Schrijfster Sholeh Rezazadeh: ‘Soms word je sprakeloos van de pijn’
Als kind sprak ze met bomen, omdat geen mens haar begreep. De Iraanse schrijfster Sholeh Rezazadeh had de afstand van het Nederlands nodig om te vertellen waar ze altijd over zweeg. ‘Om mezelf te redden, heb ik mijn vader losgelaten.’
‘Die boom.’ De Iraanse schrijfster Sholeh Rezazadeh wijst naar een statige kastanjeboom op het binnenplein van het woonblok in de Amsterdamse Bijlmer waar ze met haar Nederlandse man een duplex betrekt. De omvang van zijn kruin geeft een idee van zijn leeftijd, het zijn veel jaren meer dan de gebouwen die hem omringen. ‘Ze wilden hem omhakken’, vertelt Rezazadeh. ‘Op een dag zat er een briefje in de bus. De bomen moesten gekapt worden, omdat ze oud zijn en het risico te groot is dat er een tak op iemands hoofd valt.’
‘Ik begreep het niet’, gaat ze verder. ‘Waarom moet een boom sterven om de mens te beschermen? Wat is de kans dat iemand gewond raakt door een boomtak?’ Het werd het begin van haar debuutroman De hemel is altijd paars, een boek dat ze afwisselend in het Nederlands en het Farsi schreef. ‘In het Farsi kan ik spelen met de taal. Nederlands is voor mij een veilige vreemdeling, die luistert naar wat je zegt, zonder te oordelen.’ De boom zorgde voor de klik, het Nederlands gaf haar voldoende emotionele afstand om te vertellen waarover ze nooit sprak: de opiumverslaving van haar vader.
‘Ik identificeerde me met de machteloosheid van die boom. Het voelde zo pijnlijk. Een boom krijgt een doodsvonnis en kan niets doen. Geen verzet aantekenen, niet opstappen en niet weglopen. Precies zo heb ik mijn jeugdjaren ervaren. Ik leefde als kind in een huis waar niemand gelukkig was. Maar ik kon niets doen. Ik zag mijn vader langzaam verdwijnen en ik kon hem niet helpen. Om mezelf te redden, heb ik hem moeten loslaten.’
Herinnert u zich wanneer die verslaving begonnen is?
Sholeh Rezazadeh: Niet precies. Toen ik de signalen begon te herkennen, was ik een jaar of veertien, vijftien. Ik heb helaas een goede neus. Ik rook het meteen als hij gerookt had – die weeë, zoete geur – en tegelijkertijd hoopte ik dat het niet waar was, dat ik me vergiste, dat het wel goed zou komen. Dat was ook de standaardreactie van mijn vader. ‘Als ik wil, stop ik meteen.’ Dat zegt natuurlijk iedere verslaafde. Ze geloven het ook echt. Alleen stoppen ze nooit.
Veel oudere patiënten waren niet ziek, maar leden aan een gebrek aan aandacht, liefde, genegenheid. “Misschien moet je hier even voelen, dokter”, zeiden ze dan.
Spraken jullie er thuis over?
Rezazadeh: Mijn moeder had het er soms over, maar nooit openlijk. Ze maakte toespelingen en verder was ze vooral boos. Mijn ouders zijn heel verschillend. Mijn moeder de extraverte, mijn vader een gesloten boek. Ondertussen zijn ze gescheiden, maar ik denk dat ze te lang bij elkaar zijn gebleven. Met het oog op de kinderen, maar voor je het weet ben je kapotgegaan en heb je niet in de gaten dat je het zover hebt laten komen. Ook dat speelde voor mij mee. Ik zag dat mijn ouders niet gelukkig waren, maar wat doe je eraan als kind? Je bent net zo machteloos als een boom, toch?
Ik kon en wilde er met niemand over praten. Soms word je gewoon sprakeloos van de pijn. Ik zag mijn vader wegglijden, alsof hij langzaam uitgewist werd. Ik vertelde het aan niemand om hem en het beeld dat ik van hem had te sparen. Mijn vader was belezen, we hadden een hele hechte band en ik wilde niet dat anderen slecht over hem spraken, dat ze hem zouden zien als de opiumverslaafde. Ik had geen behoefte aan het oordeel van mensen die niet wisten wat het betekende. Bovendien bleef ik hopen dat het tijdelijk was, dat hij zou herstellen.
Maakt zo veel stilzwijgen een mens eenzaam?
Rezazadeh: Als tiener vluchtte ik in mijn studies en mijn boeken. Het was mijn manier om de band met mijn vader door te knippen, om afstand te nemen. Ik kon wel proberen om hem te redden, om hem te overtuigen zich te laten behandelen, maar hoe meer ik me daarop concentreerde, hoe meer ik afgeleid werd van mijn eigen leven. En dus las ik, schreef ik en koesterde ik mijn eigen droom.
U hebt wel geprobeerd uw vader te redden?
Rezazadeh: Dat klinkt groter dan het was. Maar ja, in het begin was ik daar wel mee bezig. In Iran is een opiumverslaving een vergelijkbaar probleem met alcoholverslaving hier. Op school en op televisie wordt erover gepraat. Telkens als er zo’n programma op televisie was waarin een ex-verslaafde het over zijn leven had, deed ik alsof ik keek en hoopte ik dat het mijn vader zou raken. Dan sprak ik er ook over. Maar een verslaafde gelooft niet dat hij verslaafd is, dat is het grootste probleem.
Er was een tijd dat het me enorm boos maakte. Ik begreep niet hoe hij zo egoïstisch kon zijn, hoe je jezelf kon verliezen in opium, terwijl je kinderen hebt die emotioneel en financieel afhankelijk van je zijn, die je liefde nodig hebben. Maar ja, met boos zijn maak je uiteindelijk jezelf kapot. Ondertussen wacht ik niet meer op het moment waarop hij verandert. Die hoop heb ik opgegeven. Ik ben misschien mijn relatie met mijn vader kwijt, maar hij is heel veel andere zaken verloren. Hoe zwaar het ook is voor mij, voor hem is het zwaarder. Ik zie de gevolgen van zijn keuze, hij moet ermee leven.
Bent u ooit in therapie geweest?
Rezazadeh: Schrijven heeft me altijd geholpen. Overal waar ik ga, heb ik een notitieblokje bij me en als ik boos of verdrietig ben, schrijf ik alles op. Soms wordt het een gedicht, soms een verhaal, soms helemaal niets. Of ik ga even wandelen. In Iran waren de bergen mijn toevluchtsoord. Hoog in de bergen lijkt alles waar wij mee bezig zijn of wat we doen zo onbenullig. Ik kan me voorstellen dat mensen therapie nodig hebben om te verwerken wat in hun kindertijd of jeugd gebeurde, maar als ik me slecht voel, heb ik geen zin om te praten. Daarin lijk ik op mijn vader. Als we boos zijn, zwijgen we. Ik vind het soms vermoeiend dat we communicatie verengen tot praten. Er zijn ook andere vormen van communicatie. Maar om die te zien, heb je tijd en geduld nodig.
Welke andere vormen van communicatie bedoelt u dan?
Rezazadeh: Hoe iemand zit, kijkt, lacht. Wat iemand aanheeft. Alle kleine dingen kunnen een gesprek voeren in een andere vorm. In het boek zegt Johan dat ook. Het broodje dat ik voor jou maak of de thee die ik inschenk, het zijn allemaal vormen van communicatie. Maar als mensen zijn we zo afhankelijk van woorden omdat dat het makkelijkste is. Voor introverte mensen als ik is dat niet altijd eenvoudig.
Is de wereld te luid voor introverte mensen?
Rezazadeh: Het is een ongeduldige en haastige wereld waarin ik me niet altijd thuis voel. Er is niet zo veel ruimte voor de geest, voor gevoelens en gedachten, voor zo maar een beetje ronddolen of verdwalen. Alles moet snel en duidelijk zijn en liefst met een praktisch doel. Het wordt voor een bepaalde groep mensen steeds moeilijker om daarin te passen. Maar als je je niet aanpast aan die snelheid, dan blijf je achter en kun je geen acceptabel leven opbouwen. Die spanning zorgt voor behoorlijk wat ongemak. Ik noem het kunstenaarsheimwee. Omdat uit het wringen met de wereld vaak kunst voorkomt.
U wilde schrijver worden, maar studeerde voor arts. Waarom?
Rezazadeh: Om aan de verwachtingen van mijn omgeving te beantwoorden. Mijn ouders, mijn leraren, ze zeiden allemaal hetzelfde: ‘Je moet iets studeren waardoor je goed kunt leven.’ In hun ogen was dat arts worden. Maar vanaf de eerste dag wist ik: dit wordt niets.
Toch hebt u uw studie afgemaakt.
Rezazadeh: Ik had een plan in mijn hoofd. Ik studeer, ik werk tien jaar en als ik genoeg geld verdiend heb om een zorgeloos leven te leiden, word ik schrijver. Maar toen ontmoette ik mijn Nederlandse man waardoor alles veranderde. Het was het moment om opnieuw te beginnen en voor mijn passie te kiezen. Dat is vijf jaar uit mijn leven samengevat in vijf zinnen.
Als u het zo vertelt, lijkt het allemaal nogal vanzelfsprekend.
Rezazadeh: Dat was het natuurlijk niet. Ik moest bijna alles opgeven, ik was 25, had mijn studie afgerond, een vriendenkring opgebouwd, ik had het punt bereikt waarop ik klaar was om te oogsten in het leven. We hebben bijna drie jaar een langeafstandsrelatie gehad omdat ik niet kon beslissen wat het beste was. We hebben geprobeerd om in Iran te wonen, maar in Tabriz, waar ik woonde, ben je als buitenlander een bezienswaardigheid. Ik kon me voorstellen dat het voor mijn man moeilijker was om te verhuizen dan voor mij, omdat je in Amsterdam als buitenlander amper opvalt. In mijn hoofd was het een voorwaardelijk vertrek: ik probeer het, en als het niet meevalt, kan ik nog altijd terugkeren.
Succesvolle mensen die alles lijken te hebben om gelukkig te zijn, zijn geen enkel uur in hun leven zo gelukkig als die nomaden die ik tegenkwam.
Denkt u daar soms aan?
Rezazadeh: Zolang ik jaarlijks de bergen kan zien, is het goed.
Nog even over uw opleiding als arts. Wat heeft die tijd u geleerd over de mens, over zijn lichaam en over zijn geest?
Rezazadeh: Dat beide moeilijk van elkaar te scheiden zijn en dat die verbondenheid net zo belangrijk is. Veel gesprekken met patiënten zijn me bijgebleven. Hoe ze voor een kwaal kwamen, maar eigenlijk een andere nood hadden. Vooral oudere mensen. De vage klachten die ze hadden, bleken vaak een verlangen naar aandacht of een aanraking. ‘Misschien moet je hier even voelen, dokter’, zeiden ze dan. Ze waren niet ziek, maar leden aan een gebrek aan aandacht, liefde, genegenheid.
Tijdens die consultaties heb ik geleerd die niet-verbale communicatie te lezen. Zo ontdek je de verborgen kanten van mensen. Je vraagt bijvoorbeeld zelden op de man af: ‘Heb je je kind geslagen?’ Maar door te observeren hoe iemand kijkt of loopt, kom je er langzaam achter wat er aan de hand is. In die zin ben ik best blij dat ik geneeskunde gestudeerd heb. Het is een zware studie, je hebt er discipline voor nodig en dankzij die discipline ben ik nu in staat in korte tijd een nieuwe taal te leren. Geneeskunde heeft me indirect meer gemotiveerd om te gaan voor wat ik echt wilde.
Hoe kijkt u naar de dood?
Rezazadeh: Tijdens de lessen anatomie heb ik mijn eerste lijken gezien. We sneden een man en een vrouw open en ik beeldde me in hoe ze het ene moment bezig waren met leven en het volgende hier naakt voor ons lagen. Het deed me beseffen hoe tijdelijk alles is en hoe makkelijk het allemaal kan wegvallen. Als ik me druk maak over iets, dan denk ik nog vaak terug aan die man en die vrouw. Ooit liggen we daar allemaal. Niets is eeuwig. En dat maakt het leven bijzonder genoeg.
U had het daarnet over de bergen en hoe ze u troost bieden. Ook in het boek komt dat vaak aan bod. Ondertussen woont u in een plat land. Mist u de bergen?
Rezazadeh: Ik droom er bijna elke nacht over. Mijn liefde voor bergen heb ik pas in Nederland ontdekt. Ik ben opgegroeid in Tabriz, in het noordwesten van Iran: overal waar je kijkt, zie je bergen. Een land zonder bergen was voor mij ondenkbaar. Tot ik in Nederland aankwam en me bijna naakt voelde zonder de landschappen waaraan ik gewend was. Ik heb altijd een verbinding gevoeld met de natuur, met bomen en bergen. Ze boden me een veiligheid die ik thuis miste, omdat er altijd een spanning in de lucht hing. De bergen en bomen waren mijn toevluchtsoord. Toen ik jong was, sprak ik met bomen. Ik geloofde echt dat ze me begrepen. Nog altijd zou ik de taal van andere, levende soorten willen leren. ‘Dat is niet ernstig’, hoor ik dan. ‘Stop met dromen.’ Waarom voelen we altijd die behoefte om de dromerige mens wakker te schudden?
‘We willen succes hebben in plaats van geluk’, schrijft u in De hemel is altijd paars.
Rezazadeh: Het is een soort verslaving die we aan het kapitalisme te danken hebben. Mensen worden niet langer gelukkig van succes, maar verlangen enkel naar meer succes. Een paar jaar geleden kwam ik in de bergen in Iran nomaden tegen. Ze hadden niets, een paar dieren, een tent, maar je kon voelen hoe gelukkig en rustig ze waren. ‘Waar woon je?’ vroegen ze. ‘In het buitenland’, antwoordde ik. Ze keken me niet begrijpend aan. ‘Waar ligt het buitenland?’ De bergen waren hun hele wereld en ze verlangden niet naar elders.
In mijn omgeving zie ik net het omgekeerde. Succesvolle mensen die alles lijken te hebben om gelukkig te zijn en geen enkel uur in hun leven zo gelukkig zijn als die nomaden. Want met het succes komen nieuwe verwachtingen die ervoor zorgen dat het nooit genoeg kan zijn. Het is belangrijk om daartegen in te gaan. Om geluk niet te verwarren met succes.
Hoe doet u dat?
Rezazadeh: Elke keer als ik succes ervaar, probeer ik er alvast van te genieten om geen slaaf te worden van dat succes. Maar soms overkomt het mij ook. In het begin dacht ik: als ik een uitgeverij vind, is het prima. Nu denk ik: als mijn boek vertaald wordt, zal ik blij zijn. Ik probeer me er bewust van te blijven en niet te verdwalen in mijn verwachtingen. Ook daar bieden de bergen een goede les. Als je een berg beklimt, ben je bezig met iedere stap. Waar zet je je voet? Waar zet je je hand? Dat is allemaal van belang. Af en toe kijk je naar de top en denk je: daar wil ik heen, maar je gedachten zijn vooral bij het stappen. Zo maak je in het leven moeilijke zaken makkelijker. Je concentreert je op de weg ernaartoe en als je boven staat, is het goed om even naar dat pad te kijken, om te weten wat je gedaan hebt, waar je gewandeld hebt. Dat heb je altijd in de natuur. Het is vaak oncomfortabel, maar zodra je je bestemming bereikt, vergeet je de pijn. Het is een klein symbool voor het leven.
Ze vist een kers uit het kommetje op tafel en haar blik glijdt af naar de boom voor het raam. Met de briefjes in de bus kwam het protest dat hem uiteindelijk heeft gered. Of ze er trots op is, vraag ik, dat hij daar nog staat. Ze schudt haar hoofd. ‘Niet trots’, antwoordt ze. ‘Wel blij. En hoopvol. Omdat het toont dat we in staat zijn niet langer onverschillig te zijn.’
Sholeh Rezazadeh
– 1989: geboren in Tabriz (Iran)
– Studeerde geneeskunde
– 2015: verhuisde voor de liefde naar Nederland
– Woont in Amsterdam met haar man
– 2021: debuteerde met De hemel is altijd paars
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier