden van onoverbrugbaar meningsverschil?
In die dagen stortten wereldwijd de beurzen in, de wisdom of crowds degenereerde tot de lunacy of markets. Men sprak toen over “de Markten” alsof het afgelijnde entiteiten waren, aanspreekbaar, terwijl het in werkelijkheid ging om de optelsom van eenmalige beslissingen te kopen of te verkopen, genomen door ontelbare individuen, gedreven door een cocktail van onzekerheid, angst, kuddegedrag en hebzucht.
In de hemel speelt men alleen Bach. Maar God luistert alleen en stiekem in zijn kamer naar Mozart.
Geschiedenis is verworden tot herdenkingszucht en herinneringsplicht. Men verwart haar met erfgoed.
De excuus-industrie: we excuseren ons te pletter voor onrecht, dat onze grootouders hebben verricht, tegenover mensen die het niet hebben ondergaan.
Luc Devoldere, ‘Tegen de kruideniers. Over talen, Europa en geheugen’, De Bezige Bij Antwerpen, 336 blz.,, 19,99 euro
Frank Hellemans
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier