’s Lands Glorie: 400 prenten die het zelfbeeld van de Belgen bepaalden
Decennialang bepaalden de 400 prenten van ’s Lands Glorie het zelfbeeld van de Belgen over hun afkomst en hun voorbeeldige vaderlandse geschiedenis. De collectie is voor het eerst heruitgegeven.
De zes delen van ’s Lands Glorie zagen het licht tussen 1949 en 1961, uitgegeven door het bedrijf Historia, later Artis-Historia. Wie in de winkel deelnemende producten kocht, van wasmiddel tot suikerwafels, kon spaarpunten uitknippen. In ruil daarvoor kreeg je prenten die je zelf in de bijbehorende boeken moest plakken. De formule was een gigantisch succes. In de boekenkast van een doorsnee middenklassengezin vond je de Winkler Prinsencyclopedie, het kookboek van de Boerinnenbond en… ’s Lands Glorie.
Auteur van ’s Lands Glorie was Jean Schoonjans (1897-1976). Hij was een priester die lesgaf in een middelbare school, het college Saint-Pierre in Ukkel en in het hoger onderwijs, het Institut Saint-Louis in Brussel. Schoonjans was zwaar beïnvloed door de vooraanstaande historicus Henri Pirenne (1862-1935). In zijn monumentale, zevendelige Histoire de la Belgique (1900-1932) ontwikkelde Pirenne de these dat er al lang voor de Belgische onafhankelijkheid een ‘civilisation belge’ was, een eigen vorm van beschaving die zich duidelijk onderscheidde van die van onze buurvolken. Kenmerk van die beschaving was de totale afwezigheid van oorlog tussen Vlamingen en Walen – integendeel, onze cultuur was een mengvorm van Franse en Germaanse invloeden. Daarnaast lag het politieke en sociale zwaartepunt in de steden – en niet bij de vorsten – en in die steden deden zich de belangrijkste sociale conflicten voor. Schoonjans vatte het als volgt samen: ‘Al zestien eeuwen lang hebben alle Belgen op dezelfde manier geleefd en gedacht, terwijl hun buren anders leefden en dachten.’
Prentje 182
Jean-Léon Huens (1921-1982) en Auguste Vanderkelen (1915-1991) zorgden voor de illustraties bij Schoonjans’ stukjes. Om hun tekeningen draaide het ook in de kijkboeken, de teksten van Schoonjans zijn eerder bijschriften. De – vaak jonge – lezers raakten gefascineerd door de weliswaar geromantiseerde maar erg sfeervolle tekeningen. Merkwaardig ook: ’s Lands Glorie was zowel in Vlaanderen als in Wallonië razend populair. Schrijver Bart Van Loo legt in het voorwoord van de heruitgave uit hoe de boeken voor hem ‘een “Sesam open u” vormden: de poort van de grote geschiedenis draaide breed open’.
Het is geen toeval dat de succesauteur van De Bourgondiërs zich als veertienjarige al bijzonder aangetrokken voelde door prentje nummer 182, gemaakt door Jean-Léon Huens met de titel Nancy. Er is weinig te zien – een kaal sneeuwlandschap, een boom, een paar mannen komen in de verte aangelopen. Schoonjans schreef: ‘In 1477 belegerde Karel de Stoute de stad Nancy. Hij vond er de dood in een gevecht waarvan de omstandigheden duister zijn gebleven. Zijn lijk werd, half verslonden door de wolven, onder de sneeuw teruggevonden.’
Van Loo: ‘Opnieuw keek ik naar de prent en toen pas zag ik hoe zich in de schaduw van de boom een donkere vlek aftekende in de sneeuw. Je kon er de contouren van een dood lichaam in ontwaren.’ Dat maakte indruk op de jonge Van Loo: ‘Prentje nummer 182 zal voor mij altijd de beeltenis blijven waaruit De Bourgondiërs in 2019 tevoorschijn is gekomen. Het is simpel: zonder ’s Lands Glorie had ik het ontstaansverhaal van de Lage Landen nooit geschreven.’
Natuurlijk kijken we vandaag niet meer naar geschiedenis zoals die nog wel gedoceerd wordt in ’s Lands Glorie. Het is veel te vaak zeer ‘teleologische geschiedenis’: wat vroeger gebeurde, was een voorafspiegeling van wat later zou volgen en komen. Al in de Romeinse tijd zijn ‘de Belgen de dapperste aller Galliërs’. Meer dan eens projecteerden de auteurs gevoeligheden van hun tijd terug op het verleden. Neem bijvoorbeeld ‘De Germanen’, dat al verscheen in het eerste deel uit 1949, toen ook bij de jongste lezers de Tweede Wereldoorlog nog vers in het geheugen lag: ‘Aan de andere kant van de “limes” (de grens) lag het Germaanse woud. Daar leefden talrijke wilde stammen, die Germanen genoemd werden. Hun zeden waren heel eenvoudig. Ze hielden veel van oorlog voeren.’
Woest en waardig
Maar de combinatie van historisch-romantische tekeningen met korte, kordate tekstjes werkte wel. Geen lezer uit de jaren vijftig twijfelde er na een blik op de tekening van ‘onze’ Karel Martel nog aan dat die in 732 nabij Poitiers de Arabische inval zowat in zijn eentje heeft tegengehouden: woest en tegelijk waardig blikt Karel Martel de vijand tegemoet. Alles aan zijn gestalte is imposant: de lange haren, de brede snor, de indringende blik en natuurlijk die vervaarlijke, bebloede bijl, losjes in de pols, terwijl rond hem de contouren van ontelbaar veel Arabische lijken te ontwaren vallen. Heroïek als cement van de historische overlevering.
Omdat ze pro-Belgisch zijn, zijn de auteurs ook pro-kruistochten, want ‘talloze Belgen deden mee’ – zo staat het er echt. En ‘onze’ Godfried van Bouillon, een van de leiders van de Eerste Kruistocht, krijgt zowaar de merkwaardige loftuiting dat hij ‘onze beide landstalen sprak’ – in de elfde eeuw.
’s Lands Glorie schenkt érg veel aandacht aan koningen, krijgsheren en landvoogden. Elke Bourgondiër en elke Habsburger die van de late veertiende tot de achttiende eeuw over deze streken regeerde, krijgt een portret. Sociale verhoudingen worden aangeraakt, af en toe wordt armoede belicht, maar niet veel meer dan dat. Ook dat is de prijs die betaald wordt voor een geschiedenis die de nationale grootheid wil benadrukken: alles wat het volk verdeelt, wordt slecht of minstens verdacht.
Neiging tot krakelen
Zoek dus niet naar een sociaal figuur als priester Daens of naar de eerste socialisten. Of naar beelden van de harde arbeidsomstandigheden van de kompels in de mijnen en de arbeiders aan de hoogovens. Of naar verhalen over de gevaren die de Oostendse Groenlandvaarders moesten doorstaan op zee. Industriëlen als Lieven Bauwens, William Cockerill of André Dumont worden voorgesteld als weldoeners. En de ‘Politieke en Sociale Strijd’ wordt in welgeteld één prentje afgedaan: gewapende rijkswachters staan oog in oog met een rij mannen, handen in hun zakken, die duidelijk niet geneigd zijn te werken. Daarbij de even denigrerende als bizarre tekst: ‘Een van de meest kenschetsende gebreken van ons volk is zijn neiging tot krakelen. Er werd veel getwist in België. De katholieke partij, de liberale partij en, van 1885 af, de socialistische partij hebben mekaar bestreden in verband met de vrijheid van onderwijs, de gelijkheid van de twee landstalen en andere problemen… Tot grote ergernis van de vreemdelingen.’ Tot zover alle ideologische en sociale conflicten uit de hele negentiende eeuw.
Anna Bijns
Eerder hadden de auteurs de inquisitie al uiterst zakelijk weergegeven, als a matter of fact, waarbij de doorsnee lezer uit het toen nog zeer katholieke België haast niet anders kon dan begrip opbrengen voor de brandstapels. Hoe moest Karel V anders tegen de protestanten optreden? Vandaag is de Antwerpse dichteres Anna Bijns (1493-1575) een feministisch icoon, maar ’s Lands Glorie zette een andere Anna Bijns in de verf: ‘De protestantse theorieën verwerkten een reactie bij de katholieken. Een nederige Antwerpse begijn, Anna Bijns, schreef vurige gedichten om de ketterse denkbeelden te bestrijden.’
Toch waren de auteurs niet antifeministisch. Anna Bijns kréég haar plaats, en met haar ook andere verdienstelijke vrouwen die vandaag weer vergeten zijn. De zestiende-eeuwse Christina van Lalaing wordt voorgesteld als een vaderlandse Jeanne d’Arc: ze was onverzettelijk in het verdedigen van Doornik toen de Spaanse landvoogd Alexander Farnese de stad belegerde. De auteurs ‘vergeten’ wel dat de vrouw tot het ‘Nederlandse’ kamp van Willem van Oranje behoorde, vandaar haar anti-Spaanse verzet.
Nieuwe landgenoten
Natuurlijk kunnen we moeilijk verwachten dat auteurs uit de welvaartsjaren van de vorige eeuw dezelfde gevoeligheden of aandachtspunten hebben als de multiculturele Belgen vandaag. In hun tijd bestond er bijvoorbeeld nog een nationale consensus dat het kolonialisme een van de prachtigste beschavingsprojecten was van het jonge koninkrijk België. En dus was de weergave van het Belgische optreden in Belgisch-Congo onverholen kolonialistisch. Koning Leopold II was een visionair en onze Belgische missionarissen en koloniale soldaten waren helden van de beschaving. Dat is bijzonder eenzijdig en zelfs fout. Alleen was het nog een jaar of twintig wachten op de eerste boeken die de echte waarheid over Congo onthulden.
Toch is er zelfs in ’s Lands Glorie, voor wie goed kijkt, al een evolutie te zien. In nagenoeg alle prentjes zijn de Belgen de helden en de ‘Congoleesjes’ de helpers. Ze zijn figuranten die in het beste geval het voorwerp van onze onbaatzuchtigheid en inzet zijn. Meestal zijn Belgen gewoon groter dan Congolezen. Tot helemaal aan het einde: op bezoek in Congo staat koning Boudewijn zowaar op de achtergrond, Congolese dansers nemen de voorgrond in. Alsof in de laatste tekeningen de auteurs zelf beseffen dat het Belgique de papa, het land waarvan zij de glorieuze geschiedenis zo toegewijd hebben weergegeven, op zijn laatste benen liep – we zijn niet toevallig net in de sixties beland.
’s Lands Glorie toont de geschiedenis zoals ze vandaag niet meer geschreven zou worden, van een België dat nu ook niet meer bestaat. Wie de heruitgave leest, kan dat uit nostalgie doen naar de eigen kindertijd. Of uit interesse naar de bril waardoor we toen naar de wereld en onszelf keken. Het kan ook zeer relevante lectuur zijn voor nieuwe landgenoten: om eens goed te lachen met de oude Belgen – wat van tijd tot tijd onvermijdelijk is. En ook om iets te leren: dit zijn de historische roots van het land dat nu ook dat van u is.
Jean-Léon Huens, Auguste Vanderkelen, Jean Schoonjans. ’s Lands Glorie, Een geïllustreerde geschiedenis van België, Lannoo, 364 blz., 24,99 euro.
Exclusief: ga naar knack.be/slandsglorie en koop ’s Lands Glorie in onze webshop.