Watou 2016: Afscheid in schoonheid

© GF

De achtste, en allicht laatste editie van het Kunstenfestival in Watou wil het hebben over de kracht van mededogen. Voor zijn doen opvallend sociaal bewogen én inhoudelijk sterk, wil het festival in het kleine West-Vlaamse dorp bij de Franse grens duidelijk eindigen in schoonheid.

2016 bracht slecht nieuws voor de organisatoren van het Kunstenfestival in Watou. Een nipt negatief advies van de beoordelingscommissie zette de VZW Kunst zonder structurele subsidie. Watou 2016 ging dan ook van start in het besef dat het allicht de laatste editie in deze formule zal zijn. Als het zo moet zijn dat deze Watou de laatste in de huidige formule is, dan hebben intendant Jan Moeyaert en de zijnen er alleszins alles aan gedaan om er een afscheid in schoonheid van te maken: dit is misschien wel de sterkste en meest consequente tot nu toe.

Al meteen is er aandacht voor de emanciperende werking van de poëzie: in de ‘Poezinema’ in hetFetsivalhuis wordt de docu ‘We are Poets’ van Alex ramseyer – Bache vertoond, over een groepje jongeren uit de Britse stad Leeds die zich voorbereiden op de wereldkampioenschapen poetry slam. Zeg van het genre wat je wil – in het slechtste geval is het gewoon hiphop zonder beat eronder -, het is ontroerend om te zien hoe de jonge dichters, schoolkinderen nog, hun talent ontdekken, en misschien wel voor het eerst in hun leven applaus oogsten voor iets wat ontegensprekelijk van hen is. De post-industriële treurnis van het Leedse straatbeeld geeft genoeg te denken over wat er zou gebeuren als de jongeren geen vluchtweg hadden gevonden in de poëzie.

De literatuur en poëzie zijn overigens goed vertegenwoordigd dit jaar. Als vanouds neemt elke week een ander duo van dichter en beeldend kunstenaar de muur in het Festivalhuis onder handen. De kalender met weekendperformances in het achterzaaltje van het Oud Gemeentehuis oogt ook weer mooi, met onder andere Maarten Inghels, Michael Vandebril, een doortocht van De Sprekende Ezels, Lize Spit, F.W. Daem en zo nog enig schoon volk. Elders op het parcours palmen Saskia De Coster en Inne Eysermans (Amatorski) een heel huis in, dat ze langs binnen en langs buiten volkladden onder de noemer ‘Ik wist dat je komen zou.’

Een kleine bijdrage alstublieft

Maar wat dit jaar vooral de aandacht trekt: de sociale bevlogenheid die uit de themakeuze en de geselecteerde werken spreekt. Zelfs Thomas Pikketty waart rond onder de kerktoren: de Nederlandse kunstenaar Dries Verhoeven heeft onder de noemer ‘Songs for Thomas Piketty’ her en der langs het parcours aftandse ghettoblasters opgesteld, waaruit oude liederen weerklinken, of een vraag om ‘een kleine bijdrage.’ Met de hele centendiscussie in het achterhoofd, behoorlijk wrang.

Ook de oorlog is nooit veraf: Dijkstra’s ontwerp voor een monument ter ere van de oorlogsdeserteurs. Ook honderd jaar na datum een heikel punt. In een notitieboekje naast de maquette mogen bezoekers hun antwoord neerschrijven op de vraag of deze deserteurs een gedenkteken verdienen. Veel mededogen op de pagina’s, een vleugje politiek (‘herdenk de mens, niet de soldaat’), maar ook een aantal stemmen die vasthouden aan de idee dat je je strijdmakkers niet in de steek laat.

Refuge

De Douviehoeve is de klassieke sterkhouder in het parcours. Dit jaar krijgen de blakendwitte stallingen een uitgesproken maatschappijkritische invulling. Peter Verhelst klinkt, zoals wel vaker in Watou het geval was, sonoor op uit een verduisterde stalling: zijn gedicht voor het verdronken jongetje Aylan Kurdi gaat in dialoog met het ineengedoken kunstwerk ‘Refuge’ van Alex Seton. Hier lukt het wonderwel, beeld en taal op elkaar afstemmen, en tegelijk vragen oproepen, net als Stafen Hertmans’ sublieme gedicht ‘Conversation Piece’ lijkt te versmelten met de gelijknamige beeldengroep van Juan Muñoz. Wat vermogen kunst en poëzie in een tijd die zich geen raad weet met de massale, wanhopige migratie vanuit streken waar het onnoemelijke aan de winnende hand is? Verderop in diezelfde Douviehoeve: poëzie zoals die misbruikt werd door Hitler, Stalin en Mussolini. De Nederlandse kunstenares Anna Lange nodigt de bezoeker dan weer uit zich tot het Ismisme te bekeren, een absurdistische gezindheid di epretendeert niet het zoveelste ‘-isme’ te zijn. Dit alles geflankeerd door Roy Villevoyes meer dan levensechte sculptuur van de jonge Hitler als dakloze schooier. Het hyperrealistische beeld- weliswaar zonder bloksnor- roept een ongemakkelijke compassie op. Stel je voor dat ooit, lang geleden, iemand die haveloze stumper een beetje mededogen had betoond, zou de geschiedenis er dan anders hebben uitgezien?

Grof geschut

Het zijn vragen waar je nog op loopt te sjieken terwijl het parcours alweer terug richting dorp meandert. Een welgekomen scheut humor is te vinden in het huisje bij de parochiezaal: de cartoons en leutige gedichtjes van Randall Casaer, die je desgewenst tot je kunt nemen op een luilekker verhoogje van kunstgras. Voorts wordt er op deze locatie met wel heel grof geschut geschoten: de weltschmerzklassieker ‘Eenhoorn’ van Jotie T’hooft gecombineerd met een sculptuur van Alet Pilon , voorstellende een geveld hert, is misschien net van het goede te veel. De ‘symbiose’ tussen beeldende kunst en poëzie komt er niet vanzelf.

De Kerk zorgt voor een machtig en emotioneel point final. Was deze loctaie in het verleden vaak het toneel van een vrolijk gevecht tussen de kunstwerken en het aanwezige patrimonium van oer-Vlaamse plaasteren kitsch, dan word je er nu vergast op een naargeestige soundscape die de bezoeker als het ware op de hielen zit. Het laatste woord is aan de Malawese kunstenaar Samson Kambalu en zijn sculptuur ‘Holy Ball.’ Een heiligenbeeld, jawel, maar dan een dat vervangen is door een tors met voetbaltrui, met aan de voet ervan verschillende voetballen, ingepakt in bijbelpapier. Een statement dat kan tellen: in deze voetbalgekke zomer is het laatste kunstwerk dat je op de route in Watou tegenkomt, een wrange ode aan de sport die de allure van een religie gekregen heeft.

Wat(ou) nu?

Eenmaal de kerk uit dringt nog één vraag zich op: wat nu? ‘Watou’ is een begrip, en dat was het ook al in 2009, toen de huidige organisatoren in de voetsporen traden van dichter Gwij Mandelinck, de organisator van de oorspronkelijke poëziezomers in het dorpje bij de Franse grens. Toen Mandelinck het in 2008 voor bekeken hield, was het duidelijk dat er altijd wel gegadigden te vinden zijn om de locatie te claimen: parallel met de eerste editie van het huidige kunstenfestival, liep er destijds ook een zomer lang een tentoonstelling van de Verbeke Foundation in de Douviehoeve. Poëziezomers en Kunstenfestivals hebben het dorp op de kaart gezet. Ook nu weer zie je hoe een trouw publiek zijn weg vindt naar de ‘schreve.’ Laat ons hopen dat eventuele opvolgers wijs met die erfenis omspringen. Anders hebben de centen helemaal van de schoonheid gewonnen.

Michiel Leen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content