Rutger Kopland – Verzamelde gedichten
Rutger Kopland is uitzonderlijk populair in Nederland en in Vlaanderen. Naar aanleiding van zijn 40 jaar dichterschap brengt uitgever Van Oorschot de Verzamelde gedichten uit.
Rutger Kopland – Verzamelde gedichten
Uitgeverij: G.A. van Oorschot, Amsterdam
Aantal pagina’s: 528
ISBN: 978-90-282-4057-5
Zijn uitgever moet wel heel veel van hem houden. In 1999 maakte Van Oorschot, ter gelegenheid van Rutger Koplands 65e verjaardag, een verzamelbundel, die zonder medeweten van de dichter tot stand kwam. Amper zeven jaar en twee bundels later is er een nieuwe Kopland-compleet, dit keer naar aanleiding van 40 jaar dichterschap. Kopland is razend populair, in Nederland, maar evenzeer bij ons. Zijn bundels beleven herdruk na herdruk, zijn voordrachten lokken volle tribunes.
De poëzie van Rutger Kopland is begrijpelijk en gedwee, maar ook subtiel ironisch, en af en toe een ietsiepietsie wrang. De dichter maakt zich een beetje zorgen over die verstaanbaarheid, vroeg zich ooit af of hij niet verkeerd begrepen wordt door al die lezers, of zijn succes niet op een misverstand berust.
Ik stel me Kopland vaak voor als een magiër, die met een aantal huis-tuin-en-keukeningrediënten heel omzichtig een speciaal mengsel brouwt. Zijn taal lijkt op spreektaal, hardop denken, mijmeren, inclusief aarzelingen en herhalingen, maar de eenvoud is een bedrieglijke eenvoud. Was het niet Herman de Coninck die zei dat je makkelijk ín Koplands gedichten raakt, maar er moeilijk weer uit raakt? Vakmanschap heet zoiets.
‘Ik doe er heel lang over om het precies zo op papier te krijgen dat het er niet perfectionistisch uitziet. Het moet eruitzien alsof het vanzelf gaat en geen moeite heeft gekost’, aldus Kopland. Dat illustreert hij in het bekende essay Over het maken van een gedicht, waarin wordt geopenbaard hoe een gedicht al peinzend en vijlend tot stand komt.
Critici wisten destijds niet goed wat ze met de arcadische en melancholieke verzen van die dichtende psychiater moesten aanvangen. Hij werd meteen gerespecteerd, maar het duurde toch tien jaar en vier bundels – tot Een lege plek om te blijven – voor zijn alsmaar verfijnder meesterschap alom werd geprezen.
Zelf houd ik het meest van Al die mooie beloften – met het vierdelige gedicht Schilderij (bij een werk van Henri de Braeckeleer) en het sublieme Zoals de pagina’s van een krant – en Dit uitzicht, waar de dichter een kaalslag aanricht in zijn taal. Het besef van nietigheid staat centraal.
‘Wij zijn maar kortstondige voorbijgangers’, zegt hij in een interview, en over zijn favoriete plekje in de Drentse A: ‘Dit landschap zal zich niks van mij aantrekken als ik verdwijn.’ De voorbije twee decennia handhaafde Kopland zijn positie aan de top van de poëtische pikorde met op gezette tijden nieuw moois.
Eén puntje van kritiek: zijn voorlaatste bundel Over het verlangen naar een sigaret bulkt van de gelegenheidsverzen, geschreven voor een persoon of evenement. Die gedichten krijgen daardoor een exclusief karakter, waarbij de anonieme Kopland-adept wordt gedegradeerd tot een voyeuristische meelezer.
De vaak bekroonde poëzie van Rutger Kopland handelt over herkenbare gevoelens en ervaringen zoals verlangen, intimiteit, angst, verlies, hoop en gelatenheid. De treffende verwoording, schijnbaar achteloos en zonder pretentie, is de sleutel van zijn succes. Hij schept een tijdloze taalconstructie voor iets wat zich slechts moeizaam in taal laat vatten.
Bij Kopland geen waarheden, maar paradoxen. Geen antwoorden, alleen vragen. De taal van deze dichter benadert de kern van ons bestaan. Waar komen wij vandaan? Wie zijn we, en waarom? Waar gaat het heen?
In de grootse setting die natuur heet, zijn alle levende wezens gelijkwaardig onmachtig – dieren spelen een belangrijke rol in het werk van Kopland – en als er al zoiets bestaat als een grote plannenmaker, dan heeft hij zijn plan wel uitgevoerd, maar niet ontvouwd.
‘Waarom zijn deze dode vogels, / waarom juist nu / ze dood zijn, // … // Je denkt het te weten, te zien. // Rondom die dunne oogleden, nog / die angst om zichtbaar te zijn, nog / die hoop te kunnen verdwijnen / in heide of bosrand’ (Dode vogels, I) ‘Waarom dus. Hoewel je het weet, / je vergeet het // … // dat ze slechts zijn wat je ziet. // Nadat de angst om zichtbaar / te worden, de hoop te kunnen / verdwijnen, voorbij zijn, // liggen ze daar, dingen nu / onder de dingen.’ (Dode vogels, III)
Over Rutger Kopland
De Nederlandse dichter Rutger Kopland heet eigenlijk Rutger Hendrik van den Hoofdakker. Hij is dichter, psychiater, essayist en emeritus hoogleraar biologische psychiatrie. Zijn vriend Aad Nuis, de bedenker van het pseudoniem Kopland, spoorde hem aan tot het publiceren van poëzie. Er volgden twaalf dichtbundels. Zijn debuut Onder het vee dateert van 1966. Een man in de tuin verscheen in 2004. Kopland is een van de populairste dichters van het Nederlandse taalgebied. Zijn werk werd in verschillende talen vertaald. Hij kreeg in 1988 de PC Hooftprijs en werd destijds tot Dichter des Vaderlands verkozen. Hij liet die eer echter over aan Gerrit Komrij.
Philip Hoorne
Poëzie
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier