Ruth Lasters: ‘Feestelijk zweet’ (1)

Guido Lauwaert over ‘Feestelijk zweet’, de nieuwe roman van Ruth Lasters, met eerst vandaag het voorspel tot de eigenlijke analyse.

Ruth Lasters heeft een roman geschreven. Ze zit er mee bij haar uitgever, Harold Polis. Aan de deur staan twee mannen met een uitgestrekengezicht.Harold zuchtte en keek beurtelings naar de schrijver en het manuscript.

‘Waarom?’

‘Hoe… waarom?’ vroeg Ruth met een vettige Antwerpse tongval.

Polis keek naar het raam. ‘Zijn er niet genoeg romans? Prachtige romans

zijn er geschreven, door de eeuwen heen. Hoe oud ben je?’

‘Eenendertig,’ antwoordde de schrijfster.

‘Eenendertig,’ herhaalde de uitgever. ‘Als je nu begint ben je op je

honderdste nog niet klaar. Zelfs al sla je de hele Vlaamse literatuur over.Waarom wil iemand als jij, Ruth, die zulke mooie gedichten schrijft, aldie moeite doen om een roman te schrijven?’

‘Het is mijn tweede,’ zei Lasters op droge toon.

‘Ik weet het, Ruth. Ik heb hem zelf uitgegeven,’ kreunde de uitgever.

De twee mannen deden een stap voorwaarts.

‘Ik heb iets te vertellen, en als ik iets te vertellen heb moet het op papier.’

Een grijns verscheen op het gezicht van de uitgever. ‘Je hebt de

mensheid iets te vertellen, Ruth! Dat heeft toch iedereen elke dag wel duizend maal.’

‘Iets dat sterk gebonden is aan de actualiteit.’

‘De actualiteit van vandaag is niet die van morgen, Ruth.’

‘Er zal over gesproken worden.’

‘En geschreven,’ repliceerde de uitgever die aan een hoog tempo het manuscript doorbladerde. ‘Ik weet nu al wat ze gaan schrijven. De ene zal het al dommer doen dan de andere, maar over één zaak zullen ze het eens zijn.’

‘En dat is?’

‘Dat dit het werk is van een zenuwpatiënt.’

De twee mannen maakten aanstalten zich op de uitgever te werpen,maar een simpel gebaar van de schrijfster hield hen tegen.

‘Zal ik morgen terugkomen?’ vroeg Ruth. ‘Het is blijkbaar je dag niet.’

‘Morgen of overmorgen, het heeft geen zin, Ruth. Ik zit aan het plafond van mijn uitgaven voor de komende twee jaar.’

‘Het is dus niet een kwestie van goede of slechte kwaliteit?’

‘Daarvoor zou ik dieper op het gegeven moeten ingaan. God, was ermaar een auteur die naar een ander kamp overliep. Of inzag dat er talrijke passages dienden geschrapt te worden en honderden woorden door andere vervangen.’

De twee mannen op de achtergrond ontspanden tegelijkertijd, alsof ze op dezelfde machine waren aangesloten.

‘Ik heb mijn verleden aan een onderzoek onderworpen. Met als resultaat een literaire thriller zonder doden.’

‘Tegen een achtergrond van een liefdeshistorie.”

‘Hoe weet je dat, Harold? Je hebt mijn roman nog niet gelezen!’

‘Geboorte en haat, Ruth, mis je al wel eens, maar het passiespel… daar kan je gif op innemen.’

‘Hij is minder hermetisch dan mijn eerste, Harold. Iedereen kan hem lezen.’

‘Behalve zij die hem gratis krijgen,’ liet Harold er bliksemsnel op volgen.

‘Bon, Ruth, ik neem het risico, op één voorwaarde.’

‘En die is?’vroeg het duo, naderbij komend en een revolver tegen de slapen van Harold drukkend. Zijn antwoord kwam traag en voorzichtig.

‘Heren, rustig aan. Ik ga nu een lade openen. Er ligt geen wapen in, maar iets van veel meer waarde.’

De revolvers richtten zich op de rechterhand van de uitgever. Harold opende lade en haalde twee mapjes te voorschijn. Hij gaf ze aan Ruth, samen met het manuscript.

Ruth kende de mapjes. De bladen waren gevuld met honderden plichten van de auteur en dubbel zoveel rechten van de uitgever.

De telefoon rinkelde. Harold nam de hoorn op.

‘Guido! Waarde vriend! Wat kan ik voor je doen?’

De waarde vriend hield het niet kort, want de schrijfster had ruimschoots de tijd het contract te lezen, een paar clausules te schrappen, elke bladzijde van een paraaf te voorzien en de laatste te tekenen.

‘Rustig, Guido, rustig. Wind je niet op. Die zaak gaan we opnieuw bekijken, dat beloof ik je. Nu ik je toch aan de lijn heb. Ruth Lasters heeft een nieuwe roman geschreven. Geheel anders dan haar eerste. Als je hem wilt bespreken, zorg ik ervoor dat je als eerste een pdf krijgt.’

Harold zweeg en luisterde. ‘Hoe hij heet? Een ogenblik. Er komt hier iemand binnen.’

De uitgever rukte het manuscript uit de hand van de schrijfster en keek naar de titelpagina. ‘Feestelijk zweet!’ kreet hij triomfantelijk in de hoorn. ‘Hij verschijnt dit najaar! Je zal er plezier aan beleven.’

Harold Polis beëindigde het gesprek met veel beloftes voor de toekomst. ‘Zo, dat is al goed voor één bespreking. Nu is het aan jou.’

‘Aan mij?’ stotterde Ruth Lasters. ‘ Wat heb ik met die man te maken.’

‘Kijk hem eens diep in de ogen en draai eens met je wulpse lippen. Je kan hem niet missen. Hij is te vinden op elke vernissage, maar is geen schilder, op elke première, maar is geen toneelspeler en bij elk boekenfeest, maar is geen schrijver.’

Ruth Lasters knikte, keerde zich om en de twee achtergrondenaars vochten om de eer de deur te mogen openen.

Zes maanden later arriveerde een print van ‘Feestelijk zweet’ op het adres van de criticus. Hij legde Boelgakov terzijde en begon meteen te lezen.

Partner Content