Van stokoude typemachine tot speelplaatsrevolutie: het bewogen ontstaan van ‘Het ei van oom Trotter’
Niemand die meer Vlaamse kinderen aan het lezen heeft gekregen dan Marc de Bel. Hoe werd de gewezen onderwijzer uit Kruisem de populairste jeugdauteur van Vlaanderen? Dat verhaal vertelt journalist Jasper Van Loy in ‘Belhamel’ (Houtekiet). In dit fragment gaan we helemaal naar het begin, en de ontstaansgeschiedenis van ‘Het ei van oom Trotter’.
Marc heeft op 1 september 1985 zeventien paar voetballende benen en kliederende handen voor zijn neus in plaats van de gebruikelijke dertig en dat bevalt hem prima. Hij heeft meer tijd om met zijn leerlingen bezig te zijn, meer tijd om te knutselen, meer tijd om naar de wandelende takken te kijken in het klasterrarium en meer tijd om verhalen te vertellen. De leerlingen in Huise weten intussen dat ze het op vrijdag, als meester Marc ontspannen tegen zijn bureau leunt, stil moeten maken. ‘Eerst las ik voor uit de boeken van Roald Dahl en Annie M.G. Schmidt, maar dan zat er tien minuten later alweer eentje in zijn neus te peuteren van verveling,’ vertelt Marc. ‘Dus begon ik de verhalen steeds meer aan te vullen met eigen fantasietjes.’
Niemand weet nog op welke vrijdag Marc voor het eerst zonder boek aan zijn verteluurtje begon, enkel dat het in het voorjaar van 1986 was en dat het verhaal over Alexander ging, een angstig jongetje dat gepest wordt door zijn klasgenoot Evert Van Dam en zijn vrienden.
Hij liep zo hard zijn korte, blote beentjes hem dragen konden, maar dat was niet vlug genoeg. De vijf anderen die hem achternazaten, naderden snel. Ze waren dan ook twee jaar ouder, veel groter en hadden lange tienerbenen. Bovendien speelden ze voetbal en trainden ze elke week op woensdagmiddag. Alexander mocht dat natuurlijk niet. Toch bleef hij doorrennen, ook toen hij de eerste steen zijn linkeroor voorbij hoorde suizen.
(Uit: Het ei van oom Trotter, 1987)
Marc verzint alles en iedereen ter plekke: de ouders van Alexander, die veel te weinig tijd voor hun zoon maken en er vervelende bijlesleerkrachten bijhalen; huishoudster Rosine, een personage dat hij losjes baseert op de échte poetsvrouw van de basisschool van Huise; en natuurlijk de gekke nonkel Trotter, die plots opduikt, al even plots verdwijnt en Alexander bij zijn afscheid een ei geeft. ‘Op het einde riepen de kinderen door elkaar wat ze dachten dat er volgende week zou gebeuren. Ik liet me af en toe door hen inspireren, maar maakte er toch weer iets helemaal anders van.’
Op het einde van het schooljaar wint de klas de tweede prijs in een wedstrijd van een ijsfabrikant. Met z’n allen mogen ze twee dagen naar Bouillon. Marc wil de leerlingen zoveel mogelijk bijbrengen over de geschiedenis van de stad en de plaatselijke fauna en flora. Elke vrijdag bereidt de hele klas de schoolreis samen voor, alleen blijft er dan geen tijd meer over om te vertellen. Het wordt een legendarische trip, al was het maar omdat Marc niet alleen Mie, maar ook zijn honden heeft meegenomen, maar het verhaal van nonkel Trotter blijft liggen.
Marc belooft de leerlingen om het einde tijdens de zomervakantie voor hen op te schrijven. ‘Ik dacht dat ik met een blaadje of drie zou toekomen, maar de inspiratie bleef komen. Ik schreef en bleef schrijven, op een stokoude typemachine waarvan de letter e bleef haperen. Met Tipp-Ex haalde ik de fouten eruit, maar ik kon nooit wachten tot die droog was. Het werd zo’n knoeiboel dat ik een paar keer opnieuw ben begonnen.’ Uiteindelijk heeft Marc achtentachtig blaadjes en tikt hij ook de rest van het verhaal uit dat hij tijdens het schooljaar al heeft verteld aan zijn leerlingen. En als je dat verhaal dan toch al hebt, waarom er geen boek van maken?
In de zomer van 1986 ligt de hele woonkamer in de Boekweitstraat vol met stapels van dik tweehonderd bladzijden elk, met de hand gesorteerd door Marc, Mie, de kinderen en iedereen die in die dagen toevallig komt binnenwaaien. ‘Met een mes sneden we de randjes gelijk af om het geheel dan te laten inbinden,’ herinnert Aim zich. ‘Boek voor boek. Telkens als ik een copycenter binnenloop, doet de geur me weer denken aan die dagen.’ Marc laat een cover maken: op de voorkant staat – dan nog – nonkel Trotter, voor het bolletjespatroon op de achterkant legt hij zijn hemd op de kopieermachine. De tekeningen binnen in het ambachtelijke boek zijn van Steven Dhondt, de oud-leerling van wie Marc wist dat hij fantastisch goed kon tekenen.
1 september 1986. De vierdeklassers zijn vijfdeklassers geworden, maar hangen nog altijd aan de lippen van hun meester Marc. Meester-schrijver Marc is het eigenlijk, want hij heeft voor zijn oud-leerlingen hún boek bij. De rest verkoopt hij aan vrienden en familie, voor honderd frank per stuk.
Zo staat hij op een dag in boekhandel Beatrijs in Oudenaarde. Eigenares Esther Alexander herkent haar vaste klant, die geregeld tussen de boeken over natuur en andere culturen komt snuisteren. Wanneer Marc haar vraagt of hij een paar van zijn boeken mag achterlaten, vraagt Esther waarom hij het niet laat uitgeven. Marc is een lezer, maar heeft geen idee van de boekenwereld. ‘Dan zal ik daar wel voor zorgen,’ is Esthers resolute antwoord.
Beatrijs is een gerenommeerde boekhandel en Esther Alexander heeft op dat moment een uitstekend contact met zowat alle belangrijke spelers in het boekenvak. Ze is zelfs een tijdje voorzitter van de Vereniging van Vlaamse Boekverkopers, de vakgroep die vandaag Boekhandels Vlaanderen heet. Als Esther in die dagen spreekt, wordt er naar haar geluisterd. Maar uitgeverij Lannoo luistert niet. In de brief die Marc krijgt, staat dat Het ei van nonkel Trotter te dik is en niet in de reeksen van de uitgeverij past. Dat laatste ziet keikop Marc eerder als een compliment, prompt hangt hij de afwijzingsbrief in zijn bureau.
Op de Boekenbeurs legt Jan Van Damme, de zoon van Esther en vandaag nog steeds de zaakvoerder van Beatrijs, het manuscript van Het ei van nonkel Trotter op het tafeltje van Jos Baeckens van de jonge, progressieve uitgeverij Infodok. Het fonds was begonnen in de schoot van de ksa, als een informatiepunt waar jeugdbewegingen terecht konden als ze goede kinder- en jeugdliteratuur over maatschappelijke thema’s nodig hadden. Omdat daar veel behoefte aan was, ging Infodok na een tijd ook zelf boeken uitgeven. Het ei…, met het gepeste jongetje Alexander als hoofdpersonage, paste daar volgens Baeckens perfect in.
De uitgever zet meteen zijn proeflezers aan het werk, want zo gaat het dan bij Infodok: elk boek moet een panel van een achttal professionals passeren voor het mag worden gepubliceerd. ‘We waren allemaal meteen overtuigd van de inhoud,’ herinnert Baeckens zich. ‘Je moet weten dat de meeste kinderboeken toen ongelooflijk braaf geschreven waren. De opvoedkundige waarde en de zedenles waren belangrijker dan het verhaal. Marc verraste met zijn verbeeldingskracht en met zijn sprekende beschrijving van Alexanders gevoelens. Daarvóór zag je maar zelden dat een jeugdauteur zo radicaal voor het standpunt van zijn personages koos.’ Voor Infodok-redacteur Selle De Vos gaf de reactie van zijn toen negenjarige dochtertje de doorslag: ‘Ik vond Het ei… best een leuk boek, maar zij was er echt weg van. Haar reactie is een van de redenen dat ik heb ingestemd om het uit te geven.’
Er is één groot probleem: het leespanel vindt dat Marc technisch niet goed genoeg schrijft. Toch blijven Baeckens en zijn ploeg geloven in de hippie uit Kruishoutem. Redacteurs Annelies Devos en Selle De Vos krijgen de opdracht om Het ei van nonkel Trotter op te poetsen. Volgens Baeckens was dat een stevige klus. Selle De Vos relativeert dat: ‘Ik denk niet dat we veel veranderd hebben. Marc en ik hebben wel een paar keer zwaar gediscussieerd over bepaalde passages. Zijn tactiek was om soms toegevingen te doen en over andere twistpunten dan dubbel zo koppig te zijn. Van één ding ben ik zeker: de tekst is er niet korter op geworden. Nochtans was Het ei… met meer dan 230 bladzijden een van de dikste boeken die we tot dan toe hadden uitgegeven en bij het personeel leefde de vrees dat het daarom nauwelijks zou verkopen.’ Selle zal later Marcs vaste eindredacteur worden en opduiken als personage in De FauTeNKaMPioeNe.
Daarnaast doet Infodok een poging om het boek in Nederland te slijten. Daarvoor heeft Baeckens een vaste overeenkomst met uitgeverij Sjaloom in Nederland, maar daar vinden ze Marc de Bel te Vlaams. ‘Tot vandaag leeft daar het idee dat een boek uit Vlaanderen maar zelden het niveau haalt van de Nederlandse markt,’ sakkert Baeckens. ‘Ze moesten het wel uitgeven, maar konden het niet laten om het Vlaamse nonkel te veranderen in oom. Wij hebben dat voor de gemakkelijkheid dan maar overgenomen.’
Alsof debuteren met een in die tijd dik kinderboek nog niet moeilijk genoeg is, kiest Marc voor een citaat van Franz Kafka als motto:
Mijn eigen aard werd niet erkend…
zo staat toch in ieder geval vast
dat ik van mijn eigenaardigheden
nooit dat ware profijt trok,
dat zich op de duur in blijvend zelfvertrouwen manifesteert. […]
Met daarboven een kort, krachtig versje, geschreven door Sylvie De Raedt van het vierde leerjaar in Huise:
Niemand is alles
niemand is niets
iedereen is altijd iets.
De boekvoorstelling van Het ei van oom Trotter in de Beatrijs is een succes. De kinderen uit de buurt hebben een leuke namiddag en de regionale pers neemt gretig foto’s van Marc en Yam-Yam, de krokodil uit het boek die gestalte wordt gegeven door Piet Dhondt. Onmiddellijk succes blijft uit: op de Boekenbeurs van 1987, zijn eerste beurs als nieuwbakken schrijver, verkoopt Marc twaalf boeken. Hij is erg ontgoocheld, maar Jos Baeckens troost hem met de droge mededeling dat hij sommige auteurs wel eens nul boeken heeft weten te verkopen. Zelf zweet hij peentjes, want Infodok heeft voor Het ei… een groot risico genomen: ze maken met verschillende boekhandels de afspraak dat ze niet-verkochte boeken zullen terugnemen. Dat is vandaag een standaardpraktijk, maar toen een grote gok.
Door het sterke netwerk van Infodok in het onderwijs kan Marc wel enkele lezingen geven. In elke school en elke bibliotheek waar ze hem vragen, doet de debutant wat hij al twintig jaar voor de klas doet: vertellen. ‘Als Marc werd losgelaten op een meute kinderen, scoorde hij áltijd,’ zegt Jos Baeckens. ‘Hij was ook altijd bereid om mee te werken aan de promo-acties. Dan zat hij op de Boekenbeurs, een paar jaar na Het ei van oom Trotter, en dan zat er boven hem een man met vislijn waaraan een bordje hing. ‘”Ik zoek een schrijver”, stond daar dan op. Of: “Hier zit een auteur”, het was iets van die strekking.’
Week na week openbaart zich iets dat Baeckens ‘de speelplaatsrevolutie’ noemt: ‘Plots hoorden we van leerkrachten dat de kinderen elkaar aanstootten over Het ei van oom Trotter,’ herinnert Baeckens zich. ‘Leerlingen weten vaak sneller welke boeken ze willen lezen dan hun juffen of meesters.’ Eind 1987 volgt de ultieme bekroning: Het ei van oom Trotter krijgt de prijs van de Kinder- en Jeugdjury, een erkenning die jonge lezers zelf uitreiken aan hun favoriete boek. Van de vijfentwintig lokale leesgroepen, verspreid over heel Vlaanderen, zetten er vierentwintig Marc de Bel op één. Het doet Het ei van oom Trotter in tweede druk gaan, goed voor in totaal vierduizend exemplaren.
In zijn dankspeech doet Marc het curieuze ontstaan van Het ei… uit de doeken en sluit hij af met een korte uiteenzetting over zijn visie op leren.
Er lopen in Vlaanderen, zoals overal ter wereld, heel wat Alexanderkes rond en helaas worden die maar al te vaak gevangen en gewurgd in het net van het monster dat Leerplan heet. Gelukkig ontsnappen er ook af en toe door de mazen van dat nauwsluitende Net. Voor die kinderen is een goed kinderboek dan vaak de verlossende vijl in het sleurdagelijkse schoolbrood, een Ei om uit te broeden en zelfvertrouwen te zien uitbreken, een vliegend tuig om in te stappen en weg te lezen… richting zichzelf. […] Gelukkig, voor de kinderen, primeert in mijn boeken echter altijd het leuke en spannende. Ik recenseer mijn eigen boeken als zijnde fundamenteel ondeugend, de rest blijft bijzaak, alhoewel…
De waardering van leerkrachten en leerlingen staat in schril contrast met de minachtende blikken die hij krijgt van zijn kersverse collega’s. Baeckens herinnert zich nog een presentatie van Infodok in de bibliotheek van een klooster: ‘Het ei van oom Trotter lag er naast onze andere boeken en alle aanwezigen keken mij minachtend aan: de blik van hautaine germanisten als ze een onderwijzertje zien dat ook eens een boekje heeft gepleegd.’ Baeckens gaat nog verder: ‘Ik wil geen namen noemen, maar meer dan één auteur weigerde naar de Boekenbeurs te komen op de dagen dat Marc er signeerde.’
Auteur en uitgeverij laten het niet aan hun hart komen. ‘Diepzinnige gesprekken over kinderboeken zijn niet aan mij besteed,’ zegt Marc. ‘Recensenten verweten mij van in het begin dat mijn boeken niet literair genoeg waren. Maar literair, dat lezen kinderen als lie-te-ra-jier. Ze hebben er gewoon geen boodschap aan.’ In het tv-programma Argus met Jan Van Rompaey krijgt een nog onbekende Marc de Bel één minuut zendtijd om te pleiten voor meer media-aandacht voor kinderboeken: ‘Een duwtje in de rug is heel belangrijk, de tv kan enorm helpen door veel meer aandacht te schenken aan het goede kinderboek. Wat ook zou kunnen gebeuren, is dat kinderen zelf op tv komen vertellen wat zij vinden bij het lezen van hun lievelingsboek. Maar dan moeten ze veel meer tijd krijgen dan één heel vlugge minuut.’ Marc heeft nog tien seconden over en zwijgt.
Nog voor het duidelijk is of Het ei van oom Trotter de prijs van de Kinder- en Jeugdjury wint, vraagt Baeckens Marc al om een tweede boek. Na een kerstverhaaltje voor een bundel van Infodok brengt Marc in 1988 niet alleen zijn tweede boek uit (Wimpie en de wensautomaat), maar ook zijn derde: Meester Pluim en het praatpoeder, het verhaal dat hij in het nieuwe schooljaar aan zijn leerlingen is beginnen te vertellen. Plots heeft het alternatieve Infodok een productieve successchrijver. Dat Meester Pluim en het praatpoeder niet de eerste, maar de tweede prijs wint bij de Kinder- en Jeugdjury, drukt de pret niet. Volgens De Vos heersten er ondanks het succes nog twijfels binnen uitgeverij Infodok: ‘Ik heb ervoor moeten pleiten om met hem door te gaan, omdat bijna al zijn boeken zo dik waren als Het ei… en de critici niet altijd mals waren voor hem.’
Marcs vierde boek zal de laatste argwaan wegnemen en hem vestigen als het opkomende talent in de Vlaamse kinderliteratuur. Iets met een jongen en een bakfiets.
Jasper Van Loy, Belhamel, hoe Marc De Bel de populairste jeugdschrijver van Vlaanderen werd, Houtekiet, 200, 22,99 euro.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier