Schrijver Mano Bouzamour: ‘Marokkaanse jongeren hebben een schrijnend gebrek aan zelfinzicht’
Op zijn 22e tekende Mano Bouzamour met De belofte van Pisa voor het bestverkochte debuut van 2013. Onmiddellijk daarna werd hij door familie en vrienden verstoten. Vier jaar later is hij niet bepaald milder. ‘Ik ben een pacifistisch humanist, maar ik heb geen spijt van de klappen die ik heb uitgedeeld.’
Ik kwam geen meter meer vooruit.’ Hij strijkt zijn vingers door zijn kuif en zucht. ‘Zelfs een kort verhaal of column kreeg ik er niet meer uit gewrongen.’ Met het autobiografische (en binnenkort verfilmde) De belofte van Pisa tekende Mano Bouzamour voor het bestverkochte Nederlandse debuut van 2014, maar de spiegel die de toen 22-jarige Bouzamour de Marokkaanse gemeenschap voorhield, viel – alle humor ten spijt – niet in goede aarde. Zijn ouders wezen hem de deur, en in de Pijp, zijn oude Amsterdamse buurt, werd hij bespuugd. ‘Je schrijft een bestseller, maar je verliest je thuis en je vrienden en draagt een heel gekke pijn met je mee. Ga dan maar even doodleuk achter je bureautje zitten om die langverwachte tweede te schrijven.’
Ik wil de legacy van Ronald Giphart, Jan Wolkers en Gerard Reve voortzetten met explosies van zintuiglijkheid.
Met het net verschenen Bestsellerboy maakte hij na vier jaar dan toch een eind aan zijn writer’s block. Hij deed het via een handig, zij het maar één keer bruikbaar omweggetje. In zijn tweede roman volgen we de jonge debutant Mohammed Zebbi – Arabische straattaal voor ‘pik’ -, die kreunt onder het succes van zijn eerste worp, Mohammed, de proleet. ‘Toegegeven, het is een literaire schijnbeweging. Maar ze was nodig. Ik zat finaal vast. Op een bepaald moment durfde ik zelfs geen boek meer aan te raken. Het deed te veel pijn.’
Hoe bedoelt u?
Mano Bouzamour: Het was een pijnlijke herinnering aan wat er blijkbaar kan gebeuren als je de literatuur volgt: de verstoting uit het paradijs, uit mijn gemeenschap, uit mijn ouderlijke huis. Echt iedereen was boos op mij. ‘Een schrijver moet weerbaar zijn’, zei Tommy Wieringa me in die periode. ‘Je moet als een palmboom zijn: buigen, maar nooit breken.’ Ik heb die zin tot mantra gemaakt, maar toch ben ik een paar keer gebroken. Ondertussen heb ik me herpakt.
U nam Wieringa’s advies naar verluidt soms een tikje te letterlijk.
Bouzamour: ‘Weerbaarheid’ is multi-interpretabel. Toen een oude buurjongen me op straat bespuugde en wat later ook een klap uitdeelde, heb ik gereageerd. Fel en strijdlustig, zoals ik ook probeer te schrijven. Ik moest op dat moment ook een statement maken, zo werkt dat in de Pijp. Was ik toen niet voor mezelf opgekomen, dan was het nooit gestopt. (droog) Ik ben een pacifistisch humanist, maar ik ben heel blij met die klappen die ik toen heb uitgedeeld.
In de daaropvolgende columns voor Het Parool droop de woede van de pagina’s. Een voormalige lerares noemde u bijvoorbeeld ‘de Koranschoolteef in zwart ninjapak’. En de stennis rond uw debuut analyseerde u als volgt: ‘Een groot deel (van de Marokkaanse gemeenschap) is ook zwakbegaafd. Als je verhaalt hoe het eraan toegaat, ben je voor die imbecielen al snel een verrader.’
Bouzamour: Ik voelde me in de steek gelaten. Ik dacht dat ik de Marokkanen een stem had gegeven in een overwegend witte literatuur, met de nodige zelfspot, humor en ironie, maar die laag was hun volledig ontgaan. Ik was een verrader, de baarlijke duivel.
Die columns waren pure therapie, daar kon ik mijn pijn even kwijt, godzijdank. Buren en kennissen hadden besloten dat De belofte van Pisa des duivels was, lieten dat weten aan mijn ouders – die het niet eens gelezen hadden – en plots stond ik op straat. Bestsellerboy is ook een aanklacht geworden tegen die schijnheiligheid: hoe de mening van anderen blijkbaar belangrijker was dan de liefde voor hun eigen kind.
Voor alle duidelijkheid: zo donker zie ik het vandaag niet meer, maar toen meende ik elk woord. De aversie voor mijn eigen gemeenschap was zo sterk dat telkens als ik Marokkanen zag die op mijn ouders leken, dacht: wat doen jullie hier? Als jullie Nederland niet willen omarmen, waarom blijven jullie in godsnaam hier? Wil je de taal, normen en waarden niet leren? Ga dan verdomme terug!
Was het de naïviteit van een 22-jarige, of toch eerder brandende ambitie, mét de bereidheid de eventuele klappen erbij te nemen? In de woorden van Zebbi: ‘Ik ben 22. En verdomd gretig.’
Bouzamour: Misschien heb ik de kracht van woorden onderschat. Ik was inderdaad pas 22. Wat weet een 22-jarige nu? Die fout maak ik geen tweede keer. Tegelijkertijd wil ik mezelf ook niet censureren. Vertel alles wat je wilt vertellen, of doe het gewoon niet. Daar zit ook een deel van de clash met mijn ouders. Ons gezin huldigde het motto ‘Wees schaamtevol, werk hard en wees stil’. Maar ik wilde helemaal niet schaamtevol of stil zijn, ik ben net gaan schrijven om mijn stem te laten horen.
Is de band met uw ouders intussen hersteld?
Bouzamour:(knikt) We zien elkaar opnieuw, voorzichtig. Ik heb Bestsellerboy ook aan hen opgedragen: ‘Voor mijn ouders, die niet kunnen lezen – godzijdank.’ Er schuilt heel veel in die zin. Ik hou heel erg van hen, maar zij begrijpen mijn wereld niet, en dat is vreselijk jammer. Het lijkt zelfs met de jaren pijnlijker te worden. Het helpt om mezelf er af en toe aan te herinneren dat ze het beste met me voorhebben: ze willen me oprecht behoeden voor het hellevuur.
Uw ouders kunnen geen Nederlands lezen, maar uw vader was wel schriftgeleerde in Marokko, voor hij in de jaren zeventig naar Nederland kwam.
Bouzamour: Dat klopt niet helemaal, ik zou hem eerder een autodidactische Korankenner noemen. Ik herinner me nog hoe we vroeger telkens hetzelfde spelletje speelden: als we op tv een imam uit de Koran zagen voorlezen, vroeg ik hem: ‘Wat volgt er nu?’ Waarop hij foutloos de volgende verzen reciteerde. Hij kent de Koran echt van achteren naar voren.
Hoe wrikt iemand zich los uit zo’n streng religieus gezin?
Bouzamour: Niet. Volgens journalisten heb ik me ‘ontworsteld aan mijn milieu en mijn religie’: dat bekt lekker, maar echt los kom je er nooit van. Ik heb religie ingeruild voor de literatuur – van de ene verzameling krachtige verhalen naar de andere – , maar zelfs in mijn werk merk je hoe de dichtvorm van de Koran er bijvoorbeeld ook weer insluipt. Net als de subtekst die zo eigen is aan de Marokkaanse cultuur.
Dat moet u even uitleggen.
Bouzamour: Door die mentaliteit van ‘Wat zullen de mensen wel niet denken?’ word je een meester in verbloemen. (lacht) En op straat leer je verhalen dan weer op te kloppen, het mag allemaal net iets sterker. Tegelijk zit er ook een vileine scherpte, snelheid en zwarte humor in de manier waarop we met elkaar omgaan. Het doet wel wat denken aan de Russische literatuur.
Mano Bouzamour
– 1991: geboren in Amsterdam als Mohammed Bouzamour, kind van Marokkaanse gastarbeiders
– 2010: havodiploma Hervormd Lyceum Zuid
– 2013: debuut De belofte van Pisa
– 2014: begint als columnist voor Het Parool
– 2018: Bestsellerboy, zijn tweede boek
U spaart de vleselijke scenes niet in uw romans, en wie u in een talkshow een fragment laat voorlezen, krijgt geheid ook een stomend stukje te horen ‘als reactie op de vertrutting’. Over welke vertrutting hebben we het precies?
Bouzamour: We glijden af in Nederland, we worden wat lafjes. In de omgang, maar ook in de literatuur. Erg uitbundig en levenslustig wordt er niet meer over seks geschreven, dus vond ik dat ik dat dan maar eens even moest oplossen. (lacht) Ik wil de legacy van Ronald Giphart, Jan Wolkers en Gerard Reve voortzetten met explosies van zintuiglijkheid. Voor literatuur en seks geldt bovendien: het wordt pas goed als je jezelf, in volstrekte schaamteloosheid, compleet durft over te geven.
U noemt Reve, maar in Bestsellerboy geeft Zebbi de ‘Grote Drie’ – Hermans, Mulisch en Reve – er wel van langs.
Bouzamour: Weliswaar met heel veel eerbied voor hen. Tenminste, dat merk je als je tussen de regels leest. Ik wil best geloven dat niet iedereen dat zal oppikken maar hé, ik schrijf voor mensen die ironie begrijpen. Een journalist noemde me ooit provocatief ‘de Reve van de islam’: een geweldig compliment, toch? Weet je trouwens dat ik, net als Zebbi, twee jaar in het vroegere Paleis van Justitie aan de Prinsengracht heb gewoond, de plek waar Reve in 1968 zijn beruchte pleidooi hield tijdens het Ezelsproces? Al wist ik dat toen eerlijk gezegd niet. Een redacteur wees me erop: ‘Heerlijke knipoog, Mano.’ Nou, eh, bedankt? (lacht)
Reve stond toen terecht voor godslastering omdat hij in Nader tot U schreef hoe hij seks had met een als ezel geïncarneerde god. Zebbi fantaseert dan weer dat het Handje van Fatima, thuis aan de muur, hem hand-en-spandiensten bewijst.
Bouzamour: Ik wil niet doelbewust schofferen, maar Reve zei ook: ‘Men kan grote waarheden alleen maar omhelzen als men ze ook kan bespotten.’ (denkt na) Met ‘Mohammed, de proleet’ zoek ik het zelf misschien een beetje, maar tegelijkertijd wil ik graag geloven dat Mohammed er vandaag ook om had kunnen lachen.
Stelen is verkeerd, weet Zebbi. Maar boeken stelen kan nog net door de beugel.
Bouzamour: We hadden thuis geen boekenkast, want er was toch maar één boek echt van tel. En aangezien ik een monsterboete op mijn bibliotheekpasje had maar toch wilde blijven lezen, jatte ik weleens boeken, ja. Ter boetedoening heb ik de desbetreffende bibliotheek ondertussen wel een hoop exemplaren van De belofte van Pisa geschonken. Ik had die boeken gewoon nodig: de literatuur gaf me zoveel. Zo ben ik nog nooit in New York geweest, maar weet ik dankzij J.D. Salinger wel precies hoe het er toegaat. Waarom grinnik je nu?
Omdat u Salinger graag een van uw voorbeelden noemt…
Bouzamour: Zeg gerust: de aartsvader.
… terwijl hij na het succes van The Catcher in the Rye een mediaschuwe kluizenaar werd. U, daarentegen, deelt graag foto’s met een duckface of ontbloot sixpack op Instagram.
Bouzamour: (laat zich lachend onder tafel zakken) Ook schrijvers moeten mee met hun tijd. Reve zei: ‘Schrijver ben je 24 uur per dag en zeven dagen per week.’ Ik probeer echt overal de literatuur te promoten, Instagram hoort daar ook bij. (snel) Ik heb tegenover mijn bureau een hele muur vol foto’s van schrijvers en rappers, met die van Salinger het dichtst bij mij. Een iconisch beeld waar hij tijdens de Tweede Wereldoorlog op het Franse platteland tussen de jerrycans met benzine zit te schrijven. Als je verdomme kunt schrijven te midden van een oorlog, wat heb ik dan achter mijn laptopje in Amsterdam nog over writer’s block te klagen?
Schrijvers en rappers, zegt u?
Bouzamour: We kunnen het gerust nog langer over de invloed van Reve of Salinger op mijn werk hebben, maar iemand als Tupac Shakur is waarschijnlijk even belangrijk geweest. De vurigheid en authenticiteit van zijn teksten werkten heel inspirerend. Neem nu Dear Mama, waarin hij rapt: ‘Even as a crack fiend, mama / you always was a black queen, mama’. In één adem je moeder zowel als een crackverslaafde neerzetten en als haar als een koningin bejubelen? Dat is de heerlijke schaamteloosheid die ik ook nastreef. En als hij in Changes‘It ain’t a secret, don’t conceal the fact / the penitentiary’s is packed and it’s filled with blacks’ kan rappen, dan moet ik ook de ballen hebben om de problemen met Marokkaanse jongeren te benoemen.
Dat werd dan bijvoorbeeld, in een column over de lagere kansen van allochtonen op de arbeidsmarkt: ‘Werk aan je verdomde houding, werk dat afgrijselijke accent weg, verander dat klotekapsel en praat fucking beschaafd Nederlands.’
Bouzamour: Jezus, heb ik dat echt zo geschreven? Nu ja, zo zie ik het natuurlijk wel, hoor. (grinnikt) Marokkaanse jongeren kampen met een schrijnend gebrek aan zelfinzicht. En tegelijk ook een schrijnend gebrek aan voorbeelden. Dat lijkt nu wel stilaan te veranderen: er is eindelijk een nieuwe generatie kunstenaars met een andere achtergrond opgestaan. Jullie hebben toch ook die regisseurs? (Adil El Arbi en Bilall Fallah, nvdr.) Ik geloof dat film en literatuur ook binnen de Marokkaanse gemeenschap heel wat kunnen veranderen, maar ze moeten er natuurlijk voor openstaan.
In dat verband: luistert de Marokkaanse jeugd wel naar u? Dat u de hypocrisie benoemde van jongeren die eerst vroom naar de moskee gaan en zich wat later uitleven met alcohol, drugs en Nederlandse vrouwen, is u niet in dank afgenomen.
Bouzamour: Ik wil niet per se de brug tussen twee culturen zijn. Als ik dat al ben, dan is dat hooguit een onbedoeld resultaat van mijn drang om verhalen te vertellen. Maar ik geef veel lezingen op scholen en universiteiten, en daar krijg ik toch zelden kwalijke reacties. Al probeer ik hun vooral mee te geven dat literatuur niet stoffig en saai hoeft te zijn, maar ook cool, snel en gevat mag wezen.
Tot slot, wat is er eigenlijk gebeurd met Witte Donderdag, de roman die in 2015 aangekondigd werd als uw tweede boek?
Bouzamour: Dat wordt nu het derde boek, en het eerste dat minder biografisch zal zijn. Ik heb er heel levendige fantasieën over, maar er is nog wat werk aan. De rode draad is nog altijd een ontluikende vriendschap – en meer – tussen een Marokkaanse en een joodse man, tegen de achtergrond van een Amsterdam in de wurggreep van de mocromaffia, de Marokkaanse maffia. De kans bestaat dat ik daar weer problemen mee krijg, maar dat zien we dan wel weer.
Mano Bouzamour, Bestsellerboy, uitg. Prometheus, 304 blz., 19,99 euro
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier