Schrijver Frank Vande Veire laat u meeleven met een stalker: ‘Alles in mijn boek is gezwets’
De lezer laten meeleven met een stalker: filosoof Frank Vande Veire speelt het klaar met zijn tweede, hoogst originele roman. ‘Als schrijver geniet ik van een heerlijke onverantwoordelijkheid.’
Bij de presentatie van Het einde van alle straten in de Gentse boekhandel Paard van Troje interviewde de auteur, Frank Vande Veire, de ‘wereldvermaarde’ Roemeense filosofe Stela Bacal. Zij maakte naam met Het ondier vrouw, waarin ze dingen beweerde als: ‘Hoe intelligent een vrouw ook kan zijn, wat haar aantrekkelijk maakt, is iets onverbeterlijk doms, een zelfgekozen ijlhoofdigheid.’ Het zal niet verbazen dat Bacal omstreden is. En dat haar optreden een geintje was, want voor de rest bestaat zij uitsluitend als nevenpersonage in Vande Veires nieuwe roman.
Frank Vande Veire (°1958) doceert filosofie aan de Gentse kunstacademie, schrijft opiniebijdragen en essays over kunst, en debuteerde in 2013 met een roman over porno, Bloeiende Agatha. Nu pakt hij uit met een roman over de liefde, Het einde van alle straten. Een dadeloze intellectueel zit bijna driehonderd bladzijden lang achter de weergaloze H. aan. Ook letterlijk: hij achtervolgt H. op haar eindeloze wandelingen door de stad. Maar in plaats van kordaat het contact aan te gaan, verzint hij een fantasieuniversum dat hij vult met verhaaltjes, toneeldialogen, filmscènes en dromen. Het resultaat: een verhaal over een dweperige liefde zoals je ze vandaag nog zelden vindt.
Hebt u dit boek geschreven uit een persoonlijke noodzaak, of omdat de samenleving het op dit moment kan gebruiken?
Frank Vande Veire: Uit puur persoonlijke aandrang. Het hoofdpersonage heet Frank en dat is geen toeval. Niets van wat zich afspeelt is echt gebeurd, maar alles is autobiografisch, in die zin dat het volledig is opgetrokken uit mijn gênantste liefdesfantasieën. Of de wereld daarop zat te wachten, interesseerde me niemendal.
Sinds het begin van deze eeuw heb ik twee romans geschreven. Dat is een magere productie, maar ik ben ook helemaal geen schrijver. Ik ben iemand die beroepshalve nadenkt over van alles en nog wat, en op twee momenten de drang niet kon weerstaan een roman voort te brengen. Ik ben blij dat het boek klaar is. Nu kan ik opnieuw iets serieus doen. En tegelijk vind ik dit het belangrijkste wat ik al gedaan heb in mijn leven.
Het decor is een niet nader genoemde stad, maar ik herken er een Parijsachtig Gent in.
Vande Veire: Ik ben verslingerd aan Parijs. Ik ga er steevast twee keer per jaar naartoe, dus ik ken de stad goed. Bij het uitschrijven van de lange wandelingen had ik een kaart van Parijs naast mij liggen. Nou ja, ik haal een paar grapjes uit. Er staat een Sint-Jakobskerk, maar dat is niet de Gentse, maar de Église Saint-Sulpice, waar Delacroixs schilderij hangt van het gevecht van Sint-Jakob met de engel. Ik heb daar de Sint-Jakobskerk van gemaakt. En de Pont Neuf noem ik de Oude Brug.
Frank schaduwt H., hij dringt haar huis binnen, stuurt haar ongevraagd cadeaus. Met de Franse slag kun je dat ‘een allesverzengende passie’ noemen. Maar laten we wel wezen: Frank is een stalker.
Vande Veire: Men kan mij politiek correct op de vingers tikken en zeggen dat ik stalken romantiseer. Hetzelfde met prostitutie. In sommige passages is H. een hoer. Geen ‘sekswerker’, maar een hoer. Ik geef het toe: als je sec oplijst wat Frank doet, kan dat afschuwelijk klinken. Dan stort het verhaal in elkaar. Het is pas als je oog hebt voor wat er literair mee gebeurt, dat het interessant wordt. Al die kleine scenario’s, theaterstukjes, infantiele verzinsels, dromen, dagdromen, echte dromen, essayistische bedenkingen over de liefde: ze willen de lezer verleiden. Die gaat erin mee of niet. Iedereen die Het einde van alle straten uitleest, is medeplichtig aan Franks inbeeldingen. Wil je dat niet, dan moet je het boek onderweg maar in het vuur gooien.
Het is een heel twintigste-eeuwse roman. Internet komt er niet in voor, gsm’s nauwelijks, apps helemaal niet. Zelfs het tracking device waarmee H.’s jaloerse echtgenoot haar voortdurend
localiseert, heeft het futurisme van een sciencefictionfilm uit de jaren zeventig.
Vande Veire: Ik fantaseer erop los. En mijn fantasieën zijn niet zomaar fantasieën, maar die van iemand die duizend boeken heeft gelezen en een veelvoud daarvan aan films heeft gezien. Het merendeel zal inderdaad wel uit de twintigste eeuw stammen. Dus het kan best dat die esprit erin zit.
Maar een twintigste-eeuws fenomeen dat heel aanwezig is, is het idee dat alles representatie is. Iedere keer als H. aan Frank verschijnt, is er de twijfel of het wel de échte H. is. De ene keer blijkt ze actrice in een danstheater, elders komt ze voorbij in een chic mantelpakje, dan weer is ze animeermeisje in een nachtclub. En dat gaat eindeloos door, tot in het extreme, zoals wanneer Frank zich verbeeldt dat zij een buitenaards wezen is dat hiernaartoe is gestuurd.
Het gaat over de liefde, zegt u. Maar het gaat toch vooral over het verlangen? Juist door haar op de eindeloze stadswandelingen niet in te halen, houdt Frank zijn verlangen intact.
Vande Veire: De mens is opgetrokken uit verlangen, dat is zo. En dat verlangen bestaat bij de gratie van afstand. Nu, mijn fascinatie voor kilometerslange wandelingen is deels autobiografisch, dat moet ik erbij zeggen. H. heeft hele lange benen en een stevige tred, ze is een onvermoeibare wandelaarster. Haar bijhouden is een opgave op zich.
Hoezo? Bestaat H. echt in uw leven?
Vande Veire: Absoluut. Maar verandert dat iets? Het zou jammer zijn als de roman staat of valt met die kennis. (lange stilte) Nou, als u het echt wilt weten: H. is gewoon mijn vrouw, met wie ik al bijna dertig jaar samen ben. Verandert dat iets aan uw appreciatie van het boek?
Het geeft het slot een onverwachte meerwaarde.
Vande Veire: Het is een happy end, inderdaad. Dat is bijna kitscherig, nee? Nogmaals, ik heb me bij het schrijven totaal en schaamteloos laten gaan. Alles in de roman is gezwets en niet helemaal serieus te nemen. Maar de roman als geheel is geen gezwets. Dat hoop ik toch als schrijver.
Valt er een brug te slaan tussen uw boek en uw rol als filosoof in het publieke debat?
Vande Veire: Geenszins. Als ik een opiniestuk schrijf, wil ik iets in beweging zetten. Dan weet ik donders goed welk punt ik wil maken, dat ik daar kan en wil op aangesproken worden, en dat het mijn plicht is daar dan op te antwoorden. Als ik een roman schrijf, denk ik niet na. Ik heb geen benul of ik er iets in blootleg over de huidige stand van mens en samenleving. Als schrijver geniet ik van een heerlijke onverantwoordelijkheid. Er komen beelden en scènes in mij op. Ik vind het leuk om ze toe te laten, uit te rekken en te zien waar ik terechtkom.
U schreef de roman dus niet als reactie op deze politiek beladen tijden? Zo onbeschaamd dwepen met een vrouw kom je niet vaak meer tegen.
Vande Veire: O nee, dwarsheid heeft hier niets mee te maken. Het manuscript was al klaar eind 2017. Toen lagen de kaarten nog anders. Ik kende het woord ‘woke’ nog niet, om het zo te zeggen. Toen ik het boek schreef, was ik op een gezonde manier compleet naïef en onbevangen.
Wat wilt u dat de lezer doet met het boek?
Vande Veire: In het begin ziet Frank een vrouw in een metrostel die verdiept is in een roman. Hij denkt zich in hoe zij met ‘een gelukkige weerloosheid’ wordt meegezogen door de woorden van een schrijver die zij verder helemaal niet kent. Elders stelt hij zich voor hoe H. in vervoering het boek leest dat hij haar stiekem geschonken heeft, een boek met Russische poëzie. Het is een roman over het verlangen, en in het bijzonder het verlangen om op een perfecte manier ontvangen te worden door een lezeres die door al het gezwets heen kijkt en gewoon van je houdt.
Frank Vande Veire
Geboren in 1958.
Krijgt in 1998 de Vlaamse Prijs voor Kunstkritiek voor De geplooide voorstelling, een verzameling essays over kunst.
Schreef ook onder meer Als in een donkere spiegel (2002), Tussen blinde fascinatie en vrijheid. Het mensbeeld van Slavoj Zizek (2015) en Bloeiende Agatha (2013), zijn pornografische, filmografische romandebuut.
Doceert filosofie aan KASK School of Arts (Gent)