Voorpublicatie ‘Ken jezelf’ van Tinneke Beeckman: ‘Wat in publieke opinie voor wijsheid doorgaat, getuigt niet altijd van inzicht’
In haar jongste boek Ken jezelf wekt TInneke Beeckman klassieke denkers tot leven en laat overtuigend zien hoe de filosofie juist vandaag de dag van grote waarde kan zijn. We bieden u hier de inleiding aan.
Filosofisch denken kan vanuit een praktijk, een alledaagse vraag vertrekken. Zo’n vraag raakt aan een persoonlijke ervaring. Je kunt je eigen denkproces nu eenmaal niet delegeren aan iemand anders. ‘Wijsheid kun je niet overnemen; het is geen vloeistof die je van het ene in het andere vat kunt overgieten’, zegt Socrates in het Symposium.
Bij het filosofische werk horen ook abstracte begrippen. Concepten bedenken is zelfs een kerntaak, beweert Gilles Deleuze. Als je dat doet, onderzoek je op welke gevallen die begrippen van toepassing zijn; hoe ze met andere ideeën samenhangen; in welke teksten deze begrippen voorkomen. Maar de koppeling aan een concreet probleem is altijd opnieuw belangrijk. Anders raak je verstrikt in theorieën die niet naar de realiteit verwijzen.
Het vertrekpunt van de teksten in dit boek is telkens een filosofische vraag. Deze vraag is niet willekeurig gekozen; ze volgt uit een verlangen naar zelfkennis. Bij elke vraag ervaarde ik dat mijn spontane antwoord na enige bezinning niet langer volstond. Wat ik aanvankelijk meende te weten, bleek niet meer geldig.
Op die momenten van vertwijfeling zocht ik advies bij een tekstfragment van een denker of schrijver. Dat tekstfragment bevatte een inzicht, een gedachte; iets wat me hielp om die vraag te beantwoorden. Vaak betrof het een boek of een artikel dat ik jaren voordien had gelezen. Al die tijd had de tekst me met rust gelaten – totdat hij opnieuw tot mij begon te spreken.
De favoriete auteurs uit mijn jeugd nemen in dit boek dan ook een belangrijke plaats in: Schopenhauer, Nietzsche, Hegel. Hetzelfde geldt voor enkele romanschrijvers, wier boeken me inniger hebben getroffen dan ik zelf besefte. Dit boek is daarom een ode aan denkers en schrijvers, en laat zien hoe zij mijn ideeën over kleine en grotere thema’s, over kleinere en grotere aarzelingen, hebben veranderd.
De titel van dit boek is Ken jezelf. ‘Ken jezelf’ is een van de oudste filosofische spreuken. Ze stond op de tempel voor Apollo in Delphi en op de Agora in Athene gebeiteld: Gnoti seauton. Voor Socrates is dit gezegde de leidraad voor zijn filosofische gesprekken. Het betekent voor hem dat je altijd onderweg naar inzicht blijft; je ervaart dat je veel dingen niet weet.
Socrates loopt rond en stelt vragen aan de mensen die hij ontmoet. Wat betekent rechtvaardig handelen? Wat is moed, waarheid of schoonheid? Hij doet dit omdat het orakel van Delphi aan zijn vriend, Chaerephon, een opmerkelijk idee heeft meegedeeld: dat Socrates de wijste van alle mensen zou zijn. De uitspraak strookt niet met Socrates’ ervaring: ‘Het enige wat ik weet, is dat er veel is dat ik niet weet.’ Toch gelooft hij het orakel. De goden liegen immers niet. Maar wat betekent die uitspraak dan? Om haar te begrijpen, spreekt Socrates mensen aan die beweren wél iets te weten. Na enkele rake vragen blijven zijn gesprekspartners het antwoord echter al te vaak schuldig. Ze lopen vast in hun redeneringen of willen het gesprek abrupt beëindigen. Ze krijgen de enige les die Socrates te bieden heeft: je weet vaak minder dan je zelf denkt. Socrates noemt zichzelf dan ook geen wijs man, maar een wijs-geer, dus iemand die de wijsheid begeert. En je begeert precies wat je níét bezit – zo typeert Socrates de liefde, in Plato’s Symposium.
Socrates stelt vast dat zijn gesprekspartners zelden in staat zijn om hun argumentatie echt door te denken. Vooral als ze gewoon herhalen wat ze ooit hebben geleerd, dus wat ze uit hun opvoeding of opleiding kennen. Of wanneer ze zich door de doxa, de meningen van andere burgers, laten leiden. Want wat in de publieke opinie voor wijsheid doorgaat, getuigt niet altijd van inzicht. Gedeelde kennis kan soms gedeelde onwetendheid zijn.
De les die Socrates mensen leert, is vaak onaangenaam. Zijn gesprekspartners reageren soms geamuseerd, maar meestal beschaamd, geërgerd of vermijdend. Socrates vergelijkt zichzelf dan ook met een horzel, die zijn medeburgers af en toe steekt. Hij valt vooral degenen lastig die overtuigd zijn van hun eigen gelijk, die hun eigen ideeën niet willen bevragen, die zonder zijn prikje onverstoord verder zouden dwalen. Socrates weet dat zijn methode storend werkt. Daarom vergelijkt hij zichzelf in Plato’s Meno ook met een sidderrog: wanneer je daarmee in contact komt, ben je even verstomd, perplex. Bij Socrates is dat niet anders: je ervaart een schok, een verlammende verwondering. Je stopt met wat je aan het doen was, legt je dagelijkse bezigheden even stil, en je denkt na.
Tegengesproken worden, uit het lood geslagen zijn, niet meer weten wat je moet doen: dit zijn geen negatieve ervaringen die je moet vermijden. Ze kunnen een signaal, en zelfs een geschenk zijn. Vooral als je door een uitwisseling van ideeën verder leert kijken.
Socrates wordt in lang niet alle teksten in dit boek genoemd, maar hij is altijd impliciet aanwezig; hij verzinnebeeldt de denkervaring. Die begint bij een verwondering, een vraag, een vaststelling. Daarbij merk je je onwetendheid op. Een gesprek begint, en nieuwe inzichten ontstaan. Socrates inspireert ook het doel van het denken: je eigen beslissingen en keuzes overwegen, je grenzen en beperkingen durven toe te geven. Om vervolgens, ondanks de omwegen, in harmonie met jezelf te proberen leven.
De spreuk ‘Ken jezelf’ heb ik – naast de ervaring dat je jezelf kent als niet wijs, maar dat je onderweg bent – op vier manieren geïnterpreteerd. Deze betekenissen komen overeen met de vier delen van dit boek. In elk deel heb ik een aantal vragen verzameld die ik me de voorbije jaren heb gesteld.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier