Vergeten auteur Paul de Wispelaere schreef al in de jaren 70 over de teloorgang van de natuur

Paul de Wispelaere maakte zich boos over de vernielzucht van de mens. © Hollandse Hoogte

Zou ook Paul de Wispelaere (1928-2016) ontgoocheld zijn geweest in de uitkomst van de klimaattop COP27 in Egypte? Wellicht, want al in de jaren 1970 lag hij wakker van de teloorgang van de natuur.

Het was de tijd waarin Grenzen aan de groei (1972) verscheen, het rapport van de Club van Rome over de samenhang tussen bevolkingsgroei, voedselproductie, industrialisatie, vervuiling en de uitputting van de aarde. Paul de Wispelaere, romanschrijver, criticus en hoogleraar Nederlandse literatuur, liet zijn zorgen ook horen. Ten onrechte is hij een inmiddels bijna vergeten auteur.

In de jaren zestig was De Wispelaere als schrijver en vooral als criticus en theoreticus intens betrokken bij de vernieuwing van de roman. Na de existentiële romans van Jean-Paul Sartre en Albert Camus ontwikkelde zich in Frankrijk bij schrijvers als Claude Simon en Marguerite Duras de zogenaamde nouveau roman. De klassieke roman werd dood verklaard. De nieuwe roman was niet langer een herkenbaar verhaal over de wereld, maar in de eerste plaats een wereld van woorden. De nadruk lag op de vormelijke autonomie en op de taal. Het was een rijke periode met radicale experimenten van auteurs als Ivo Michiels, Daniël Robberechts, Mark Insingel en Claude van de Berge.

Aanschouw dit land en vergeet niet hoe mooi het is geweest.

Spiegelingen

De thematiek van De Wispelaeres vroege werk – de romans Een eiland worden (1963) en Mijn levende schaduw (1965) – is het verbrokkelde zelfbewustzijn van de schrijver die zijn leven als oneigenlijk ervaart en in het schrijfproces naar eenheid en authenticiteit zoekt. Maar ook daar botst hij op zijn schaduw. Want in hoeverre verbeeldt de schrijver zich zijn leven? In hoeverre leeft hij zijn verbeelding? In hoeverre vervreemdt zijn verbeelding hem van zijn leven? Dat gevecht met spiegelingen en verdubbelingen krijgt het meest dramatisch gestalte in de (on)mogelijke liefdesrelaties van de hoofdfiguur, gevangen tussen feit en fictie, tussen geleefd en verbeeld leven, tussen mythe en werkelijkheid.

De Wispelaeres zoektocht naar een nieuwe romanvorm bereikt een eindpunt in Paul- tegenpaul (1969), waarin hij prozafragmenten afwisselt met lange essayistische passages. Het zal een aantal jaren duren voordat hij zich opnieuw aan proza waagt.

Nieuwe adem

In 1973 verhuist De Wispelaere naar een hoeve in Maldegem. Daar vindt hij het landschap van zijn jeugd terug en komt hij opnieuw in contact met de wereld van zijn ouders, vooral van zijn vader die een wagenmaker was. Hij begint een universitaire loopbaan en vindt een nieuwe adem voor zijn schrijverschap, waarin de natuur een centrale rol gaat spelen.

Het is een periode waarin ook de politieke verantwoordelijkheid van de schrijver een belangrijk issue is. In Een dag op het land (1976) voert De Wispelaere een schrijver op die zich op het land heeft teruggetrokken én een jonge journaliste die hem over zijn engagement komt uithoren. Omdat het interview fout loopt en in bed eindigt, schrijft de auteur een lange brief – de novelle zelf – om zijn afwijzing van een directe politieke stellingname in de literatuur te rechtvaardigen: ‘Daarom is dit huis, dit hoevetje dat toch geen boerderij meer is, deze houtzolder waar nu mijn boeken staan en waar ik lees, schrijf en studeer, ook een symbool van hoe ik leef: in een sfeer van continuïteit waarin de traditie niet gewelddadig en barbaars wordt verstoord, maar langzaam overgaat in een andere tijd, een mengeling van rijkdom, weemoed en verwachting.’

Het oorpsronkelijke omslag van Tussen tuin en wereld, ontworpen door Robert Nix en Alje Olthof.
Het oorpsronkelijke omslag van Tussen tuin en wereld, ontworpen door Robert Nix en Alje Olthof. © National

Geraas en gebral

Zijn zoeken naar eenzaamheid en schoonheid, zijn cultivering van ambivalentie en ironie maken hem ongeschikt voor de barricaden. Vanuit zijn tuin ziet de schrijver hoe Vlaanderen in een razend tempo verkaveld wordt en in de greep komt van projectontwikkelaars voor wie landschap en natuur geen waarde op zich hebben. De buitenwereld en de geschiedenis – ‘een eindeloze herhaling van steeds hetzelfde Geraas en Gebral’ – worden ervaren als agressief en destructief: ‘De triomf van de cijfers, de getallen, de afmetingen. De losgeslagen megalomanie. (…) De massale vernietiging van de natuur danst mee in de farandole van de getallen’, zo luidt het in Tussen tuin en wereld (1979).

De weemoed om wat verdwijnt en de woede over de vernielzucht van de mens zal in zijn werk alleen maar toenemen. Meer nog dan voorheen wordt schrijven een schrijven tegen de tijd, tegen de geschiedenis, tegen de moderne vooruitgang. Het resulteert in een lyrische en elegische schrijfstijl, gedrenkt in melancholie: ‘Aanschouw dit land en vergeet niet hoe mooi het is geweest. Alle beelden van de schoonheid zitten boordevol wanhoop. Ik sta hier, denk ik, wil nog wel vooruit, maar ook terug. Vooruit naar waar? Terug naar waar? Ruggewaarts naar de toekomst, met het gezicht op de verloren dagen gericht.’

Laatste getuige

De tuin – met al zijn associaties van paradijs en arcadia maar ook van reservaat en ark, van eiland en afzondering – wordt het centrale symbool in De Wispelaeres latere werk. De tuin wordt eveneens geassocieerd met de figuur van de vader, de ambachtsman, de handenarbeider. De Wispelaere portretteert zichzelf als de laatste getuige van een wereld die voorgoed aan het verdwijnen is en die hij moet proberen te redden. Het sterkste wapen van zijn verzet is zijn grote gevoeligheid voor en diepgaande kennis van de natuur – de schrijver kent alle dieren, planten en bomen in zijn tuin bij naam en toenaam – én zijn literair talent om zijn observaties in poëtische en melancholische beelden te vatten: ‘De moderne mens is het besef verloren dat de natuur iets mythisch is en dat ze, indien we haar goed behandelen, herschapen kan worden in een paradijs. Ik heb dat zelf geprobeerd met mijn tuin.’

De natuur is niet zomaar een thema bij De Wispelaere. Het is een levenshouding geworden. Het activisme van De Wispelaere staat ver van het actuele klimaatactivisme met zijn acties en betogingen, petities en debatten. Het heeft niets collectiefs, al zette hij zich met anderen in tegen het kappen van populieren in zijn streek en was hij als lijstduwer op de groene en de socialistische partij bij de gemeenteraadsverkiezingen. Zijn inzet gebeurde vanuit zijn zelfgekozen isolement op zijn ‘eiland’ en met een melancholische blik op wat verloren ging. Terwijl het eigentijdse klimaatactivisme in het teken staat van praktijken voor een groenere toekomst, stond het denken over de natuur bij De Wispelaere in het teken van de verdwijning van het landschap van zijn kinderjaren. Van zijn generatie is De Wispelaere een van de weinige schrijvers die de natuur(beleving) als een bewuste thematiek heeft behandeld: ‘Een land dat langzaam een museum wordt. Wat doe ik hier? Rond mijn tuin elzen en wilgen planten, omdat ze in de omgeving worden uitgeroeid.’

PAUL DE WISPELAERE: WAAR BEGINNEN TE LEZEN?

Vanuit zijn tuin roept een schrijver herinneringen op aan zijn jeugd en aan zijn verloren gegane liefdes. Melancholie en lyriek beschermen hem tegen de agressie van de vernielzuchtige wereld.

Een ouder wordende schrijver beantwoordt de brieven van een jonge nieuwsgierige lezeres in een poëtische mix van natuurbeschrijvingen, herinneringen en dagboekachtige notities.

Een jaar lang legt een schrijver zijn leven vast in een dagboek. Op associatieve wijze en met een zintuiglijke taal verbindt hij natuurobservaties met gedachten over zijn verleden, kunst, liefde, politiek en ouder worden.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content