Recensie ‘The Game’ van Alessandro Baricco: ‘Geschreven als TED-talk’
Christophe Van Gerrewey legt de contradicties en denkfouten in The Game van Alessandro Baricco bloot.
De Reactor, platform voor kwaliteitsvolle literaire kritiek, levert elke week een gedegen recensie aan Knack.be. Nog literaire honger? Neem dan ook een kijkje op hun site.
‘Degenen die in de virtuele wereld gevangen zitten, zijn nooit alleen, ze kunnen zich nooit in stilte op iets concentreren of zich op hun eigen manier ergens van bewust zijn. Ze hebben in belangrijke mate de aantrekkelijke kanten en verworvenheden van de beschaving opgegeven: eenzaamheid en ontspanning, de goedkeuring om jezelf te zijn, ergens helemaal in op te gaan, of dat nu een kunstwerk is, een wetenschappelijke theorie, een zonsondergang of het gezicht van je geliefde.’
Dit zijn niet de woorden van Alessandro Baricco, auteur van De barbaren uit 2006 en van het recente The Game – het zijn de woorden van Oliver Sacks, in de postume bundel Eerste liefdes en laatste verhalen, waarin de in 2015 overleden neuroloog de impact van het internet, sociale media en smartphones omschrijft als ‘een neurologische catastrofe op gigantische schaal’.
In tegenstelling tot Sacks vindt Baricco kritiek op sociale media of op het internet niet alleen slaapverwekkend maar ook overbodig. Wie zich zorgen maakt omdat we in een andere wereld leven dan twintig jaar geleden precies omdat er het internet bestaat, is vooral bezorgd om het verlies van macht en privileges, en is niet in staat om zich aan te passen. De voornaamste reden daarvoor, aldus Baricco, is onbegrip – onbegrip over wat er sinds de Tweede Wereldoorlog met de wereld is gebeurd, en met de manier waarop we naar de wereld kijken. Het doel van The Game: uitleggen wat er precies is veranderd. Het leidt tot een van de contradicties die dit boek kenmerken.
Baricco, geboren in 1958, lijkt zich niet tot een algemeen publiek te richten, en evenmin tot zijn generatiegenoten. Hij wil uitleggen aan millennials waarom het internet vanzelfsprekend is. Hij richt zich dus tot een publiek – of hij brengt door zijn manier van schrijven en redeneren een publiek voort – dat aan zijn boodschap geen boodschap heeft: wat het internet betreft hoeven ze nergens meer van overtuigd te worden, al zeker niet door een zestigjarige Italiaan.
Volgens Baricco is de lezer van The Game iemand met lak aan autoriteit, een beperkte woordenschat, een korte attention span, weinig tijd, een voorliefde voor binge watching – het nieuwtje dat er weer meer vinylplaten worden gekocht zet Baricco aan tot onderzoek, en hij schrijft: ‘Ik voel me dan net zoals jij je voelt wanneer het nieuwe seizoen van je favoriete tv-serie uitkomt’ – en een voorkeur voor visueel denken. Dat laatste blijkt uit de landkaarten waarmee The Game is geïllustreerd, bijvoorbeeld om Flickr, BlackBerry, LinkedIn en Twitter te situeren. De keuze voor een landkaart is retorisch maar ook ironisch: er wordt gesuggereerd dat deze bedrijven een vaste, identificeerbare plek hebben, terwijl de belangrijkste eigenschap van de virtuele wereld net ‘plaatsloosheid’ is. De illustraties in The Game wekken de indruk dat dit boek een adventure game is, maar dienen vooral als ‘lege’ prentjes die bladspiegels garanderen waarop niet alleen maar tekst voorkomt. Het is typisch voor de methode van Baricco: hij bedient zich van een klassiek medium, maar hij verontschuldigt zich voortdurend voor de eigenschappen van het gedrukte woord, terwijl hij zich blijft opstellen als de man op leeftijd die het beter weet.
The Game is geschreven als TED-talk (Technology, Entertainment, Design): aantrekkelijk en toegankelijk vernieuwende ideeën presenteren, zonder de indruk te wekken dat je jezelf (of je onderwerp) al te belangrijk vindt. Daarin slaagt Baricco, bijvoorbeeld door geregeld te schrijven dat hij na zoveel denkwerk een biertje gaat opentrekken, en de lezer aanraadt hetzelfde te doen. Een vernietigende toegeving bevindt zich aan het eind, wanneer Baricco zijn ideeën recapituleert en verklaart dat The Game niet voor herlezing bestemd is (laat staan dat het ertegen bestand zou zijn): ‘Als je nu teruggaat naar de eerste twee hoofdstukken en die terugleest, zullen ze je bijna prehistorisch overkomen (nou ja, ga ze vooral niet echt teruglezen, doodsaai, geloof mij maar gewoon).’
Wereldbrand
Doodsaai is The Game niet, en het boek bevat één fundamentele intuïtie: veel van wat in de twintigste eeuw is gebeurd, is vandaag onmogelijk dankzij het internet. Met een voorbeeld dat niet van Baricco komt: het is ondenkbaar dat een oeuvre als dat van Roland Barthes (met alle bijbehorende betekenissen en posities) vandaag een aanvang zou kunnen kennen. Een totaal ander voorbeeld (waar Baricco vaak op zinspeelt) is Hitler en de Holocaust. Een precies georganiseerde en intentioneel veroorzaakte wereldbrand is, net als de ervoor noodzakelijke mobilisatie en grootschalige eensgezindheid, meer dan voordien een onwaarschijnlijke verwezenlijking. Beide voorbeelden geven aan dat onze wereld, pakweg sinds 2000 (of zeker sinds 2001, met 9/11), gedomineerd en zelfs gecreëerd wordt door ontelbaar veel incidenten, veroorzaakt door individuen, met een beperkte levensduur en met – op collectief vlak – kortstondige gevolgen: Remco Evenepoel wint een gouden medaille, Patrick Crusius schiet 22 mensen dood, Anuna De Wever zegt dat ze ook Vlaams Belang tot de klimaatzaak zal bekeren, Bart De Wever twijfelt over een nieuwe strategie.
Dat er niets ‘wereldschokkends’ meer kan gebeuren is, zoals elke aanname over de toekomst, een vermoeden. Ten eerste – daar zegt Baricco niets over – bestaat de kans (als het al niet zover is) dat er toch een wereldbrand uitbreekt die we met z’n allen veroorzaakt hebben, als de aarde onbewoonbaar wordt na millennia van menselijke bewoning. Ten tweede – het wordt evenmin vermeld in The Game – is het internet op een rare manier collectief, en in hoge mate explosief: als een dictator CEO wordt van Google (of omgekeerd), dan kunnen we het schudden, hoewel ook hier de mogelijkheid niet kan worden uitgesloten dat die man of vrouw zodanig ‘ingrijpt’ dat iedereen er beter van wordt.
‘Nothing is written. We all believe that, don’t we?’, vraagt het hoofdpersonage aan het eind van de film Providence (1977) van Alain Resnais: wat de toekomst betreft, staat niets zwart op wit. Niet zo voor Baricco: hij is er niet alleen van overtuigd dat talloze toekomstscenario’s nooit werkelijkheid kunnen worden, hij weet ook zeker dat we die scenario’s met z’n allen geschrapt hebben. Het internet, of de Game, zoals hij het leven online noemt, is uitgevonden om alle vreselijke gebeurtenissen uit de twintigste eeuw voortaan onmogelijk te maken. Het is een claim niet alleen op de toekomst maar ook op het verleden: Baricco herschrijft de geschiedenis in het teken van de technologie en maakt alles – politiek, economie, ecologie, cultuur, kunst, filosofie – ondergeschikt. De enkel dialectisch te benaderen relatie tussen maatschappij en techniek – hebben we machines om te doen wat we willen, of doen we wat we doen omdat machines het voorschrijven? – beantwoordt Baricco eenzijdig, en eigenlijk ouderwets humanistisch: alles wat bestaat, bestaat omdat de mensheid het gewild heeft ter bevordering van het eigen welzijn.
Ontsnappen uit de gevangenis
We denken dat de digitale wereld de oorzaak is van alles, terwijl we die juist moeten zien als wat deze waarschijnlijk is, namelijk een effect: het gevolg van een bepaalde mentale revolutie. […] Want de nieuwe mens is niet degene die door de smartphone is geproduceerd, maar degene die deze heeft uitgevonden, die hem nodig had, die hem heeft ontworpen naar zijn eigen wensen, die hem heeft gebouwd om te ontsnappen uit een gevangenis, of om te antwoorden op een vraag, of om een angst te smoren.
Die laatste bewering is onzin: een tiener die morgen een smartphone krijgt, wordt er als subject door gevormd; het verlangen ‘om te ontsnappen’ uit de gevangenis van de twintigste eeuw, dat volgens Baricco de computerpioniers uit de jaren zeventig dreef, is deze jonge mens geheel vreemd, en het zal ‘m naar ik vermoed ook niet zomaar worden aangepraat.
Veeleer dan diagnose of remedie, biedt Baricco een ziektebeeld zonder juist begrip of inzicht, zodat de mogelijkheid tot verandering buiten beeld blijft.
Het klopt dat uitvindingen van de Commodore 64 over Napster en Blackberry tot aan Google (waar Baricco bewonderend het ontstaan van beschrijft) voortkwamen uit een mentaliteit, en niet zoals het colaflesje uit de film The Gods Must Be Crazy (1980) uit een vliegtuig zijn gegooid om in de jungle te belanden en de bevolking met verstomming te slaan. Maar het klopt evenzeer dat van geen enkele menselijke creatie, cultureel of technologisch, de toepassingen door de makers zijn vastgelegd. Het beste voorbeeld is Alfred Nobel, de brave uitvinder van het dynamiet, die zichzelf in de krant omschreven zag als ‘handelaar in de dood’, en uit schuldgevoel de Nobelprijzen in het leven riep.
Niet alleen de kunstgrepen om de lezer te plezieren, maar vooral het inhoudelijk uitgangspunt doet The Game imploderen: er is geen meesterbrein dat alle technologie van de afgelopen decennia heeft uitgevonden, en alle toepassingen en gevolgen ervan in een bijsluiter heeft meegeleverd. Als er één reden gevonden kan worden voor het ontstaan van alle toestellen die de Game opgebouwd hebben sinds de aanvang van de consumptiemaatschappij in de jaren zestig – GameBoy, PC, MacBook, gsm, iPhone, tablet, noem maar op – dan is het vooral het verlangen van ondernemers om met aantrekkelijk vormgegeven voorwerpen zoveel mogelijk mensen te verleiden om hun vrije tijd dankzij computers zo licht en pijnloos mogelijk door te brengen, en daar vooral genoeg voor te betalen (nogmaals: Technology, Entertainment, Design).
Wat rest is detailkritiek – veel detailkritiek op de denkfouten en veralgemeningen in dit boek, vaak achteloos gemaakt, niet zelden op zinsniveau. Vier voorbeelden.
- (1) ‘Wat we met zekerheid weten is dat de algemene neiging om de kansen van elk individu te bevorderen, in het tijdperk van de Game heeft geleid tot een enorm netwerk aan tools die de kansen van mensen daadwerkelijk aan alle kanten hebben verbeterd of vergroot.’ Wat verstaat Baricco onder ‘kansen’? In elk geval zijn er minstens nog een handvol mensen op deze aardbol die niet met Deliveroo een warme maaltijd kunnen bestellen.
- (2) ‘De iPhone zit zo in elkaar, Google zit zo in elkaar, en ook Amazon, en Facebook, en YouTube, en Spotify, en WhatsApp: waar de immense complexiteit van de werkelijkheid aan de oppervlakte komt geven ze enkel eenvoud weer, en laten alle rommel die om de essentiële kern hangt weg.’ Wat betekenen de woorden ‘essentieel’ en ‘kern’ als ze draaien rond het weergeven van een individueel, inwisselbaar en hypertijdelijk verlangen: een telefoongesprek, een weetje, een aankoop, het liken van een vakantiefoto, het bekijken van een filmpje met een kat, het beluisteren van één nummer, of het zenden van een tekstflard?
- (3) ‘Het ongelooflijke is dat Wikipedia inderdaad aardig werkt. Het is overigens – niet te vergeten – hetzelfde idee dat ten grondslag ligt aan de democratie en het algemeen kiesrecht: twee methodes voor het beheren van de werkelijkheid waarvan we onszelf maar nauwelijks permitteren om ze ter discussie te stellen.’ De parlementaire democratie en het kiesrecht zijn gebaseerd op representatie: we geven politici een tijdelijk mandaat om politieke beslissingen te nemen, simpel genoeg omdat we daar zelf geen tijd voor hebben, net zoals we aan Winkler Prins het mandaat verleenden om een encyclopedie samen te stellen – dat is, twee keer, iets helemaal anders dan de collectieve, anonieme en directe manier waarop Wikipedia tot stand komt. Bovendien: als er vandaag iets wordt bekritiseerd, vanuit uiteenlopende kampen, dan is het toch de parlementaire democratie? David Van Reybrouck pleit al jarenlang voor loting en directe democratie; Dries Van Langenhove twittert vanaf zijn pasverworven stoeltje in het parlement: ‘We gaan het establishment slopen’; en Thierry Baudet publiceert het boek Breek het partijkartel! De noodzaak van referenda.
- (4) Over de ondervraging van Facebook-CEO Mark Zuckerberg in april 2018 door de Amerikaanse senaat, schrijft Baricco: ‘De senatoren presenteren zich met een bepaalde ideologische uitrusting, Zuckerberg niet.’ Zuckerberg is neutraal, onschuldig, zonder presentatie, zonder eigenschappen, zonder ideologie – zonder ideeën over menselijke relaties en de maatschappij? Zuckerberg? De nerd die Facebook heeft uitgevonden om studentes te kunnen vergelijken zonder hun medeweten, maar die datzelfde Facebook, het device waarmee vandaag verkiezingen worden gewonnen, bouwde ‘om ons dichter te brengen bij de mensen die belangrijk zijn voor ons’ – deze Zuckerberg, een man zonder een bepaalde ideologische uitrusting?
Op een perverse manier zou er van The Game een geannoteerde versie kunnen verschijnen, waarin, zoals in Bleek vuur van Vladimir Nabokov, de brontekst wordt becommentarieerd, zodat er toch nog een tekst ontstaat waarin het leven vandaag wordt belicht, eerder dan aan het zicht te worden onttrokken met pop-upvensters die steevast advertenties blijken te zijn. Baricco heeft zich met De barbaren geïmmuniseerd tegen kritische vragen: alleen oppervlakkig denken is immers nog ’typisch’ voor de eenentwintigste eeuw. Wie meer wil, is nostalgisch naar vervlogen tijdperken, treurt om verloren verworvenheden, is jaloers op sprekers die glad genoeg zijn om TED-talks te geven, en is in de ban van de angst voor barbaren. Ook in The Game wordt dat herhaald: ‘Ik zeg gewoon waar het op staat: om historische en zogezegd darwinistische redenen is er vanaf een bepaald moment (vanaf de iPhone, gok ik zo) niets meer geweest wat nog serieuze overlevingskansen had gehad als het niet het genetische erfgoed van computerspellen in zijn dna had zitten.’ Of over de ‘vele mensen’ die ‘voortreffelijk meedraaien in die dubbele wenteling van wereld en nevenwereld’: ‘Ze vormen een intellectuele elite van de nieuwe soort, vaaglijk humanistisch, bij wie de discipline van de studie is vervangen door de vaagheid om punten met elkaar te verbinden, bij wie het privilege van de kennis is opgelost in het privilege van het doen, en de inspanning van diep denken ondersteboven is gekeerd in het plezier van snel denken.’
Een belangrijk gevolg van de geloofsverklaring van Baricco (want daarvan is The Game het gevolg, van het irrationele geloof dat de wereld dankzij de Game beter af is dan twintig jaar geleden) is de illusie dat mensen geen ‘voorgangers’ of ‘mediatoren’ nodig hebben – de illusie dat het hen gelukkig maakt als ze menen alles zelf beter te kunnen, de iPhone in de hand. Vertrouwd met de spelregels van de Game en de ‘democratisering’ van activiteiten die voordien privileges waren (zoals oordelen, schrijven, publiceren, fotograferen, diagnosticeren of vanuit de hemel naar de aardbol kijken), ‘ervaart de mens een leven waarin hij het prima afkan zonder voorgangers, zonder experts, zonder grondleggers. Dat vindt hij fijn. hij krijgt er een beter zelfbeeld van.’ De kleine kapitalen geven het aan: hier probeert iemand te overtuigen zonder argumenten. Waarom zouden we gelukkiger zijn als we verplicht worden om alles zelf te doen, en om geen vertrouwen meer te hebben in anderen – niet in schrijvers, niet in politici, niet in dokters, niet in loodgieters, niet in koks en zelfs niet in familieleden of geliefden? Wie niemand nodig heeft, heeft al snel tijd te kort, en zal enkel nog zichzelf teleurstellen.
Mocht de analyse van Baricco over de overbodigheid van ’tussenpersonen’ (en van schrijvers) standhouden – zou hij, als publieke figuur, nog bestaan? Zou De barbaren een ‘moderne klassieker’ genoemd worden? Ook The Game beantwoordt aan een hedendaagse nood: het benoemd en beschreven zien van symptomen, op een manier die symptomatisch is voor dezelfde ziekte, en toch ontsnapping beweert te bieden, dankzij ouderwetse lectuur, aan datgene waarvan de auteur beweert dat we er niet aan willen, kunnen of moeten ontsnappen. Veeleer dan diagnose of remedie, biedt Baricco vooral dat: een ziektebeeld zonder juist begrip of inzicht, zodat de mogelijkheid tot verandering buiten beeld blijft. Het aura van autoriteit en scherpzinnigheid ontleent hij aan een fenomeen dat hij als elitair, twintigste-eeuws en achterhaald verkettert: het gedrukte woord, het boek – een hardcover zelfs.
Christophe Van Gerrewey
Alessandro Baricco, The Game. De Bezige Bij, 2019, ISBN 9789403147802 / 334 p.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier