Schrijver Ilja Leonard Pfeijffer: ‘Ik voel me in België beter dan in Nederland’

© Eric de Mildt
Jeroen de Preter
Jeroen de Preter Redacteur

De top 50 van beste Nederlandstalige boeken die Knack dit najaar publiceerde was duidelijk: literatuurminnend Vlaanderen houdt van Ilja Leonard Pfeijffer. De schrijver – geboren Nederlander, maar intussen een halve Italiaan – laat vanuit Genua weten dat de liefde wederzijds is. Al vindt hij het ook wel een beetje vreemd dat ook sommige Vlaamse toppolitici hem op handen dragen. ‘Mijn roman Alkibiades was juist bedoeld als een waarschuwing voor populisten.’ 

Met de actie Time to Read probeerde dit tijdschrift het afgelopen najaar onze smartphoneverslaving te counteren door samen met u het plezier van het diepe lezen te herontdekken.

Bij de actie hoorde een top 50 van de beste Nederlandstalige boeken van deze eeuw. De respons van in totaal 77 boekenprofessionals resulteerde in een ranking waaruit een grote waardering sprak voor het werk van Ilja Leonard Pfeijffer.

Zijn onvergelijkelijke roman Grand Hotel Europa (2018) eindigde, na Joe Speedboot van Tommy Wieringa, op plaats 2. Een vroegere roman van zijn hand, La Superba (2013), eindigde eveneens in de top tien.

Uiteraard is de schrijver daar zeer verguld mee. Maar via een videogesprek vanuit zijn woonplaats Genua wil hij, heerlijk ouderwets hoffelijk als hij is, eerst zijn waardering kwijt voor de inspanningen die Knack de afgelopen maanden leverde om het diepe lezen te bevorderen.

Knack heeft geen behoefte aan complimenten, maar ik geef ze toch. Dit was een noodzakelijke actie. Deze samenleving lijdt onder een collectieve aandachtsstoornis. Ze wordt steeds kortademiger en meer hijgerig. Dat baart me grote zorgen, en niet alleen vanwege de evidente consequenties voor mijn vak, de literatuur. Ook de politiek is hier heel duidelijk door aangestoken.

Deze samenleving lijdt onder een collectieve aandachtsstoornis. Ze wordt steeds kortademiger en meer hijgerig.

U bent, behalve een veellezer, ook een zeer productieve schrijver. Hoe countert u de permanente aanslag op onze concentratie?

Pfeiffer: Ik ben me om te beginnen heel erg bewust van het gevaar van alle afleidingen die de telefoon met zich meebrengt. Alleen al met dat bewustzijn is veel gewonnen. Verder is het ook niet zo dat het mij geen enkele moeite kost om elke dag weer mijn concentratie te vinden. Maar zodra ik echt aan het schrijven ben – dat wil zeggen: een wereld aan het scheppen ben in het hoofd van mijn lezers –, kost het me geen enkele moeite om geconcentreerd te blijven. Dan kan het ook zomaar gebeuren dat ik vijf uur lang alles om mij heen vergeet. Tijdens die uren kost het me geen enkele moeite om geconcentreerd te blijven. Ik hoef daar dan geen enkele moeite voor te doen, om de eenvoudige reden dat schrijven mijn grote passie is.

Schrijver Ilja Leonard Pfeijffer: ‘Ik lijd aan een zeer bizarre vorm van nostalgie’

Onze collectieve aandachtsstoornis spoort niet helemaal met het fenomenale succes van vuistdikke en veel concentratie vergende boeken als De Bourgondiërs van Bart Van Loo en ook uw vorig jaar verschenen roman Alkibiades. 

Pfeijffer: Ik denk dat het succes van zulke werken ook wijst op de behoefte aan een tegenwicht. Je zou het kunnen zien als de literaire tegenhanger van de slow cookingbeweging, die een reactie op de fastfood was in de culinaire wereld. Ik zie ondertussen ook het begin van soort slow reading-beweging. In de voorhoede zitten, zo merk ik, ook jongeren. Niet álle jongeren uiteraard, maar ik zie dat er een vrij aanzienlijke groep jonge mensen is die het cool vindt om dikke, mooi gebonden boeken te lezen.

Over die top vijftig dan: Grand Hotel Europa was, met een tweede plaats, uw hoogst genoteerde boek. Vindt u het ook zelf uw beste werk?

Pfeiffer: Dat vind ik moeilijk om te zeggen. Wel is het zonder twijfel het boek dat het meeste impact heeft gehad. Met Grand Hotel Europa brak ik echt door bij een breed en internationaal publiek. Bovendien is het een recenter boek dan La Superba. Dat zou dus kunnen betekenen dat mijn boeken steeds beter worden. Helaas weerspiegelt jullie top vijftig die logica niet helemaal. Tot mijn spijt heeft mijn recentste roman Alkibiades de lijst niet gehaald.

© Eric de Mildt

Een banale verklaring zou kunnen luiden dat een groot aantal van onze 77 respondenten de roman – bijvoorbeeld vanwege de recente verschijningsdatum en zijn nogal kolossale aard – nog niet heeft gelezen.

Pfeijffer: Dat valt inderdaad niet helemaal uit te sluiten. Laat ik er dus maar op vertrouwen dat dit in toekomstige lijsten helemaal goed komt.

De respondenten waren, een enkele uitzondering niet te na gesproken, Vlamingen. Klopt de indruk dat uw boeken in Vlaanderen nog net iets meer gewaardeerd worden dan in Nederland? 

Pfeijffer: Dat is ontegensprekelijk het geval voor Alkibiades. Dat boek verkocht, rekening houdend met de inwoneraantallen, opvallend beter in Vlaanderen dan in Nederland. Met hetzelfde boek mocht ik bovendien de Vlaamse Boon Literatuurprijs winnen, terwijl de jury’s van de grote Nederlandse prijzen het links lieten liggen. Ik wil hier ook nadrukkelijk aan toevoegen dat de liefde geheel wederzijds is. Ik voel mij beter in België dan in Nederland.

Knack publiceerde onlangs een interview met Michelle Hutchinson, de vertaalster die onder meer uw werk en dat van Lucas Rijneveld naar het Engels heeft omgezet. Ze vertelde dat u en Rijneveld schrijvers zijn die, vanwege de weelderige en speelse schrijftrant, meer in de Vlaamse dan in de Nederlandse traditie passen.

Pfeijffer: Ik heb me nooit thuis gevoeld in de calvinistische, Hollandse traditie van karigheid, van minder is meer en uitgebeende zinnetjes. Die traditie, noem het de traditie van Nescio, wordt in Nederland nog altijd sterk gewaardeerd. Mijn bourgondische, barokke inborst en schrijfstijl staan daar ver vanaf, en passen beter bij de Belgische cultuur. Al is het ook een kwestie van geluk dat mijn werk zonder enige moeite de Vlaams-Nederlandse grens heeft overgestoken. Mijn debuut werd meteen opgemerkt in Vlaanderen. Het ligt helemaal niet voor de hand om die grens over te raken. Dat geldt voor Nederlanders die een Vlaams lezerspubliek willen bereiken, maar misschien nog wel meer voor Vlamingen die in Nederland opgemerkt willen worden.

Ik heb me nooit thuis gevoeld in de calvinistische, Hollandse traditie van karigheid, van minder is meer en uitgebeende zinnetjes.

Grand Hotel Europa is inmiddels al naar twintig talen vertaald. Hoe wordt die roman buiten ons taalgebied ontvangen?

Pfeijffer: Als ik me niet vergis gaat het ondertussen al om meer dan 25 talen. En de ontvangst is heel divers. Er is geen peil op te trekken. In Duitsland en in Spanje ging en gaat het heel goed, terwijl het boek in de Angelsaksische wereld niks heeft gedaan. In Noorwegen is het een enorm succes, in Finland helemaal niet. Er is meer te leren uit hoe dat boek in verschillende landen volledig anders wordt gelezen. In Spanje, waar het uitgegeven is door een uitgeverij uit Barcelona, wordt het – uiteraard niet toevallig –herkend en juichend omarmd als een belangrijk boek over massatoerisme. Dat is veel minder het geval in Roemenië, waar ik het boek onlangs mocht gaan presenteren. Roemenië kent geen groot probleem van massatoerisme, en Roemenen zijn voor zover ik weet ook niet zulke gretige toeristen. Ik heb gemerkt dat zij Grand Hotel Europa lezen als een boek over de Europese identiteit, een kwestie die hen sterk bezighoudt, en die natuurlijk ook een belangrijk thema is in het boek.

In uw brievenboek Brieven uit Genua schreef u dat het geheim van een goede roman ‘het decor’ is. ‘Elke goede roman speelt zich heel erg ergens af. (…) Als de lezer na lectuur het gevoel heeft dat hij er geweest is, is het boek geslaagd.’ Als dat inderdaad hét criterium is, is Hotel Grand Europa een zeer geslaagd boek.

Pfeijffer: Het citaat is wel enigszins als een provocatie bedoeld. De stijl van een literair werk is minstens zo belangrijk, maar dat is al zo vaak gezegd. Af toe moet je ook eens wat nieuws zeggen. Waarmee ik niet gezegd heb dat het decor niet heel belangrijk is. Ik herinner me van de romans die ik met groot plezier heb gelezen zelden hoe het verhaaltje ook alweer ging. Wat ik me meestal nog wel herinner, zijn het decor en de sfeer. Het zijn ook die elementen die je voor het slapengaan nog even naar een boek doen grijpen. Je houdt van de wereld die erin wordt opgeroepen, je voelt je erin thuis, en wilt er graag even vertoeven.

In uw nieuwste roman Alkibiades lijkt het u, meer dan om sfeerschepping, om een politieke boodschap te doen.

Pfeijffer: Mijn eerste bedoeling was inderdaad om iets over politiek te vertellen. Ik zag een jaar of drie geleden plots angstaanjagend grote gelijkenissen tussen de symptomen van verval van de democratie vandaag en die in het antieke Griekenland. Die vaststelling gaf mij de urgentie om mijn oude plan om over de fascinerende figuur Alkibiades een roman te schrijven, eindelijk ten uitvoer te brengen. Maar zoals ik tijdens en na de ongeveer zeventig presentaties over dat boek heb mogen vaststellen: lezers hebben ook dit boek op veel verschillende manieren gelezen. Je hebt lezers die erg aangetrokken werden door het decor van de klassieke wereld, of het hebben gelezen vanuit een grote honger naar historische kennis. Als die lezers en passant ontdekken dat het ook heel erg over nu gaat, is dat natuurlijk mooi meegenomen. 

Het boek oefende een soort magnetische aantrekkingskracht uit op Vlaamse toppolitici. Van N-VA-voorzitter Bart De Wever, over Groen-vicepremier Petra De Sutter tot CD&V-voorzitter Sammy Mahdi, allemaal zongen ze in interviews de lof van Alkibiades. Opvallend ook: Bart De Wever schonk het boek aan Vooruit-kopman Conner Rousseau, naar verluidt met de boodschap dat hij Rousseau in de figuur Alkibiades herkende.

Pfeijffer: Dat vind ik, behalve eervol, toch ook erg interessant. Als we het hebben over de symptomen die wijzen op het verval van de democratie, dan gaat het om verschijnselen die we vandaag de dag onder de noemer populisme zouden thuisbrengen. In die zin is Alkibiades juist bedoeld als een waarschuwing voor populisten.

De vraag is dan: wie moet zich door die waarschuwing het meest aangesproken voelen? De Wever, de man die het cadeau gaf, of Rousseau, de man die het mocht ontvangen?

Pfeijffer: Laat ik die vraag openhouden, en het aan uw lezers overlaten om hierop te antwoorden. (denkt na) Voor mij was en is het wel een vreemde ervaring. Ik had een keer het voorrecht om te mogen lunchen met jullie vorige minister-president, Jan Jambon (N-VA). Tot mijn verbazing en ook wel genoegen bleek hij Alkibiades erg grondig te hebben gelezen. Hij erkende ook de urgentie van het boek. Nu ben ik niet zo heel goed vertrouwd met de politieke gedragingen van Jambon en zijn partij, maar enig populisme lijkt me hen niet vreemd. Ik kon me moeilijk van de gedachte ontdoen dat het type politicus waartegen ik wilde waarschuwen erg blij was met een boek waarin er tegen hem wordt gewaarschuwd.

Ik kon me moeilijk van de gedachte ontdoen dat Jan Jambon, het type politicus waartegen ik wilde waarschuwen, erg blij was met een boek waarin er tegen hem wordt gewaarschuwd.

Misschien was hij blij omdat uw boek hem tot inkeer had gebracht?

Pfeijffer: Dan heb ik het niet voor niets geschreven. (lacht) Nu maak ik me wat dat betreft niet te veel illusies. In Nederland lijkt Alkibiades alvast niet die impact op politici te hebben gehad. Eerder het tegendeel lijkt het geval.

U schrijft inmiddels bijna een jaar columns voor De Morgen. Daaruit blijkt telkens een grote preoccupatie met extreemrechts.

Pfeijffer: Het is een uiting van mijn bezorgdheid over de democratische rechtsstaat, in wezen dezelfde bezorgdheid die me de historische roman Alkibiades deed schrijven. Ik durf ook te denken dat ik daar, als geboren Nederlander en inwoner van Italië, een geprivilegieerde kijk op heb. In Italië hebben we nu bijna twee jaar een fascistische regering. Of om het netjes te zeggen: een regering onder leiding van een premier die leider is van een partij met wortels in het neofascisme. Dat heeft zo zijn consequenties. Zoals dat ook zijn gevolgen heeft in Nederland, waar iemand als Geert Wilders de feitelijke leiding heeft. Op grond van die ervaringen meen ik de Belgische lezers voor dit onheil te mogen waarschuwen.

In een van uw eerste columns schreef u dat er op het eerste gezicht weinig veranderd was in Italië.

Pfeijffer: Dat is nog altijd zo. Al schreef ik er ook bij dat het voor iemand als ik – een witte hetero man – makkelijk is om deze ontwikkelingen te negeren. Voor mensen als ik is het leven in Italië nog altijd buitengewoon aangenaam. De zon is blijven schijnen, de pasta is nog altijd even verrukkelijk, en de politieke gebeurtenissen lijken op het eerste gezicht niet zo zorgwekkend. Maar precies in die onzichtbaarheid schuilt gevaar. De afbrokkeling van de rechtsstaat gaat erg langzaam, stapje per stapje, waarbij elke afzonderlijke stap niet meteen iets lijkt om je heel erg over op te winden. Maar dan ben je plots een aantal stappen verder en blijkt toch weer een stuk van de democratische rechtsstaat afgebrokkeld.


© Eric de Mildt

In de Verenigde Staten lijkt die afbrokkeling wat minder stapsgewijs te zullen gaan.

Pfeijffer: Je hebt de indruk dat Donald Trump het veel bruusker en meer revolutionair wilt aanpakken, ja. Maar we zullen nog moeten zien of hem dat ook lukt. Het gaat hier over de ontmanteling van de democratische rechtsstaat, en een gevecht tegen de instituties die die rechtsstaat moeten beschermen. En die instituties zijn, gelukkig maar, taai. Dat hebben we tijdens de eerste termijn van Trump gezien. Dat was eigenlijk vier jaar lang een gevecht tegen de democratische instellingen. Uiteindelijk bleken de instituties sterker. De grote vraag is of dat ook tijdens deze ambtstermijn het geval zal zijn. Het is bang afwachten.

Na de overwinning van Trump: ‘België komt nóg meer tussen hamer en aambeeld te zitten’

De pendant in Nederland heet Geert Wilders, de leider van de radicaal-rechtse PVV. Met dat grote verschil dat hij geen premier is en, hoewel deel van de regering, de instituties vanaf de zijlijn aanvalt. Onwerkbaar, zo verklaarde het inmiddels opgestapte parlementslid Rosanne Hertzberger van de regeringspartij Nieuw Sociaal Contract.

Pfeijffer: Ik ken Rosanne Hertzberger vrij goed, omdat ze de vrouw is van Arjen van Veelen, een bevriende collega-classicus uit Leiden. Het verbaast me niet dat Rosanne op zo’n loffelijke wijze afscheid heeft genomen van deze regering. Ze heeft van bij het begin openlijk vragen gesteld bij deze constructie. Omdat Wilders geen deel uitmaakt van het kabinet kan hij vanuit het parlement voortdurend oppositie voeren tegen zijn eigen regering. Dat is een vrijheid die hij ten volle benut.

Respect voor de rechtsstaat zou vanzelfsprekend moeten zijn, en geen onderdeel van een regeerakkoord. 

Het is voor buitenstaanders moeilijk te begrijpen waarom de coalitiepartners hem die comfortabele positie hebben gegund.

Pfeijffer: Er was, onder meer bij mensen als Rosanne Hertzberger, van bij het begin veel weerstand tegen een coalitie met de partij van Wilders. Om die bezorgde stemmen gerust te stellen werd tijdens de regeringsonderhandelingen afgesproken dat Wilders in geen geval premier mocht worden. Een andere manier om de bezorgde stemmen gerust te stellen was een afspraak over respect voor de rechtsstaat. Wilders moest beloven dat hij die zou respecteren. Als je daarover nadenkt is dat natuurlijk ridicuul. Dat respect zou vanzelfsprekend moeten zijn, en geen onderdeel van een regeerakkoord. Maar goed: Wilders heeft zijn handtekening onder die belofte gezet. En zoals te voorspellen was, blijkt die handtekening niets waard. 

Veel kiezers lijken zich weinig zorgen te maken over zijn aanvallen op de rechtsstaat. Wilders doet het, anders dan de Nederlandse regering, erg goed in de peilingen. Ook Trump won, ondanks openlijk geëtaleerd misprijzen voor de rechtsstaat, vrij overtuigend de verkiezingen.

Pfeijffer: Voor hun kiezers is die democratische rechtsstaat duidelijk niet de grootste zorg. Wie deze populisten klein wil krijgen, moet eerst kijken naar hun financiële zorgen. Zie de Verenigde Staten, waar Kamala Harris overtuigend heeft gewonnen in acht van de tien rijkste county’s. In de tien armste was Trump de winnaar. Dat is allesbehalve vanzelfsprekend. Ooit was links de partij voor de arme mensen, de rijken stemden rechts. Dezelfde omkering zie je in Europa. Extreemrechts trekt vooral laagopgeleiden aan, mensen met slechte banen en werklozen, de sociale groepen die nog niet zo lang geleden overwegend voor socialisten stemden. 

Wie voor Trump en Wilders stemt, stelt de juiste diagnose, maar kiest voor de foute kuur.

Hoe verklaart u die ommezwaai?

Pfeijffer: Je kunt moeilijk naast de gevolgen van het neoliberalisme kijken, en de toenemende ongelijkheid die er een gevolg van is.

Het blijft moeilijk te begrijpen dat juist mensen die daar het zwaarst onder die ongelijkheid lijden, stemmen voor een man die alle uitwassen van dat neoliberalisme belichaamt.

Pfeijffer: Het zijn kiezers die de juiste diagnose stellen, maar kiezen voor de foute kuur. Trump en Wilders verkopen hun kiezers de belofte dat Amerika en Nederland weer kunnen worden wat ze enkele decennia geleden waren. Die belofte is vals – de gulden wordt straks niet opnieuw ingevoerd. Maar de diagnose dat ze erop achteruitgegaan zijn is juist. Als de linkerzijde die populisten van antwoord wil dienen, zal ze een alternatieve kuur moeten aanbieden.

Biedt links dat alternatief dan niet?

Pfeijffer: Dat doet het zeker, maar omdat traditioneel links het liberalisme en de vrije markt de afgelopen decennia volledig heeft omarmd, klinkt dat totaal ongeloofwaardig.

U maakt een traditioneel marxistische analyse, die vertrekt vanuit de economie. Terwijl u in een recente column schreef dat het hier voor alles om een cultuuroorlog gaat.

Pfeijffer: Die dingen zijn nauw met elkaar verbonden. Als je een witte Amerikaan bent die thuiszit omdat zijn fabriek is gesloten ben je boos, zeker als je ziet dat er tegelijk een nieuwe elite ontstaat waarin vrouwelijke en zwarte medeburgers topposities kunnen bekleden. Dan ligt het voor de hand dat je boosheid zich niet alleen richt op de economische omstandigheden, maar misschien wel in de eerste plaats op allerlei culturele veranderingen die die omwenteling met zich meebrengen.

In dezelfde column scheef u over hoe Alternative für Deutschland (AfD) in de deelstaat Saksen-Anhalt een motie had ingediend tegen de architectuur van Bauhaus. Die zou haaks zou staan op de traditionele manier van wonen in Duitsland. Dat is een zeer directe echo van de jaren 1930, toen het in de Weimarrepubliek tot grote polemieken kwam tussen de aanhangers van het platte dak en die van het puntdak.

Pfeiffer: Ik denk dat het parlementslid dat zich tegen Bauhaus heeft gekeerd zich heel erg bewust was van die geschiedenis, en het net de bedoeling was om die herinnering te doen herleven. Dit was als u het mij vraagt een hondenfluitje.

Uw Italiaanse collega Alessandro Baricco opperde onlangs dat het geen zin heeft om dit tijdsgewricht te vergelijken met het antieke Griekenland of de jaren 1930 in Duitsland. De omstandigheden zijn volgens hem simpelweg niet te vergelijken.

Pfeijffer: Ik zou hem graag van antwoord dienen met woorden van de Atheense historicus Thucydides. Hij schrijft in het begin van zijn geschiedenis van de Peloponnesische oorlog dat, zolang de menselijke aard is wat hij is, zulke gebeurtenissen zich zullen blijven herhalen. Om die reden was Thucydides ervan overtuigd dat het voor toekomstige generaties belangrijk was de geschiedenis te bestuderen en er lessen uit te trekken. Ik denk dat Thucydides gelijk heeft, en dat het heel nuttig is om de gemeenschappelijke mechanismen te bestuderen, in het volste besef dat de geschiedenis zich nooit letterlijk herhaalt en de omstandigheden, uiteraard, altijd anders zijn.

llja Leonard Pfeijffer

1968: Geboren in Rijswijk, Nederland.

Studeerde klassieke filologie in Leiden.

1998: C. Buddingh’-prijs voor de dichtbundel Van de vierkante man.

2008: Verhuist naar Genua.

2014: Libris Literatuurprijs voor de roman La Superba.

2018: Publiceert Grand Hotel Europa .

2023: Publiceert Alkibiades.

Lees meer over:

Partner Content