De Reactor

Serotonine van Michel Houellebecq: het failliet van het geluk?

De Reactor De Reactor, platform voor literaire kritiek

Vier jaar na Onderworpen (2015) publiceert Michel Houellebecq zijn donkerste roman, Serotonine.

De Reactor, platform voor kwaliteitsvolle literaire kritiek, levert elke week een gedegen recensie aan Knack.be. Nog literaire honger? Neem dan ook een kijkje op hun site.

Florent-Claude Labrouste, een 46-jarige celibatair en agronoom van opleiding, is ongelukkig en depressief. Hij slikt dagelijks antidepressiva op basis van serotonine, een gelukshormoon waarmee hij ‘de voornaamste riten van een normaal leven in een hoogontwikkelde maatschappij’ kan trotseren: een minimale wasbeurt uitvoeren, eenvoudige administratieve handelingen verrichten, beperkte sociale contacten onderhouden. Er is slechts één nadeel aan het gelukshormoon: het leidt tot impotentie en verpulvert zijn libido.

In de 295 bladzijden (Nederlandse vertaling door Martin de Haan) die volgen op de korte beschrijving van Florent-Claudes gemoedstoestand, laat Michel Houellebecq de lezer concreet ervaren hoe een depressie kan voelen. Het leven van Labrouste bestaat uit een aaneenschakeling van mislukkingen: het hoofdpersonage kwijnt ‘ongelukkig, verbitterd en eenzaam’ weg in zijn hotelkamer, nadat al zijn liefdesrelaties een voor een zijn stukgelopen. Hij wil zijn leven wel opnieuw in handen nemen, maar slaagt er simpelweg niet (meer) in om tot actie over te gaan: zelfmoord lijkt de enige zinvolle uitweg om te ontsnappen aan een betekenisloos bestaan. Serotonine werkt als een pil, weliswaar zonder gelukshormoon: de eerste hoofdstukken voel je de klap niet aankomen, maar daarna sijpelt er langzaam een gevoel van wanhoop in je bloedbanen… tot je compleet verbouwereerd achterblijft en het liefst niets meer met deze wereld te maken wil hebben.

Een spiegel voor jezelf en de maatschappij

Het effect van de roman op de lezer, de identificatie van de lezer met de protagonist, Florent-Claude, zijn in eerste instantie te wijten aan het vertelperspectief en de vorm van het verhaal. Net als De wereld als markt en strijd, Platform en Onderworpen is Serotonine in eerste persoon geschreven, maar in tegenstelling tot deze romans is de blik nu meer gericht op het verleden dan op het heden. Serotonine leest als een bekentenis: het belevend ik blikt in de loop van het verhaal meermaals terug op zijn verleden (jeugd, liefdesrelaties, carrière) en analyseert stapsgewijs de (verkeerde) levenskeuzes die uiteindelijk tot zijn depressie hebben geleid. Deze vorm van introspectie wordt versterkt door een stream of consciousness-stijl: door de lange zinstructuren, bestaande uit meerdere juxtaposities die toewerken naar een vaak absurde, onverwachte climax, en het voortdurend wisselen van de gedachtegang bekruipt de lezer het gevoel dat hij in het hoofd van Florent-Claude huist. Alle lof voor de vertaling van Martin de Haan, die Houellebecqs stijl perfect weet te transponeren naar het Nederlands, zonder afbreuk te doen aan de oorspronkelijke interpunctie.

