Voorpublicatie ‘De erfenis van 1947’ van Yannis SKalli-Housseini en Luk Van Langenhove: ‘De oorlog is over, toch?’
1947 is een vergeten scharnierjaar waarin zich een wereldordening kristalliseerde die gedurende decennia onze wereldpolitiek zou bepalen. In het boek ‘De erfenis van 1947’ (ASP) maken auteurs en Luk Van Langenhove gebruik van uiteenlopende historische bronnen, waaronder memoires van de belangrijkste protagonisten, dagboeken van burgers, krantenverslagen en vrijgegeven CIA-documenten om het relaas van een heel bijzonder jaar te brengen. We bieden u hier een fragment aan.
Woensdag 1 januari 1947: De oorlog is over, toch?
Op deze eerste dag van het jaar sneeuwt het in grote delen van Europa. Wat uiteraard niet ongewoon is. Zowat de hele maand december heeft het her en der al flink gevroren, maar met kerst was het toch beginnen dooien. En nu vriest het weer. Zo zijn de Europese winters nu eenmaal. Alleen is de verse sneeuw van vandaag de voorbode van een nieuw en uitzonderlijk hard en lang winteroffensief dat nog tot eind maart zal duren. Maar natuurlijk kan niemand dat op deze nieuwjaarsdag al vermoeden. Wat de Europeanen evenmin beseffen is dat ze deze ochtend wakker zijn geworden in een nieuw tijdperk. Gisterochtend, op dinsdag 31 december, heeft de Amerikaanse president Truman in Washington namelijk een presidentiële nota ondertekend waarin hij verklaart dat er op het middaguur van 1 januari voor de VS officieel een einde komt aan de ‘period of hostilities of World War II’. Daarmee kan het nieuwe jaar 1947 meteen bekeken worden als het eerste echte naoorlogse jaar van de Tweede Wereldoorlog. De mededeling van Truman is wel een soort van unilaterale vredesverklaring die mooi illustreert wie zich baas van de wereld voelt en dus kan beslissen dat een oorlog nu echt over is. Maar ondanks die verklaring van Truman blijft de wereldoorlog in 1947 nog altijd nazinderen, vooral op het oude continent. Misschien is de Tweede Wereldoorlog dan toch nog niet helemaal ten einde? De teerlingen van de naoorlogse wereldordening zijn alleszins zeker nog niet geworpen.
Europa zonder hoop
De overgang van oud naar nieuw verloopt voor heel wat Europeanen in ieder geval in mineur. Het is nu vijftien maanden na de Bom op Hiroshima, negentien maanden geleden dat Hitler zelfmoord pleegde en nog steeds is Europa op zoek naar een nieuwe start. De oorlogsellende is nog lang niet voorbij. Meer zelfs, zowel politiek als in het dagelijkse leven lijkt alles uitzichtloos. ‘Moeilijke, zorgenzware jaren liggen voor den boeg, voor alle landen. Ook voor het onze’, staat te lezen op de voorpagina van De Standaard die op deze nieuwjaarsdag in België verschijnt. De krant vervolgt: ‘Geen nuchter, onbevooroordeeld mens kan zich nog begoochelen: wij gaan traag maar staag de berg af.’ In Duitsland is de situatie niet anders. De sfeer daar wordt treffend verwoord door Ruth Andreas-Friedrich, een Berlijnse journaliste die tijdens de oorlog actief was in een verzetsgroep, en die in deze naoorlogse periode een dagboek bijhoudt. Ze beschrijft het aanbreken van 1947 als volgt:
Oudjaarsavond. Niemand van ons voelt zich in feeststemming. Zou het dan tenminste volgend jaar beter worden? (…) We hebben geen hoop meer. De roes van 1945 heeft plaatsgemaakt voor een vleugellamme teleurstelling. We zijn allemaal moe geworden.
Ruth Andreas-Friedrich is ongetwijfeld slechts een van de velen die alle hoop verloren lijkt te hebben. Met twee wereldoorlogen achter de rug is de wereld, en vooral Europa, bij aanvang van 1947 nog altijd op zoek naar een nieuw begin. Maar is er wel een beginnen aan? In veel steden volstaat het even rondom zich te kijken om de puinhopen te zien die getuigen van de waanzinnig grote schade. En naast de zichtbare puinhopen van steen, beton en schroot zijn er ook de blijvende materiële ontberingen, en de innerlijke puinhoop van het immense psychische leed. Zowat iedereen heeft het verdriet te dragen van gesneuvelde, vermoorde of verdwenen naasten. Je kan pogen om daar getallen op te kleven. Maar die laten wellicht niet toe in te schatten – laat staan te bevatten – wat de Tweede Wereldoorlog aan menselijke drama’s met zich heeft meegebracht. Toch maar een cijfer: 50 miljoen doden, van wie ongeveer de helft burgers. Nog wat meer cijfers: 20 à 25 miljoen gedode Russen, 7 miljoen Duitsers, 5 à 6 miljoen Polen, 1 miljoen Joegoslaven, 1 miljoen Roemenen, 3 miljoen Chinezen en meer dan 2 miljoen Japanners. Zo’n mondiaal litteken veeg je niet op een paar jaar weg. Alleen de VS blijven als deelnemer aan de oorlog relatief gespaard met ‘slechts’ 300 000 gestorven soldaten en een intacte economie.
(Lees verder onder de cover.)
Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat er na 1945 snel een psychologische kloof tussen de VS en Europa is ontstaan, ook bij de politieke leiders. Optimisme in de VS, want men heeft de oorlog gewonnen en de economie floreert. Pessimisme in Europa, want zowel bij de overwinnaars als de verliezers betekent het einde van de Tweede Wereldoorlog de confrontatie met een verwoeste economie. Bovendien groeit het bewustzijn dat de grote Europese koloniale machten door de oorlog hun plaats als wereldspeler aan het verliezen zijn. Wie wil er nog luisteren naar die oorlogszuchtige naties? Zeker de kolonies niet en de rest van de wereld ook steeds minder. De Europese overwinnaars, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, komen absoluut niet versterkt uit de oorlogen. De USSR, ook een overwinnaar, poogt zich dan wel te positioneren als een politieke grootmacht, maar economisch lukt dat niet zo best. Voor de VS ligt het politieke en economische leiderschap van de wereld voor het grijpen. Maar willen ze die verantwoordelijkheid wel? Zijn de VS klaar om de leiding te nemen in een nieuwe wereldordening?
De Duitse kwestie
Wie er De Standaard van 1 januari 1947 verder op doorbladert, start het jaar ongetwijfeld met een dubbel gevoel. Enerzijds staat op de voorpagina te lezen dat de Europese landen nog voor ‘moeilijke, zorgenzware jaren’ staan. Anderzijds laat de krant ook een meer optimistisch geluid horen, vooral als het over geopolitiek gaat. De laatste maanden van 1946 tonen volgens de redacteuren aan dat ‘het wantrouwen geleidelijk plaats (schijnt) te willen ruimen voor een nieuwe geest van samenwerking en tegemoetkoming’. Wat volgens de krant eigenlijk vooral aan de Sovjet-Unie ligt, die zich ‘niet meer zo stug, zo onverzoenlijk’ opstelt. Is er dan werkelijk hoop voor Europa? Daar wil de krant nog geen uitspraken over doen, maar er valt wel te lezen dat één zaak daarin bepalend zal zijn: ‘Het kapitaal Duitsch vraagstuk’. Sinds de wapenstilstand in ’45 zoeken de geallieerden koortsachtig naar een duurzaam toekomstperspectief voor Duitsland. De vraag is daarbij hoe men kan vermijden dat het land opnieuw oorlogszuchtig wordt. Niemand is vergeten hoe de afhandeling van de Eerste Wereldoorlog mee bijgedragen heeft tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Een herhaling van dat scenario wil vanzelfsprekend geen van de geallieerden. Daar heerst een consensus over. Maar ze zijn wél verdeeld over wat er dan wel precies moet gebeuren om die Duitse kwestie op te lossen. De verschillende topontmoetingen, Jalta en Potsdam incluis, hebben geen sluitend resultaat opgeleverd. De Duitse kwestie lijkt muurvast te zitten. Toch gebeurt er op deze eerste dag van het jaar, de dag waarop de Amerikaanse president formeel de Tweede Wereldoorlog beëindigt, iets heel belangrijks dat verreikende gevolgen zal hebben.
Op deze nieuwjaarsdag begint in Duitsland een nieuwe bestuurlijke entiteit te functioneren. Het is een soort van economische unie die bestaat uit de Britse en Amerikaanse bezettingszones in Duitsland en die de naam ‘Bi-zone’ krijgt. Iets wat al snel omgedoopt wordt tot ‘Bizonia’. Ze omvat een aantal Duitse deelstaten, de zogenaamde Länder, in het zuidwesten, noordwesten en westen van Duitsland. Vanaf vandaag vormen deze regio’s samen één economische ruimte met vrij verkeer van goederen en met afspraken inzake gemeenschappelijke douaneregelingen. Berlijn behoort daar niet toe, maar het is niettemin een belangrijke stap naar het herstellen van de economische eenheid van Duitsland. Begin 1947 lijkt dit broodnodig. De extreem koude winter maakt immers dat graanleveringen uit de VS in de havens blijven liggen en aardappelen bevriezen. En dat terwijl de Duitse burgers al op een voedselrantsoen staan van 1500 calorieën. Zonder voedselimport dreigt massale hongersnood. De VS en het Verenigd Koninkrijk stellen hun bondgenoten nog voor om alle bezettingszones economisch te fusioneren. Maar Frankrijk en de USSR weigeren. Het Brits-Amerikaanse initiatief zet een belangrijke stap in het ‘oplossen’ van de Duitse kwestie. Het is een ontwikkeling die, zoals De Standaard aangeeft, een enorme slagschaduw zal werpen op de toekomst van de wereldordening.
Het vergeten scharnierjaar
Geopolitiek gebeurt er nogal wat in het jaar 1947. Zoveel zelfs dat het gerust als een scharniermoment in de wereldgeschiedenis mag bestempeld worden. En toch roept het jaartal niet direct een sterke associatie op zoals dat wel het geval is met bijvoorbeeld 1789 (Franse Revolutie) of 1917 (Russische Revolutie). Toch is er wel degelijks iets bijzonders aan 1947: ‘L’année 1947 fut en quelque sorte le creuset dans lequel s’élabora son destin.’ Dat schreef de geschiedkundige Milorad Drachkovitch in een artikel over het naoorlogse Duitsland. Dit boek is het met die analyse volmondig eens. Meer zelfs, niet alleen voor Duitsland, maar voor de hele wereld is 1947 een dergelijke creuset of smeltkroes geweest waarin op een jaar tijd het aanschijn van de wereld is veranderd. Of om het in vakjargon uit te drukken: het is het jaar waarin zich een wereldordening kristalliseert die de geopolitiek decennialang zal domineren.
De hierboven geciteerde uitspraak van Milorad Drachkovitch over de ‘creuset’ is geplukt uit een in 1957 gepubliceerd themanummer van het wetenschappelijke tijdschrift Cahiers de Bruges. Het nummer handelt over het Europa van 1947 en verscheen onder de redactie van Hendrik Brugmans – de eerste rector van het Europacollege. Maar Brugmans en zijn Brugse collega’s lijken toch niet echt school gemaakt te hebben. Weinig historici besteden specifieke aandacht aan het jaar en referenties naar 1947 zitten vaak ergens weggestopt in hoofdstukken over de naoorlogse periode, die natuurlijk wel talrijk zijn. Toch er zijn uitzonderingen. Zo schrijft de Duitse historicus Walter Lipgens in zijn magistrale geschiedenis van de Europese integratie uit 1977 dat ‘in terms of world history, the really decisive dates are 1943 and 1947’. Een standpunt dat vele jaren later, in 2005, gedeeld wordt door Tony Judt, die het in zijn meeslepende werk over het naoorlogse Europa heeft over het scharnierjaar 1947: ‘The year 1947 was to prove crucial, the hinge on which was suspended the fate of the continent.’
1947 was in vele opzichten een scharnierjaar. Eerst en vooral omdat de VS de positie van geopolitieke wereldleider innamen, terwijl het Verenigd Koninkrijk stilaan die leidersrol moest lossen. Tegelijkertijd ontstond er een nieuwe breuklijn in de wereldpolitiek, namelijk die tussen Oost en West. Een ‘bipolaire’ wereld met twee dominante grootmachten werd geboren en een
Koude Oorlog, zoals we dat zijn gaan noemen, ontstond. Dat jaar ging ook een schijnbaar idealistische droom in vervulling want het systeem van multilaterale organisaties en mechanismen van de Verenigde Naties (VN) begon volop te functioneren. De Koude Oorlog bemoeilijkte dat echter enorm. Tegelijk zette die nieuwe tegenstelling in de wereldpolitiek wel een ander belangrijk proces in gang: de Europese integratie, die in 1947 echt van de grond kwam. En ondertussen werd dat Europa almaar machtelozer, vooral omdat de onderdrukte koloniale volkeren zich met groter wordend succes tegen de Europese heerschappij begonnen te verzetten. De dekolonisatie was niet meer te stoppen. Bekeken vanop een afstand was 1947 daarom inderdaad een scharniermoment in de wereldgeschiedenis, aangezien de wereld zich op het einde van dat jaar in een situatie bevond die op veel vlakken radicaal verschillend was van de situatie van voor, tijdens en net na de Tweede Wereldoorlog.
Uiteraard heeft de focus op één specifiek jaar ook iets arbitrairs. De stroom van gebeurtenissen in de menselijke geschiedenis laat zich immers niet vatten in netjes afgelijnde periodes van 1 januari tot 31 december. Dat wist Antonio Gramsci ook al toen hij in een publicatie van 1916 van leer trok tegen de historici die elke 1 januari beschouwen als een berg ‘waar de mensheid overeen trekt om aan de andere kant een geheel nieuwe wereld aan te treffen waar een nieuw leven begint’. Dus nee, 1 januari 1947 is geen nieuwe Stunde null. Het is wél een moment dat symbool staat voor een periode waarin de geschiedenis als het ware in een stroomversnelling terechtkomt en waar verschillende ontwikkelingen elkaar versterken, met als resultaat dat de gebeurtenissen van het hele jaar 1947 samen toch wel het aanschijn van de wereld veranderd hebben. Het is dan dat een wereldordening tot stand komt die meer dan zeventig jaar stand zal houden. En die ondertussen op haar einde lijkt te lopen.
Yannis SKalli-Housseini en Luk Van Langenhove, De erfenis van 1947 – Geboorte en toekomst van de huidige wereldordening, ASP Editions, 488 p., 35 euro.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier