Waarom Vlaamse non-fictie zo veel beter scoort dan de roman

© .
Jeroen de Preter
Jeroen de Preter Redacteur

Vlaamse romanschrijvers wagen zich steeds vaker aan een flirt met de historische documentaire of non-fictie. Behalve tot grote successen – zie Wil van Jeroen Olyslaegers, of, recenter, Mazzel tov van Margot Vanderstraeten – leidt het ook tot verlies. ‘Onze literatuur beleeft een onttovering.’

Hoe zou het nog zijn met het boek in Vlaanderen? Al bij al relatief goed, zo berichtte vakorganisatie Boek.be vorige week. Na jaren van zwarte sneeuw lijkt het wel of er een periode van stabilisering is aangebroken. Een hard cijfer ter illustratie: tijdens de eerste helft van dit jaar noteerde Boek.be een bescheiden omzetgroei van 0,3 procent.

Geen dramatische disruptie dus, al zie je, als je de cijfers wat aandachtiger bestudeert, toch wel een significante verschuiving. Zo is er de vaststelling dat de boekensector in Vlaanderen vandaag overeind wordt gehouden door non-fictieboeken. Dé vedette van de branche was de afgelopen maanden Sandra Bekkari, auteur van drie dieetboeken die samen goed zijn voor al bijna 200.000 verkochte exemplaren. Maar Bekkari redt de meubelen niet in haar eentje. De stijging is onder meer ook de verdienste van PVDA-voorzitter Peter Mertens (Graailand) en schrijfster/journaliste Margot Vanderstraeten (Mazzel tov), twee auteurs die de kaap van de 20.000 exemplaren wisten te ronden en er zo mee voor zorgden dat in de categorie non-fictie de omzet in de eerste jaarhelft met zeven procent steeg.

non-fictie
non-fictie

De cijfers ogen een stuk fraaier dan die voor de categorie fictie, zeg maar de romans, waarvoor een omzetdaling van bijna 7 procent werd genoteerd.

Eenmalig toeval is dat negatieve cijfer niet. De fictie verkeert in Vlaanderen al langer in zwaar weer. Forse dalingen waren er bijvoorbeeld al in 2015 (-3,4 procent) en 2016, toen zelfs het fenomenale succes van Lize Spits debuutroman Het smelt (meer dan 130.000 verkochte exemplaren) niet kon verhinderen dat er nog eens 2 procent minder romans werden verkocht.

Tijdgeest

Of we hier te maken hebben met een trend? Verliest de Vlaamse lezer zijn belangstelling voor fictie, en compenseert hij dat met een toenemende belangstelling voor wat ‘informatieve non-fictie’ heet?

Een interessante, en misschien ook wel illustratieve case is die van Margot Vanderstraeten. In mei verscheen van haar hand Mazzel tov, een literair geschreven non-fictieboek over haar jaren als gouvernante bij een orthodox Joods gezin. Vier maanden na de publicatie zijn er van dat boek circa 20.000 exemplaren verkocht en mag de schrijfster zich plots lid noemen van het zeer beperkte kransje Vlaamse bestsellerauteurs.

Voor Vanderstraeten is die status nog even wennen. Na haar bekroonde debuut Alle mensen bijten (2002) schreef ze nog drie, meestal bijzonder goed onthaalde romans. Een bestseller was daar evenwel nooit bij.

Boeken verkopen lukt blijkbaar makkelijker als je een ‘waargebeurde’ vertelling brengt. Zie bijvoorbeeld ook De Val, het debuut van ex-De Morgen journalist Matthias De Clercq over vijf Vlaamse coureurs dat zopas uitgroeide tot een zomerhit (ongeveer 10.000 exemplaren). Net als Vanderstraeten hanteert De Clercq de technieken en de stijl van de romancier. Dat hun boeken niettemin bij de non-fictie worden ondergebracht, heeft alles te maken met het ‘waargebeurde’ karakter van hun verhalen.

Maar of dat karakter ook mee verantwoordelijk is voor het succes? ‘Daar twijfel ik niet aan’, zegt Vanderstraeten. ‘Ik vind het een beetje sneu voor de literatuur en mijn romans, maar non-fictie is van nature makkelijker te verkopen dan fictie.’

non-fictie
non-fictie

Hoe dat komt?

‘In Mazzel tov reik ik de lezer een concreet onderwerp aan’, zegt Vanderstraeten. ‘Ik geef hen inkijk in de voor veel mensen ontoegankelijke wereld van de orthodoxe Joden in Antwerpen. Meer dan een roman biedt zo’n non-fictieboek iets om over te praten, thuis, onder vrienden, of in de media. De kans dat je over een non-fictieboek mag komen praten in een talkshow lijkt me ook vele malen groter, waardoor het effect nog eens wordt versterkt.’

Of dat effect vandaag nog veel sterker speelt dan pakweg tien jaar geleden? Of het, met andere woorden, mee verklaart waarom fictie vandaag zo veel moeilijker verkoopt?

‘Misschien moet je de verklaring daarvoor ook in de tijdgeest zoeken’, oppert Vanderstraeten. ‘Dit zijn utilitaristische tijden. Er is weinig vrije tijd. Daartegenover staat een gigantisch aanbod. Dus moet de consument keuzes maken. Als de keuze al op een boek valt, dan liefst een boek dat nuttig is, bijvoorbeeld omdat je er slimmer van wordt. Ik zal wel de laatste zijn die beweert dat een roman of poëzie die meerwaarde niet biedt. Het verschil is alleen dat die meerwaarde minder makkelijk vast te pakken is.’

Vanderstraeten sluit niet uit dat de tijdgeest ook op nog een andere manier de bestsellerlijsten mee bepaalt. ‘Misschien is die hang naar non-fictie ook wel een hang naar harde, echte informatie’, zegt ze. ‘De grenzen tussen echt en vals lijken me nooit vager te zijn geweest dan nu. Kijk naar fake news waar we mee om de oren worden geslagen. Of denk ook aan plastische chirurgie. Zelfs van een gezicht weet je niet meer of het echt is. Ik kan me voorstellen dat in zo’n tijd de behoefte aan harde, ‘echte’ informatie groeit. Waarbij natuurlijk de kanttekening hoort dat ook in een non-fictieboek echtheid een illusie is. Voor mij als schrijfster is er ook niet zo’n groot verschil tussen een boek als Mazzel tov of een roman als Het vlindereffect. De dialogen uit Mazzel tov zijn natuurlijk nooit letterlijk zo uitgesproken. Het zijn net zo goed constructies als de dialogen in een roman.’

non-fictie
non-fictie

Oorlog en terpentijn

Vlaamse schrijvers die, na jaren juwelenslijperij in de marge, plots transformeren tot een bestsellerauteur: het is de afgelopen jaren niet alleen Margot Vanderstraeten overkomen. En toeval of niet: ook in twee andere gevallen gebeurde het nadat de schrijvers in kwestie een eindje richting non-fictie waren opgeschoven.

Een van die schrijvers is Jeroen Olyslaegers. Precies een jaar geleden verscheen Wil, een roman over de Jodenvervolging in Antwerpen. In interviews verklapte de schrijver dat we de kiemen van zijn roman moeten zoeken in een proces-verbaal van een Antwerpse agent, opgediept en bestudeerd door Herman Van Goethem, vooraanstaand historicus. Van Wil, Olyslaegers vijfde roman, zijn ondertussen ongeveer 30.000 exemplaren verkocht. En er is meer.

Het succesverhaal van Wil vertoont aardig wat parallellen met dat van Oorlog en terpentijn, een roman over de Eerste Wereldoorlog die Stefan Hertmans in 2013, ruim dertig jaar na zijn debuut, eindelijk deed doorbreken bij een breed, ondertussen ook internationaal publiek.

Misschien nog wel meer dan Olyslaegers maakt Hertmans hier de claim dat de roman gebaseerd is op ‘waargebeurde’ feiten. De auteur laat zowel in zijn boek als in interviews uitschijnen dat het verhaal een bewerking is van cahiers die hij kreeg van zijn grootvader, vlak voor zijn dood begin jaren tachtig.

In hoeverre het non-fictiegehalte van deze roman mee verantwoordelijk was voor het succes, valt uiteraard onmogelijk precies te meten. Dat het ‘waargebeurde’ karakter daarbij een rol speelde, lijkt evenwel aannemelijk. Voor de boekhouders onder ons: volgens de laatste metingen zijn er van Oorlog en terpentijn al meer dan 200.000 exemplaren verkocht.

Vervalsing

fictie
fictie

Echt gebeurd. Based on real facts. Allicht niet toevallig wordt het zowel in film als in literatuur vaak gebruikt als een verkoopargument. Dat lijkt er, net als de verkoopcijfers overigens, op te wijzen dat in de ogen van de consument een ‘echt gebeurd’ verhaal iets extra’s heeft ten opzichte van een verzonnen verhaal. Opvallend genoeg is de hiërarchie in de ogen van de auteurs vaak omgekeerd. ‘Echt gebeurd is geen excuus’, schreef Gerard Reve ooit. De grote volksschrijver bedoelde daarmee dat fantasie, leugens en verzinsels in de regel mooier, interessanter en/of verhevener zijn dan een getrouwe weergave van de realiteit, die in essentie saai, onsamenhangend en vulgair is. De meerwaarde, dat wat kunst tot kunst maakt, zou volgens deze literatuuropvatting net zitten in het artificiële.

Reves literatuuropvatting echode ook na in een veelbesproken essay van Arnon Grunberg uit 2014, gewijd aan de roman die hier al ter sprake kwam: Oorlog en terpentijn van Hertmans. In zijn essay stelde Grunberg zich de vraag of Hertmans het bestaan van de cahiers van zijn grootvader had verzonnen. In de ogen van Grunberg zou een dergelijk bedrog geen echt bedrog zijn, maar in wezen net het omgekeerde. Als hier sprake zou zijn van een vervalsing, speelt Hertmans een clever spel van schijn en wezen. In plaats van bedrog zou dat spel net een blijk zijn van zijn trouw aan zijn oude, en volgens Grunberg duidelijk superieure literatuur- opvattingen. Grunberg: ‘Als deze roman geen vervalsing is, dan heeft Hertmans wellicht zijn eruditie en academische uitstapjes als een vergissing beschouwd, een omweg, en is hij tot de conclusie gekomen dat hij zich thuis voelt bij wat ik gemakshalve maar even ‘volkse kunst’ zal noemen.’

Kort samengevat zou je Grunbergs essay kunnen beschouwen als een pleidooi voor het verzinsel – de pure fictie, die hij hoger inschat dan de autobiografische vertelling, gemakshalve ‘volkse kunst’ genoemd. Grunberg verdedigt hier min of meer dezelfde opvattingen als Margot Vanderstraeten, die haar te weinig gelezen romans toch net iets hoger lijkt in te schatten dan het autobiografische non-fictieboek waarmee ze de weg vond naar het grote publiek.

fictie
fictie

‘Ik ben toch meer iemand van de verbeelding aan de macht’, zegt ze. ‘De waarachtigheid bij elkaar liegen vind ik nog altijd net iets hoogstaander. Let op. Ik vind het fantastisch voor Mazzel tov dat het zo veel lezers bereikt, mijn boek verdient dat, maar als het succes het gevolg is van een dalende behoefte aan producten van de verbeelding, dan juich ik dat niet toe.’

Onttovering

Is, zoals Margot Vanderstraeten vreest en de verkoopcijfers doen vermoeden, de belangstelling van de lezer voor pure fictie inderdaad tanende? Het lijkt erop. Al kunnen we de zaak ook omdraaien. Ligt het, behalve aan de dalende vraag, ook niet aan de aanbodzijde? Zou het niet kunnen dat schrijvers zich steeds minder schromen voor een flirt met de non-fictie?

Uitgever Harold Polis volgt de ontwikkelingen in het boekenvak al een kwarteeuw op de voet. Met name in onze literaire cultuur is er volgens Polis de afgelopen periode iets fundamenteels veranderd. ‘Literatuur was een verteltraditie met vele lagen en verwijzingen naar de Bijbel en de Griekse mythologie. Die traditie verdwijnt. De meeste lezers begrijpen die referenties niet meer, en dus is het ook niet vreemd dat auteurs zich aan die evolutie aanpassen, en besluiten om hun verhalen op een andere, autobiografische of conventionelere manier te vertellen. Marcel Gauchet, een Franse socioloog en filosoof, heeft uitgebreid over ‘de onttovering van de wereld’ geschreven. Daarmee doelt hij op het verdwijnen van het transcendente. De samenleving en de politiek hebben die symbolische, hiërarchische en vaak religieus geïnspireerde ordening niet meer. Dat geldt ook voor onze cultuur en literatuur, die maken ook hun onttovering mee. Vandaar het belang van de autobiografie.’

Die onttovering lijkt dan hand in hand te gaan met een soort hersteld vertrouwen in de werkelijkheid, een nieuw realisme zo u wilt. Polis: ‘Modernistische schrijvers gebruikten taal en literatuur om de werkelijkheid te onderzoeken, alsof er een diepere waarheid aan het licht kon komen. Ik-vertellers waren per definitie niet te vertrouwen. ‘Je est un autre’, weet u nog wel. Ook het vroege werk van Stefan Hertmans is nog doordrongen van dat idee. Maar het mag duidelijk zijn dat Hertmans met Oorlog en terpentijn een andere weg is ingeslagen.

fictie
fictie

Dezelfde evolutie zie je bij een schrijver als Olyslaegers. Volgens mij hebben die twee schrijvers die omslag naar een meer conventionele vertelvorm heel bewust gemaakt. Ze hebben zich duidelijk de vraag gesteld hoe ze met hun verhaal een breed publiek konden bereiken. Voor alle duidelijkheid: ik vind dat een perfect legitieme vraag.’Jeroen Olyslaegers spreekt Polis niet tegen. Het succes van zijn nieuwste roman heeft volgens hem in de eerste plaats te maken met de eerder klassieke manier waarop hij het verhaal heeft verteld. ‘Tijdens het schrijven van Wil heb ik mezelf heruitgevonden als een klassieke verteller’, zegt Olyslaegers. ‘Ik heb daar enorm van genoten, en weet heel zeker dat ik op het ingeslagen pad verder zal gaan.’

Dat ook het ‘waargebeurde’ karakter deel uitmaakt van de aantrekkingskracht, bestrijdt de schrijver niet. ‘Ik beschrijf feiten, die mensen verbijsteren en verwarren, uiteraard ook omdat ze echt hebben plaatsgevonden. Dat non-fictie-element zorgt zeker voor een extra dimensie. Ik heb gehoord dat er lezers zijn die mijn boek lezen met de kaart van Antwerpen erbij, om de ontwikkelingen ook geografisch te kunnen volgen.’

New journalism

Flirten met de non-fictie. Schrijfster en docente Kristien Hemmerechts heeft het in haar lange carrière vaak gedaan. Volgens haar is daar ook hoegenaamd niets oneerbaars aan. Ze verwijst onder meer naar de Amerikaanse schrijver/journalist Tom Wolfe, de vader van het new journalism die in de jaren tachtig doorbrak met The Bonfire of the Vanities. ‘Wolfe pleitte al in de jaren zeventig voor literatuur die zich entte op de realiteit. Goede literatuur kwam volgens hem voort uit een sterk observatievermogen, veel meer dan uit een sterke fantasie. Ik kan hem daarin volgen. Ik heb in elk geval nooit begrepen waarom het putten uit de realiteit zo lang als iets vies is beschouwd.’ Hemmerechts verwijst naar de literatuurgeschiedenis, die inderdaad bol staat van meesterwerken met een sterk realistisch-historisch karakter. ‘Oorlog en vrede van Tolstoi gaat over de Frans-Russische oorlog begin 19e eeuw. Er bestaat op dit vlak ook een rijke traditie in Vlaanderen. Wat is Pieter Daens van Boon anders dan een historische roman, gebaseerd op waargebeurde feiten? En wat is de waarde van Het verdriet van België, als je die roman zou loskoppelen van zijn geschiedkundige betekenis?’

Waarom Vlaamse non-fictie zo veel beter scoort dan de roman
© .

Dat de belangstelling van de lezers de afgelopen jaren verschoven zou zijn van fictie naar non-fictie lijkt Hemmerechts een aanvechtbare stelling. ‘Was ‘waargebeurd’ niet altijd al een verkoopargument? Een garantie op een bestseller levert het trouwens niet. Een goeie timing lijkt me minstens zo belangrijk. Oorlog en terpentijn verscheen net voor de herdenking van de Eerste Wereldoorlog. Een boek als Wil had mogelijk nooit zo veel weerklank gevonden als het eerder was verschenen, op een moment dat Vlaanderen nog niet klaar was voor het perspectief van de collaborateur. Ik weet waar ik over spreek. Drie jaar geleden schreef ik De vrouw die de honden te eten gaf, de roman waarin ik een stem gaf aan Michelle Martin. Vlaanderen was daar duidelijk nog niet rijp voor.’

Of er de afgelopen jaren dan niets veranderd is in onze republiek der letteren? Toch wel, zegt Hemmerechts. ‘Vanuit postmoderne hoek is het autobiografische of realistische lang verketterd. Alsof het de kunst zou bezoedelen. Denk aan de kritiek op de poëzie van Herman (De Coninck, wijlen haar man, nvdr), die vaak als realistisch-anekdotisch werd verworpen. Dat soort kritiek hoor je vandaag toch niet meer zo vaak. (gespeeld plechtig) Nu Stefan Hertmans een roman heeft geschreven als Oorlog en terpentijn, mag je toch met een gerust hart stellen dat het postmodernisme, althans wat Vlaanderen betreft, zo goed als uitgestorven is.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content