Michel Houellebecq - Serotonine
Michel Houellebecq – Serotonine© GF

Serotonine is niet zomaar een bekentenis: de roman leest als een moderne versie van La Confession d’un enfant du siècle (1826) van Alfred de Musset. Houellebecq staat bekend om zijn fascinatie voor negentiende-eeuwse literatuur: in De wereld als markt en strijd toont hij zich in zijn sociologische beschrijvingen vooral schatplichtig aan het negentiende-eeuwse realisme (Balzac, Dickens), in Elementaire deeltjes dringen naast dit realisme ook de naturalistische theorieën (determinisme en erfelijkheid) van de ‘roman expérimental’ door (Zola), in Onderworpen refereert hij voortdurend aan het decadentisme (Huysmans) van die eeuw. Naast de invloed van Balzac in de economisch geïnspireerde passages (kritiek van de liberale maatschappij), valt in Serotonine vooral de ‘mal du siècle’-thematiek van de (late) romantiek te bespeuren: de depressieve ik-figuur lijdt onder een onverklaarbaar gevoel van onbehagen en melancholie dat zijn oorsprong vindt in een fundamentele vorm van desillusie. Florent-Claude Labrouste is 46 jaar oud: Nerval heeft zich verhangen op zijn 46ste, Baudelaire is ook op die leeftijd gestorven. Niets is toeval bij Houellebecq. En wat hij niet vermeldt, is dat ook Alfred de Musset op zijn 46ste zijn laatste adem uitblies. De gelijkenisen tussen La Confession d’un enfant du siècle en Serotonine zijn opvallend: Florent-Claude en Octave zijn twee verbitterde losers die zich allebei niet thuis voelen in de huidige materialistische maatschappij. Ze willen de Ander liefhebben, maar tot hun grote spijt blijken ze beiden simpelweg incapabel om liefdesrelaties in stand te houden. ‘Ik had een vrouw gelukkig kunnen maken’, mijmert Florent-Claude aan het einde van zijn leven — Octave zegt niet veel anders over Brigitte: ‘ik stort je in het ongeluk, ik heb niet van jou weten te houden’ (mijn vertaling). De verwijzingen naar La Confession d’un enfant du siècle maken ook meteen Houellebecqs opzet duidelijk: zoals Musset de malaise van een hele generatie via het personage van Octave aantoont, voert Houellebecq het personage Florent-Claude Labrouse op als een spiegel van onze huidige maatschappij. Het is niet toevallig dat exact de negentiende-eeuwse romantische traditie hier als onderliggende referentie fungeert: in deze teksten (Musset, De Vigny, Baudelaire) krijgen we de eerste klachten tegen een goddeloze wereld, een bourgeoisideaal en het opkomende kapitalisme.

Een intense passiviteit

Maar wat vertelt Florent-Claude nu precies in zijn bekentenis? En wat leert die ons over de huidige maatschappij? In de roman lezen we dat hij in het verleden gelukkig was: ‘ik heb het geluk gekend, ik weet wat het is’. Meer nog, het is een van de weinige Houellebecquiaanse personages die binnen het liberaal seksueel stelsel aanvankelijk aan de kant van de winnaars lijkt te staan: Labrouste had in het verleden een gelukkige relatie met Kate, Claire en Camille. Ook dit versterkt de identificatie van de lezer met het personage — waar je voor een Bruno (Elementaire deeltjes) of François (Onderworpen) als lezer maar weinig empathie kan opbrengen, is dat niet het geval met het hoofdpersonage uit Serotonine. Florent-Claude lijkt een doorsnee personage. Hij gaat zijn lief redden uit een corrupt veeteeltbedrijf, hij spreekt met veel enthousiasme over zijn huurhuis in Normandië en heeft, zoals velen, moeite met de dood. Om die reden is Serotonine misschien wel Houellebecqs meest perverse roman: de lezer sympathiseert met een personage dat in wezen helemaal niet zo doorsnee blijkt te zijn, maar blijft door de eerder opgewekte emoties toch medelijden met hem voelen. Stap voor stap komt hij erachter hoe leeg dit personage in werkelijkheid is: zijn jeugdrelatie met Kate loopt stuk omdat hij haar niet achterna springt op de trein, zijn romance met Claire dooft langzaam omdat hij verhuist naar Normandië, de liefde van zijn leven (Camille) verspeelt hij dan weer aan overspel. Telkens opnieuw mislukken zijn liefdesrelaties door zijn eigen passiviteit: ‘eens te meer deed ik niets, zei ik niets, liet ik de dingen op hun beloop’.

In het heden heeft Labrouste een relatie met Yuzu, een verwende Japanse vrouw die sinds twee jaar bij hem woont, maar die enkel uit is op de toekomstige erfenis. Nadat het hoofdpersonage inziet dat ook zijn huidige relatie een doodlopende weg is, dient hij zijn ontslag in op zijn werk om daarna voorgoed te verdwijnen als ‘vrijwillig vermiste’ (het thema van het ontslag en de vlucht is een herhaald motief in Houellebecqs oeuvre). Vooraleer hij echter volledig uit het vizier verdwijnt, brengt het hoofdpersonage bij wijze van afscheid een bezoek aan alle vrouwen die ‘zijn pik eer hadden aangedaan, die ieder op hun eigen manier van hem hadden gehouden’. Zo komt hij eerst terecht bij zijn ex Claire, wier leven al even mislukt blijkt te zijn als het zijne. Hun ontmoeting is in wezen niets meer dan een samenkomst van ’twee losers van in de veertig’ die al lang wisten dat ‘het leven bitter en teleurstellend is’.

Na zijn bezoek aan Claire bespiedt het hoofdpersonage zijn grote liefde Camille, die nog steeds vrijgezel is en een kind heeft. Florent-Claude speelt even met de idee om het kind, zijn rivaal, te vermoorden, om daarna als troostende rechterhand weer te kunnen plaatsnemen in het leven Camille. Maar opnieuw wordt hij het slachtoffer van zijn eigen onvermogen tot handelen — hij durft de trekker niet over te halen: ‘Dus ja, ik had met Camille in dat afgelegen huis midden in de bossen kunnen leven […] en ik denk dat ik, in de volle mate die me was vergund, gelukkig was geweest. Maar het leven had, zoals dat heet, anders besloten, mijn bagage was gepakt.’ Het hoofdpersonage trekt zich definitief terug in een hotelkamer (later koopt hij een appartement), waar hij onder invloed van het gelukshormoon de balans van zijn mislukte leven opmaakt: ‘Ik had geprobeerd dichter bij sommige mensen te komen […] maar om verschillende redenen […] was er niets concreets van gekomen, niets had me het gevoel gegeven dat ik een plek had om te leven, of een kader, laat staan een reden.’ In tegensteling tot François uit Onderworpen, die stelt dat hij dankzij zijn bekering van niks spijt zou hoeven te hebben, of tot de ik-persoon van De wereld als markt en strijd, die zichzelf op het einde van de roman de moed inpraat dat hij zijn best heeft gedaan, heeft Florent-Claude spijt dat hij gewoon helemaal niks heeft ondernomen in zijn leven:

Toch dringt de dood zich ten slotte op, het moleculaire pantser begint te barsten, het ontbindingsproces herneemt zijn loop. Het gaat ongetwijfeld sneller voor mensen die nooit een band met de wereld hebben gehad, die nooit hebben gedacht dat ze ooit zouden leven, beminnen, worden bemind; mensen die altijd hebben geweten dat het leven niet voor hen weggelegd was. Zij, en het zijn er veel, hoeven, zoals dat heet, nergens spijt van te hebben; in die situatie bevind ik me niet. Ik had een vrouw gelukkig kunnen maken. Of nou ja, twee; ik heb verteld welke. Alles was van meet af aan duidelijk, extreem duidelijk; maar we hebben ons er niets van aangetrokken. Zijn we gezwicht voor de illusies van individuele vrijheid, open leven, onbegrensde mogelijkheden? Dat kan, die ideeën hingen in de lucht; we hebben ze niet geformaliseerd, daar hadden we geen behoefte aan; we hebben niets anders gedaan dan ons eraan conformeren, ons erdoor laten kapotmaken; en daarna, heel lang, eronder lijden.

De depressie van Florent-Claude wordt hier rechtstreeks in verband gebracht met de erfenis van mei ’68: ‘Zijn we gezwicht voor de illusies van individuele vrijheid, open leven, onbegrensde mogelijkheden?’ Waar Octaves depressie in La Confession d’un enfant du siècle te verklaren is door een fundamenteel gevoel van verveling in het postnapoleontische tijdperk, is die van Florent-Claude te wijten aan een te energieke samenleving. Door zich te conformeren aan een maatschappij waarin een libertijns seksideaal de menselijke relaties reguleert, heeft het hoofdpersonage geen enkele duurzame relatie weten op te bouwen. Het is veelzeggend dat hij op zijn zesenveertigste nog altijd nadenkt over liefde in termen van kutjes: ‘ik had behoefte aan liefde en wel aan liefde in een heel precieze vorm, ik had behoefte aan een kutje, er waren heel veel kutjes’. Labrouste prijst in de loop van de roman meermaals de seksuele bereidheid van zijn vriendinnen — bijzondere aandacht gaat uit naar de ‘gewillige kont’ van Yuzu. Serotonine toont aan dat het moderne individu niet langer meer in staat is om vroegtijdig geluk naar waarde te schatten: geboren in een samenleving waarin intens leven het nieuwe levensideaal is, heeft Florent-Claude nooit echt beseft wat er op het spel stond wanneer zijn relaties op de klippen liepen. Huwelijken vinden vandaag pas plaats rond het vijftigste levensjaar, aldus François in Onderworpen:

In vroeger tijden vormden mensen een gezin […]. Maar nu was het eerder rond de leeftijd van vijftig, zestig jaar dat het voor een stel verstandig was een ménage te beginnen, op het moment dat de verouderde, pijnlijke lichamen alleen nog de behoefte voelen aan een vertrouwelijk, geruststellend en kuis contact.

Dezelfde kritiek klinkt in Platform, waarin Michel vertelt dat hij meerdere huwelijksaanzoeken heeft gekregen, maar deze tot zijn latere spijt altijd heeft geweigerd: ‘Dat is een beetje een zonde, in mijn leven, het celibaat’ (mijn vertaling). Kortom, in Serotonine benadrukt Houellebecq via zijn hoofdpersonage Florent-Claude Labrouste het failliet van de menselijke relaties in de post mei ’68-maatschappij. In een libertijnse samenleving waarin vaste relaties enkel ‘als garnituur van verzadigde seksualiteit kunnen optreden’, waarin familieverlating niet langer strafbaar is (dat is ‘filosofisch verontrustender […] dan zelfmoord’, aldus het hoofdpersonage), waarin een panische angst voor voortplanting heerst (de gewilde kindermoord), waarin mannen en vrouwen elkaars liefdesopvattingen niet delen en waarin tot slot pedofielen vrij spel krijgen, is het moderne individu (lees: het impotente, niet langer seksueel actieve individu) gedoemd om langzaam alleen weg te kwijnen in een hoekje, lijdend onder het ondragelijke besef dat de klok niet langer terug te draaien valt.

Houellebecqs aanpak onderstreept dit gevoel van fragmentatie: door het niet-lineaire verloop van het verhaal, de plotse wendingen en vooral het vermengen van stijlregisters en vertelperspectieven treedt de lezer binnen in een chaotische werkelijkheid waarop hij net zoals het hoofdpersonage niet langer grip heeft. Verschillende literair-stilistische effecten versterken formeel het gevoel van depressie: de lange, uitgerekte zinnen zonder punten maken het geheel zwaar (we staan stilistisch gezien mijlenver af van het meer klassieke De wereld als een markt en een strijd); de vele komma’s geven aan het geheel een schokkend en schommelend ritme dat de lezer uitput. De ironische ondertoon in het boek lijkt dan weer te suggereren dat cynisme de enige gepaste levenshouding is om met de zwaarte van het leven te kunnen omgaan.

Wanneer de wereld op zijn kop staat: Blaise & Pascal

Nieuw in Serotonine is dat Houellebecqs pornografisch realisme minder op het voorplan staat dan in zijn vorige romans, mogelijk omdat het hoofdpersonage impotent is geworden (op enkele vulgaire passages na dan: in hebt begin van de roman geeft Yuku een fellatio aan een bulterriër, terwijl ze gepenetreerd wordt door een dobermann). In elke roman van Houellebecq vindt de lezer naast de vaak voorkomende thema’s (eenzaamheid, vlucht, seksuele miserie) vaak een diepere specifieke maatschappijkritiek terug — in deze roman zijn dat de boerenopstanden. In de loop van het verhaal maakt de lezer kennis met Aymeric d’Harcourt-Olonde, jeugdvriend en studiegenoot van Florent-Claude Labrouste, die na zijn stage bij Danone beslist om een boerenbedrijf te beginnen in Normandië. Aymerick biedt superieure melk aan van Normandische koeien, houdt zich volledig aan de bio-regels (in tegenstelling tot het hoofdpersonage, dat bij Monsanto werkt) en biedt een waardig bestaan aan zijn koeien (in tegenstelling tot de intense pluimveehouderij die Camille bezoekt), maar stelt bitter vast dat hij allesbehalve beloond wordt voor deze diervriendelijke inspanningen: ‘hoe meer ik probeer alles correct te doen, hoe minder ik erin slaag het hoofd boven water te houden’.

Wanneer het hoofdpersonage Aymerick enkel jaren later een tweede bezoek brengt, blijkt deze laatste ondertussen in financiële problemen verzeild te zijn geraakt: door de afschaffing van de melkquota en de steeds strengere Europese standaardniveaus (het aantal Franse boeren moet met de helft of twee derde omlaag) heeft de Franse boer het steeds moeilijker om te overleven. Nadat, in een korte tijdspanne, een derde wanhopige boer zich een kogel door de kop heeft gejaagd, beslissen de Normandische boeren (met Aymerick als leider) actie te ondernemen door de invoer van melktanks uit de haven van Le Havre tegen te houden. Bij deze spectaculaire confrontatie, die door haar gewelddadige karakter het wereldnieuws haalt, vallen meerdere doden, onder wie Aymerick zelf.

Ik las in vele recensies dat Houellebecq hiermee het protest van de gele hesjes voorspeld zou hebben, maar dat argument houdt absoluut geen steek: de boerenopstanden in Normandië vonden werkelijk plaats in 2015. En zoals Houellebecq-specialiste Agathe Novak-Lechevalier reeds opmerkte tijdens een radio-uitzending op France Culture is Houellebecq allesbehalve een visionair, een term die hij overigens zelf ook verwerpt: zijn werk getuigt bovenal van een groot inzicht in het leed van de huidige maatschappij. Houellebecq legt alle wonden bloot, doorbreekt alle taboes — in die zin is de auteur zeer Balzaciaans: hij beschrijft de wereld zoals hij werkelijk is, in al zijn deugden en ondeugden. In Serotonine beeldt Houellebecq de nefaste gevolgen van de consumptiemaatschappij uit: de ruime openingstijden van de Franse supermarkten, het verwoestende effect van Youtube op de muziekindustrie (of van Youporn op de porno-industrie) zijn slechts enkele voorbeelden.

Yuzu, de Japanse vriendin van Labrouste verschijnt in de roman als het perfecte product van deze maatschappij: ze is een luxebeest met veel nood aan comfort, heeft een instant-angst voor wifi-loze plekken en is vaak te vinden op libertijnse avondjes. In een wereld waarin de consument zonder gêne rondloopt met een zak van het merk Zadig & Voltaire (ze hadden evengoed goed Blaise & Pascal kunnen heten, grapt het hoofdpersonage tot driemaal toe) vormen de Franse boerenopstanden dus niets meer dan een logisch gevolg van een doorgeslagen vorm van kapitalisme: zij die eerlijke inspanningen leveren, worden onverbiddelijk opgeslorpt door de vaak corrupte grote spelers binnen de geglobaliseerde markteconomie.

Liefde heelt alle wonden

Welke conclusies kunnen we aldus trekken uit de nieuwe Houellebecq? Is geluk onmogelijk geworden in een maatschappij waarin een libertijns en liberaal levensmodel heerst? Of rest er toch nog een sprankeltje hoop? De alomvattende conclusie van Florent-Claude klinkt alvast weinig hoopvol: ‘Niemand in het Westen zal nog gelukkig zijn.’

Op de laatste bladzijde van de roman grijpt Florent-Claude Labrouste terug naar God:

In werkelijkheid bekommert God zich om ons, Hij denkt elk moment aan ons en geeft ons aanwijzingen, soms heel nauwkeurige. Die golven van liefde die in onze borst opwellen en ons de adem benemen, die ingevingen en extases, waar onze biologische natuur, onze eenvoudige primatenstatus geen verklaring voor kan bieden, zijn uitzonderlijk heldere tekenen.

Serotonine werd hierdoor door meerdere critici als een christelijke roman gelezen (Houellebecq zou zich net als Huysmans bekeerd hebben), maar ik denk niet dat deze roman een terugkeer naar de officiële religie bewerkstelligt (zie bv. p. 114 en p. 69-70 waarin de verteller de Katholieke Kerk hekelt). Toch is Serotonine geen nihilistische tekst: de roman gaat in wezen uit van een humanistische ideologie die geënt is op christelijke basiswaarden. Houellebecq houdt in Serotonine een pleidooi voor pure, eerlijke naastenliefde: het hoofdpersonage suggereert dat een vaste relatie (buiten seks om) Claire zou kunnen redden, dat de ouders van Camille een krachtig voorbeeld vormen voor de huidige generatie. In lijn met de werken van Emile Durkheim, die stelt dat anomie de oorzaak is van zelfmoord in de hedendaagse maatschappij, lijkt Serotonine te suggereren dat de maatschappij het menselijk verlangen opnieuw zou moeten reguleren om geluk te waarborgen. Waar geluk vandaag ‘een oude dagdroom’ is geworden omdat ‘de historische voorwaarden ervoor […] domweg niet meer [worden] vervuld’, blikt de roman meermaals nostalgisch terug op de beperkte, maar wel gelukkige relaties van voor mei ’68: ‘Het echtelijk geluk van mijn ouders had ik diep vanbinnen altijd als onbereikbaar ervaren […] omdat dat echtelijke model voor mijn gevoel in zekere zin was vernietigd, mijn generatie had er een eind aan gemaakt, nou ja niet mijn generatie, mijn generatie was niet in staat ook maar iets te vernietigen, laat staan weer op te bouwen, laten we zeggen de vorige generatie, ja de vorige generatie was er absoluut aansprakelijk voor.’

In 1836 schreef Alfred de Musset in La Confession d’un enfant du siècle: ‘we moeten slechts onze geliefde omarmen, en de leegte is gevuld’ (mijn vertaling). In 2019 beschouwt Houellebecq de liefde nog steeds als antwoord op een gedesacraliseerde samenleving: ‘De buitenwereld was hard, meedogenloos voor de zwakkeren en kwam zijn beloften bijna nooit na; de liefde was het enige waar je misschien nog op kon vertrouwen.’ Serotonine is een geslaagde roman met een louterende functie: Houellebecq laat de lezer eerst het ongeluk recht in de ogen kijken om die daarna te laten inzien dat geluk buiten het medicijn om wel degelijk mogelijk blijft.

Steffie Van Neste

Michel Houellebecq, Serotonine, De Arbeiderspers, Amsterdam, 2019. ISBN 9789029529020, 303 p.

Partner Content