Benno Barnard
Tegen de democratisering
Te veel democratie is slecht voor de democratie, zeker in het onderwijs, aldus Benno Barnard die terugdenkt aan zijn grootouders.
Maandag Te veel democratie is slecht voor de democratie. De Nederlandse televisie vindt haar journaal te moeilijk en te ouderwets, met mensen die op een stoel zitten en over verre landen praten in volzinnen. De televisiebazen willen het journaal vereenvoudigen en verlevendigen. Simpele taal, die vatbaar is voor het volk, zodat het lijkt alsof ongelooflijk ingewikkelde zaken als de verstoorde relatie tussen soennieten en sjiieten in Syrië als bij toverslag heel eenvoudig zijn geworden. Daarbij dient de nieuwe nieuwslezer rond te wandelen in de studio, want zo praten mensen immers, peripatetisch, en het accordeert mooi met de ADHD van de gemiddelde kijker. Ik zei peripatetisch. Dat is een woord uit de Griekse filosofiegeschiedenis. Ik zei accordeert. Komt uit het Frans. Je kunt het allemaal opzoeken in een antiquarisch voorwerp, woordenboek geheten, of gewoon op hedendaagse wijze. Zolang we het er maar allemaal over eens zijn dat we samen lekker doen alsof intelligente kinderen uit een zogenaamd kansarm milieu door de dominante cultuur niet zo dom mogelijk worden gehouden.
Maandagavond
Vergelijk het met de fatale ontwikkelingen in het onderwijs. De diverse democratiseringen hebben een haast onoverbrugbare interstellaire ruimte geschapen tussen het zonnestelsel waar de planeten Welgesteld en Ontwikkeld rond Kennis cirkelen en dat andere zonnestelsel, waar de planeet Allochtoon met haar manen Achtergesteld en Achterlijk rond een stervende ster draait. Het is natuurlijk erg ondemocratisch als een leraar meer weet dan zijn leerling, of als de leraar een wetenschappelijk feit als de evolutieleer of een historisch feit als de Holocaust voorstelt als echt gebeurd, terwijl de leerlingen thuis horen dat alleen de Joden van de apen afstammen, maar desondanks sluw genoeg zijn om de hele wereld te bedriegen.
Dinsdag Vind ik de onoverbrugbaarheid tussen die beide zonnestelsels erg? Ik vind die verschrikkelijk. Ik wil persoonlijk de opleiding van een begaafd kansarm kind aan een eliteschool betalen. En vertelt u me niet dat ik niet weet waarover ik het heb. Mijn zoon zit op een eliteschool; mijn dochter op een gewone stadsschool. Daar zijn redenen voor, die hier niet ter zake doen, maar de realiteit is dat mijn dochter thuiskomt en zich beklaagt dat ze niets leert. Als marionetten bestuurd door de Profeet, die grote Poppenspeler, verstoren de kansarmen haar lessen.
Woensdag
Het uitzonderlijk begaafde kind dat mijn vader was, afkomstig uit een milieu zonder geld of ontwikkeling, opgevoed door twee mensen met niet meer dan lagere school, zat in de bedompte schemering van een vooroorlogse woonkamer (waar op zondag aan het ontbijt geen ei werd gegeten als de prijs die week meer dan anderhalve cent bedroeg) gebogen over de oorspronkelijke Griekse tekst van een zonevreemde auteur als Homeros. Met grote eerbied bejegenden mijn grootouders de vreemde blinde gast met de lange marmeren baard. Hij was de nieuwslezer die de berichten over de verstoorde relatie tussen de Trojanen en de Grieken meebracht. Zijn woorden waren verre van alledaags; ze waren onbegrijpelijk – maar zie, godlof, hun zoon was bezig de vreemde tekens van de boodschapper te bestuderen, zodat hij ze voor hen kon vertolken. Voorzichtig, beducht te veel lawaai te maken, schuifelde mijn grootmoeder van het woonvertrek naar de keuken en terug; peripatetisch kookte zij, poetste Willems schoenen en schonk hem thee in. Haar vreugde en zelfrespect – zij, moeder van een gymnasiast! – waren groot.
Donderdag De schroomvallige eerbied van mijn grootouders voor de wereld van de kennis, die zo oneindig veel groter was dan hun Rotterdamse bovenwoning in een achterafstraat, was het resultaat van een hiërarchische maatschappelijke ordening. Die impliceerde veel onrechtvaardigheid, maar bood dankzij oplettende bovenmeesters het onschatbare voordeel dat de westerse erfenis vanuit de hoogste intellectuele regionen kon percoleren naar intelligente kinderen daarbeneden, in een bedompte huiskamer, waar het naar schoensmeer en koolsoep rook. Mijn vaders bovenmeester zei tegen mijn grootouders dat hun zoon naar het gymnasium moest. Dat gymnasium was helemaal niet gebaseerd op een abstract idee van ‘gelijke kansen’, maar was zijn eigen stijve zelf en bood juist daardoor mijn vader gelijke kansen.
Donderdag (veel later)
Mijn grootmoeder las dagelijks aan tafel voor uit de Statenbijbel. Ze las dus in en uit een duizenden jaren oud boek vol duistere formuleringen. Ze begreep dat ze veel ervan niet begreep. Maar nooit zei iemand tegen haar dat ze een versimpelde versie moest gaan lezen, in taal voor onontwikkelde mensen zoals zij – zodat het ontoegankelijke ineens, van karakter veranderd, toegankelijk zou hebben geleken. Mijn grootvader was vervuld van religieuze twijfel, maar ook hij wist dat er een wereld boven hem was; niets dreef hem meer dan de wil zijn zoon de toegang tot die wereld te helpen verschaffen. Dat respect van mijn grootouders voor het overgeleverde betrof zowel het geestelijke als het materiële. Mijn grootouders waren mensen die niets weggooiden dat nog goed was. Zo erfde mijn vader van zijn vader een paar zwarte herenschoenen. In mijn kindertijd droeg hij die op zondag – zo stond hij ondanks alles in de schoenen van zijn vader.
Vrijdag
Ik bezit de Statenbijbel van mijn grootouders. De Bijbel – die bibliotheek hebben we weggegooid als oud schoeisel. Welke lot is onze moraal beschoren als de intelligentsia de oudste documenten van onze beschaving bij het huisvuil zet, als gevolg van een onbenullige frustratie opgelopen in de kerk of op het college? Onze kinderen behoren tot de derde generatie van cultuurhistorische analfabeten. Maar dit deuntje heb ik al tot vervelens toe geneuried. Intussen bleek dat schoenenpaar uit het interbellum na de dood van mijn vader nog altijd bij hem in de kast te wonen, twee doffe zwarte artefacten, twee stuks archeologie, vervaardigd van leer dat op het fossiele af hard was geworden – een vondst als een Romeins olielampje, een handvol dukaten, een paar vuistbijlen. Ik heb ze maar mee naar huis genomen. Ik ben de verbaasde erfgenaam van een Statenbijbel en Bijbelzwarte vooroorlogse schoenen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier