De Reactor
Rachida Aziz balt woedend de vuist tegen de witte maatschappij die haar alles ontnomen zou hebben
Als witte mens een boek bespreken waarin zo goed als alle witten racisten heten te zijn – makkelijk is anders. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat witte recensenten Niemand zal hier slapen vannacht van Rachida Aziz lovend onthaald hebben en alleen tussen de regels een beetje kritiek uitten, al liegen waarderingen als ‘fanatiek’ en ‘rabiaat’ er niet om.
De Reactor, platform voor kwaliteitsvolle literaire kritiek, levert elke week een gedegen recensie aan Knack.be. Nog literaire honger? Neem dan ook een kijkje op hun site
Blanken witten
Wat het gebruik van ‘wit’ in plaats van ‘blank’ betreft staat Aziz niet alleen. ‘Blank’ zou te veel negatieve, aan het kolonialisme herinnerende connotaties hebben. Daarom banden verscheidene media het uit hun woordenschat (de Volkskrant vorig jaar, NOS eind januari 2018). Best vreemd, want zogenaamde blanken zijn helemaal niet wit, en roept ‘witten’ ook niet meteen ‘zwarten’ op? En wat met de ‘gelen’, ‘roden’, ‘donker-‘ en ‘lichtbruinen’? Aziz noemt ze ‘mensen van kleur’ (nooit ‘kleurlingen’) en opponeert hen aan de ‘witten’ die ze, door ze zo goed als nooit ‘witte mensen’ te noemen, in zekere zin ontmenselijkt.
De in Antwerpen geboren Rachida Aziz (1971) verhuisde op haar vijftiende met haar Marokkaanse ouders naar Brussel. In 2007-08 ontwierp ze een eigen vrouwenmodemerk en opende ze een modezaak. Toen die zeven jaar later dicht moest wegens financiële moeilijkheden, ging Aziz online maar ook die website www.azira.be werd inmiddels opgedoekt. Ondertussen had ze door haar strijdbare columns en actieve deelname aan duidingsprogramma’s bekendheid verworven bij een groter publiek.
In maart 2016 kreeg ze een burn-out, twee dagen nadat ze als enige onderneemster van kleur had deelgenomen aan een vergadering met koningin Mathilde en een tiental witte onderneemsters waarop men zich afvroeg hoe meer vrouwen tot het ondernemerschap konden worden aangezet. Aziz was het met bepaalde zaken niet eens, maar niemand luisterde naar haar. Ze had, schrijft ze, net zo goed onzichtbaar kunnen zijn.
Ze ontwaakte uit haar illusie te strijden voor gelijkberechtiging van lotgenoten, mensen van kleur. Aziz besefte dat ze alleen maar werd opgevoerd als succesvolle Marokkaanse om elk vermoeden van raciale discriminatie de kop in te drukken. Zij was de uitzondering die de regel moest ontkrachten. De witten hadden nooit de bedoeling zichzelf ter discussie te stellen, ze speelden alleen maar een spel om mensen van kleur uit te putten.
Aziz zonk diep weg in een depressie, mede door een mysterieuze ziekte waaraan ze al vijftien jaar lijdt en die ze nu aan het haar omringende witte racisme toeschrijft. Aziz vervalt herhaaldelijk in dit soort complotdenken. Pijnlijk is haar lange en arrogante reactie op een vriendelijke brief van de Raad van Bestuur van het Vlaams Audiovisueel Fonds waarin haar subsidieaanvraag voor een documentaire over racisme beargumenteerd wordt afgewezen. Aziz kleurt deze afwijzing meteen racistisch in en verliest uit het oog dat het VAF een flink deel van de aanvragen niet honoreren kan. In 2014 keurde het Filmfonds slechts 38 procent van de aanvragen voor een documentaire goed, in de twee volgende jaren 42 procent, en vorig jaar 41 procent. Door in haar boek alleen de afwijzing en haar reactie erop af te drukken maar niet haar projectaanvraag, ontneemt ze de lezer de kans om zich een mening te vormen.
Aziz besloot dat ze zichzelf opnieuw moest deconstrueren. De vrouw, de moslima, de persoon van kleur, haar relaties, haar hele bestaan ‘moest alweer tot op de grond afgebroken worden’. Ze putte veel zelfzekerheid uit haar pelgrimstocht (hadj) naar Mekka, waar ze alleen vrede, liefde en samenhorigheid bespeurd heeft, iets wat volgens haar alleen bij moslims of mensen met hetzelfde geloof voorkomt.
Ze weigert nog langer een vreemd studieobject te zijn, wil niet meer uitgelegd worden aan witten. Er kan niet meer onderhandeld worden over haar menselijkheid. Omdat ze niets verwacht van de ‘steriele, verkalkte kennis van academici’, is ze zelf ‘antropologe, historica, psychologe, filosofe en sociologe geworden’. Ze heeft zichzelf gedekoloniseerd om de witten als stam te bestuderen en hun alledaagse racisme. Vandaar dit boek.
De onheilspellende titel, Niemand zal hier slapen vannacht, komt uit de Driestuiversopera (1928) van Bertolt Brecht en Kurt Weill, meer bepaald uit het lied Zeeroofster Jenny (dat in een nogal eigenzinnige versie voorin Aziz’ boek staat). Jenny maakt in een hotel de bedden van mannen op. Die beseffen niet met wie ze te maken hebben. Als op een dag een zeilschip met vijftig kanonnen zal aanmeren, zal ze haar lach ternauwernood kunnen bedwingen. Ze zal bedden moeten opmaken, maar weet dat ‘Niemand er deze nacht nog zal in slapen’. De stad zal met de grond gelijk gemaakt worden, alleen het hotel zal gespaard blijven. Dan zullen de hotelgasten begrijpen wie ze is. De matrozen van het zeilschip zullen de mannen in de boeien slaan en haar vragen wie dood moet. ‘Iedereen’, zal ze antwoorden en bij elk vallend hoofd zal ze ‘hopla!’ roepen.
Discriminatie
Aziz toont wel aan dat er ondanks onze hoogdravende westerse waarden en normen behoorlijk wat misloopt in onze maatschappij. Haar boek bevat ontstellende feiten over de sociaaleconomische achterstand van kleurlingen in het Brusselse gewest. Jonge Marokkaanse en Turkse mannen worden het hardst getroffen door werkloosheid. Deze volgens Aziz ‘wettelijke discriminatie’ gaat gepaard met subtielere vormen zoals vriendjespolitiek, waaraan ook politieke partijen en vakbonden zich bezondigen. Je reinste racisme, vindt ze.
In haar enige concrete verwijzing heeft Aziz het over een in 2005 gepubliceerd rapport over de evolutie van Etnische discriminatie op de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het onderzoek gebeurde in opdracht van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid dat onder de hoede staat van Actiris, de Brusselse openbare tewerkstellingsdienst. De wetenschappers die het onderzoek uitvoerden deden ook enkele voorstellen om de etnische discriminatie te bestrijden.
Witten die je vriendelijk behandelen, doen dat alleen om niet van racisme verdacht te worden.
Aziz vermeldt niets van dit alles en vervalt eens te meer in complotdenken. Omdat Actiris naar aanleiding van haar boek het onderzoeksrapport van zijn website zou kunnen verwijderen, plaatste ze het op haar website. Maar die is ondertussen van naam veranderd en de URL op haar huidige website verleent geen toegang tot het rapport – nog steeds op de website van Actiris – maar tot het perscommuniqué erover.
Aziz getroost zich ook geen moeite om verder te kijken dan 2005. Helaas is er weinig of niets positiefs te melden. Begin 2013 stelde het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid een profiel op van de nieuwkomers die in het Brussels gewest bij Actiris werden ingeschreven. Blijkt dat tussen 2005 en 2010 het aantal werkloze immigranten met nog eens tien procent is gestegen, drie keer meer dan in de twee andere gewesten van het land. Immigranten ‘krijgen met een opeenstapeling van hindernissen te maken’ zoals opleidingsniveau, netwerken, sociale afkomst, gebrek aan beroepservaring, gebrekkige kennis van de landstalen én etnische discriminatie bij de aanwerving.
Kleurrijk racisme
Aziz wijt alles uitsluitend aan racistische discriminatie en besluit dat het niets ‘uitmaakt wat de werkloze van kleur doet en hoe die het doet’. Iedereen weet dat je best doen als mens van kleur niets uithaalt. Geen wonder dus dat de slachtoffers van dit racisme-in-keurig-kostuum zich afkeren van de instellingen. De hele witte maatschappij is racistisch. Er valt op geen enkele wijze aan te ontkomen. Witten die je vriendelijk behandelen, doen dat alleen om niet van racisme verdacht te worden. Ook het feminisme vindt bij Aziz geen genade. Niet alleen omdat je in het Westen als feministe best zelf wit bent, maar ook omdat het feminisme het patriarchaat volgt door de mensheid op te splitsen in mannen en vrouwen. Zullen we uit politieke correctheid na ‘ras’ (niet te verwarren met racisme!) nu ook ‘geslacht’ opheffen? In dergelijk slachtofferdiscours kon de Jodenuitroeiing (die Aziz verkeerdelijk aan Adolf Eichmann toeschrijft) niet uitblijven: wie ‘van een bevolkingsgroep een probleem maakt, komt vroeg of laat altijd uit bij deportatie of uitroeiing.’
Aziz schrijft al het negatieve toe aan de verlichting, die de mensheid opgedeeld zou hebben in geciviliseerden en barbaren, witten en mensen van kleur. Zij, de barbaren, zullen als ze voorbij stormen dat vlammetje van de verlichting wel doven. Volg je Aziz, dan hebben witte mensen het patent op onverdraagzaamheid, racisme en discriminatie.
Aziz balt woedend de vuist tegen de witte maatschappij die haar alles ontnomen zou hebben en roept op tot een beeldenstorm om de witheid te vernietigen. De twee steunpilaren van het kapitalisme, het patriarchaat en de witheid, moeten met de grond gelijk gemaakt worden. Alles moet tegen de vlakte. Dan kan ‘het nieuwe geboren worden en krijgen de monsters dit keer geen kans’. Maar waarschuwde Friedrich Nietzsche in Voorbij goed en kwaad (1886) al niet dat ‘wie met monsters vecht, moet oppassen zelf geen monster te worden’?
Gie van den Berghe
Rachida Aziz, Niemand zal hier slapen vannacht, Berchem, EPO, 2017, 263 p. / ISBN 9789462671003
De Reactor 2018
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier