Portret van koppigaard Michiel Hendryckx
Guido Lauwaert is lyrisch over de ondertussen al zevende druk van ‘Twee ezels’ van fotograaf Michiel Hendryckx.
Michiel Hendryckx, Twee ezels – Manteau/Standaard Uitgeverij – ISBN 978-90-223-2520-9 – 16,95 euro –
Voor de zesde maal werd ‘Twee ezels’ herdrukt, het jongensboek van Michiel Hendryckx (°1951). Het boek zit dus aan zijn zevende druk. Michiel is fotograaf, journalist, auteur, wereldreiziger, historicus, macho, charmeur, decorateur en heeft tijd voor wie in geestelijke ademnood verkeert. Met duivels plezier slingert hij de gesprekspartner zijn mening over wat hij weet of vermoedt in het gezicht. Samengevat zou je kunnen zeggen dat hij een observator is met drie ogen en geen blad voor de mond. Hij relativeert alles en iedereen tot op het bot, inclusief zichzelf. Al is hij de helft van zijn leven uithuizig, zijn huis heeft hij volgestopt met memorabilia, zodat het uithuizige binnenshuis is en wanneer hij ver van huis is toch een thuisgevoel heeft. Het maakt dat hij kan terugvallen op zijn eigen troost, de momenten van vertwijfeling, zoals ieder van ons wel eens overvalt.
Dat hij een eeuwige optimist is, kan verondersteld worden voor wie hem kent van nabij of van op afstand. De waarheid is dat hij een harnas rond zich heeft gebouwd. Dit ter vrijwaring van zijn vrijheid van interpretatie. Het klinkt misschien raar in de oren, maar de zondagochtend zilverwerk poetsen maakt deel uit van dat harnas. Zilver weerspiegelt scherper dan goud de gelaatstrekken en onder het poetsen worden meningen gefreesd en gevijld. Michiel heeft een socratische windmolen ontworpen. Het enige jaarlijkse onderhoud is een boek schrijven, gevuld met letters of foto’s liefst zonder verder commentaar. Literatuur en fotografie zijn minnaars, living apart together.
In zijn vorig jaar verschenen fotoboek uit eigen archief, ‘Dolen’, verschenen bij Lannoo, is het commentaar bij de foto’s achteraan in het boek gezet. De titelpagina staat ook niet vooraan, maar duikt plots op, na ruim vijftien foto’s. Een bewuste keuze. De kijker moet overtuigd worden via de foto’s, alvorens geconfronteerd te worden met maker, titel, en, het belangrijkst van al, de ondertitel. Dan volgen nog enkele foto’s, alvorens het voorwoord opduikt. Stoemmelings weg. En toch indringend. Hendryckx is een koppigaard. Uit liefde voor de kunst. Daarom dat niet zomaar eender wie de boekverzorging van zijn uitgaven in handen krijgt. Die persoon moet een gildemeester zijn, iemand die niet alleen zijn vak tot in toppen van zijn vingers beheerst maar ook oog en oor heeft voor zijn opdrachtgever.
De zevende druk van ‘Twee ezels’ komt er op vraag van de uitgever. Het was een bestseller en het is een longseller. Ook de jeugd kan zich blijkbaar vinden in de ondertitel, een jongensboek. Wat het in wezen niet is. Realistisch gezien wel, maar het realisme is er slechts om de filosofische evolutie gestalte te geven. Hier is een man aan het woord die overtuigd is van zijn talenten. Stemt juist dat niet tot nadenken? Kunde geeft niet het recht om hoog van de toren te blazen, maar heeft de plicht de fundamenten te versterken. Ter vrijwaring van vroegtijdig verval. De ondertitel benadrukt daarenboven een fundamentele karaktertrek van Michiel Hendryckx, het eeuwig jong blijven. Niet lichamelijk – hij is zich bewust van de op- en ondergang van de hardware – maar geestelijk. Wie dat niet doet kweekt een uitdeinend smaldenken dat tot discriminatie en vereenzaming leidt.
De multiplex van zijn persoonlijkheid ligt aan de basis van ‘Twee ezels’. Wat hij dacht te weten als volmaakt afgerond, moest getoetst. Het vervoermiddel, een ezel, was een doordachte keuze. Paard en ruiter verstaan elkaar, kort na de kennismaking. Een verstandshuwelijk. Een ezel daarentegen is koppig vanuit zijn instinct. Hendryckx wilde net als de ezel zijn kennis onderwerpen aan instinctmatige reacties. Daarom dat de reis ook niet uitgestippeld was en de bestemming, de Olympos zien, wel het oorspronkelijke maar niet het einddoel was. Hendryckx heeft geen reisweg uitgestippeld langs wegen, maar rechte lijnen getrokken. In de voorbereidingsfase was hij zich al bewust dat het geen bedevaart, geen vlucht vooruit zou worden. De toekomst uitstippelen is een vernedering van het verleden.
Dat de ezel een ezel is, is een misvatting. De aandachtige lezer heeft dat al begrepen door de promoteksten en recensies. Hendryckx is de grootste ezel. In de figuurlijke zin van het woord. De kleinste daarentegen is een muilezel. Of om het met de woorden van Michiel Hendryckx te zeggen: ‘Zijn moeder is een ezelin en zijn vader een paard, bij muildieren is dat net andersom.’ Het feit dat het lastdier geen echt muildier is, is een fundamenteel onderdeel van het succes van dit boek. Het dier is net als de mens, een passioneel komisch drama. Voeg beide samen en er ontstaat een dwang op overleving, van zichzelf, maar ook van de ander. De lezer voelt dat niet alleen de mens bezorgd is om het dier, maar het dier al evenzeer voor de mens.
Dat de ezel, niet de reiziger maar de koets, Odin heet is niet toevallig. De naam slaat uiteraard op de hoofdgod van de Noormannen, maar voor Michiel Hendryckx is Odin de verzamelnaam voor de kunsten. Zonder kunst geen leven die naam waard. De mens bestaat bij de gratie van de kunst. Al is onze cultuur vervuild en versleten, toch heeft onze cultuur – en een deel van de natuur – haar bestaan uiteindelijk aan de kunst te danken. Daar wilde Hendryckx met zijn reis over nadenken. Daarom was de reis belangrijker dan het doel. Hij keerde terug in zijn eigen geestelijke zolderkamer, niet om op te ruimen, maar om plaats te maken voor nieuw vastgoed. Een andere ordening was noodzakelijk.
Al even belangrijk om het succes van ‘Twee ezels’ te verklaren is de kennis van zijn basis. Hij vormt een driehoek: De Panne, zijn moeder en Gent. In de badstad had zijn moeder een hotel. Wie een hotel in de aders heeft, is ongeneeslijk verslaafd aan reizen. Ondanks het feit dat het een seizoenshotel was, werd hij al op jonge leeftijd op internaat gezet. Aanvankelijk ervoer Hendryckx dat als een verbanning door een moeder zonder moedergevoel, tot hij begreep dat zij hem al op jonge leeftijd bewust het nest uitstootte. Je kan niet jong genoeg op eigen benen staan. Het moedergevoel was er wel, en niet zo’n klein beetje. Immer bezorgd, maar opzettelijk, er wel voor oplettend dat bezorgdheid geen bemoeienis werd. Gent, tenslotte, was de beste keuze. Van de moeder. Gent is een stad waarvan zelfs de echte Gentenaars reizigers zijn. Ze komen graag buiten, al is het maar om de hoek om te gaan. De Oost-Vlaamse hoofdstad heeft een open mind. Wie er woont gaat er weg om weer thuis te kunnen komen. Michiel Hendryckx is daar het schoolvoorbeeld van. Voor hem is zijn huis een kompas en de kleedkamer van de reiziger. De tuin van zijn huis ligt niet aan de achterzijde, maar aan de voorzijde. Hij is de wereld met de aarde onder zijn voeten en de hemel in zijn blik.
Guido Lauwaert
Non Fictie
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier