Review | Boeken

Patrick Conrads ‘Moço’: de allernieuwste versie van de zombiethriller

Terwijl de auteur zich verstopt in het duister op het achterflap, prijkt de vader van Conrad als jonge kleuter op de cover. © GF
Lukas De Vos
Lukas De Vos Europakenner

Lukas De Vos is vol lof over ‘Moço’, de nieuwe thriller van Patrick Conrad, die zijn reputatie van bazuindrager van het duister weer alle eer aandoet.

Patrick Conrad is de grootmeester van de spleen, het “lekker droevig” zijn, en eigenlijk niet weten waarom. Het is niet de spleen van de laat-romantici. Het is de verscheurdheid van de postmoderne mens. Die is verteerd door onvervulde en onvervulbare verlangens. Daar begint het tobben, het onstelpbaar heimwee. De postmoderne mens, in de ogen van thrillerschrijver Patrick Conrad, is de authentieke mens, die balanceert op de afgrond van verrukking en verschrikking. Het prototype van die mens is de illusieloze, troosteloze tooghanger. Daarom is Patrick Conrad de heraut van de nacht.

Bazuindrager van het duister

'Walker', de vorige thriller van Patrick Conrad.
‘Walker’, de vorige thriller van Patrick Conrad.

Antwerpen had al een nachtburgemeester, Vitalsky. Antwerpen had al een nachtraaf, wijlen Jean-Pierre Berckmans. Maar springlevend is de bazuindrager van het duister: Patrick Conrad. In zijn vorig boek, Walker, liet Conrad een stoet randdebielen in een Grieks café opdraven, die het meest eerlijke deel van de bevolking uitmaken. Zij hadden immers niks te verliezen, behalve hun leugens en hun onderlinge solidariteit. In zijn nieuwste thriller, Moço. Een Maand uit het Leven van Harry Kramer, heeft Conrad de aandikking, de burleske, ingeruild voor een veel somberder laag: de onfrisse geheimen die ieder in zich draagt.

De randdebielen hebben plaatsgemaakt voor de gemaskerde nijdassen. Achter schmink en mythevorming, achter façades en poses, verbergen zich perverse, hatelijke, kille egoïsten. De stoet van Brueghel heeft plaatsgemaakt voor Ensor en zijn dodelijke ironie. Daarom staat een doorgewinterd hoofdkommissaris als Bob Nols nog altijd met zijn mond vol tanden (en liefst ook met een hotdog) als hij bij alweer een nieuwe ondervraging “opnieuw verwonderd was wat de huizen achter hun deftige gevels en de mensen achter hun fatsoenlijke maskers verborgen, wat voor stinkende vunzigheid men soms ontdekte wanneer men het vernis aan de oppervlakte wegschraapte”.

Macabere foto’s

Dat vernis is maar een tere, kwetsbare opperlaag, zoals de emulsie van een film. Daarom heeft Patrick Conrad allesbehalve toevallig een fotograaf als zijn hoofdpersoon gekozen. Hij krijgt de naam Harry Kramer, homoniem van de beroemde radio- en tv-presentator bij CBS, die bijna een kwarteeuw de stem was van de mystery soap opera “The Edge of Night”, een nauwelijks verhulde Rorschachdubbel van Perry Mason. Kramer werkt voor het sensatieblad Shock en is gespecialiseerd in foto’s van omgekomen beroemdheden. Door zijn goeie macabere konnekties in de grauwe wereld van de kleine kriminaliteit, van de ritselaars en de afkoopbare politie, slaagt hij er vaak in sneller dan gerechtsfotografen beelden te schieten en door te verkopen aan de volstrekt amorele hoofdredacteur Demeester. Hij doubleert eigenlijk de werkwijze van Arthur Fellig, de New Yorkse fotograaf die op soortgelijke wijze, als heimelijke vertrouweling van de politie, de stad, en vooral de onderlaag van de stad, in zwart en wit vastlegde, zoals zijn eerste fotoboek uit 1945, Naked City, al toonde. Net als Weegee, de bijnaam van Fellig, is ook Kramer in zijn diepste binnenste een rasechte kunstenaar.

Hij werkt dan ook aan een fotoproject, dat een verloren, bevreemdend leven wil samenvatten, dat van de bedelaar Moço, die in het park kampeert tegenover de flat van de verarmde, hardvochtige moeder van Kramer. Tot Moço plots verdwijnt. In het millenniumjaar moest de wereld vergaan. Of toch imploderen met de bug. De wereld vergaat niet, maar een wereld doet dat wel. Op nieuwjaarsnacht van het jaar 2000 gaat Kramer weer een scoop skoren, zijn eerste dode van het nieuwe jaar. Dat blijkt zijn eigen moeder te zijn, die uit het raam is gekieperd.

Niets is wat het lijkt

Meteen zijn de lijnen getrokken van een bevreemdend spel met verrassende wendingen. Niemand is wie hij of zij voorgeeft te zijn. Niets is wat het lijkt. Kramer wordt plots geconfronteerd met zijn onverklaard verleden, en doet de ene lugubere na de andere verbijsterende ontdekking. Is zijn vader wel zijn vader ? Wat heeft Caritas Catholica te maken met de dood van zus Mimi ? Waarom gedragen vrouwen zich als basilisken die mannen doen verstenen en die ze uitzuigen ? Wie is de “Beer”, wie is de “Salamander” ? Welke rol speelt huishoudster Fatima in het drama ? Waarom hebben zowel Maria als de Salamander stukgehamerde knieën ? En vooral: waarom voelt Kramer niets bij het zien van zijn dode moeder ? “Wat hem het meest verwondert, is dat hij niet reageert, niet de minste ontreddering toont, geen zweem van trietsheid of medelijden voelt opkomen, zelfs geen berouw of schuldgevoelens heeft”.

'Moço', de nieuwste thriller van Patrick Conrad.
‘Moço’, de nieuwste thriller van Patrick Conrad.© GF

Daar ontdek je het genie van Patrick Conrad. De fotograaf leeft beroepshalve in de tegenwereld, de donkere, tweedimensionele spiegelwereld. Hij kan alleen de verborgen, zwarte dimensie uit de mens bovenhalen, hij graaft onherroepelijk in de marginale wereld waarin hij funktioneert, en dus in de krochten van het menselijk gedrag. Een fraai beeld levert dat niet op, fraaie foto’s wel. Van verweerde gezichten, verslenste ex-moordgrieten, getekende dompelaars, gestolde doden. Fotografie is het zwarte gat van de illusies waarmee wij de wereld hoog houden. Fotografie is ongenadig. Fotografie is de scherprechter van alle smeerlapperij die het dagelijks leven regeert.

Leve de saudade

Daar tegenover is maar één overlevingshouding mogelijk: die van de saudade. Saudade is een onvertaalbaar Portugees woord. Het stamt van de grote dichter Camões, en vat eigenlijk diepe, maar vaak zelf gezochte melancholie samen. Het gevoel van onpeilbare liefde als er verwijdering van de geliefde is. De schimmige Moço uit het boek ontleent zijn naam net aan de Braziliaanse variant, de niet-persoon die een kelner is. De korte derde afdeling van deze roman is naar hem genoemd en onthult tot zwetens toe verborgen gehouden ontsporingen. Want de antihelden van Conrad zijn een gevoelsarme fotograaf, een hardnekkige bedelaar, een ontaarde moeder, een kwezelige zus, een verdwenen halfbroer, een wraakgierige Marokkaan, en vooral, het verlopen volkje van café Atlas op de hoek van de Ernest Van Dijckkaai.

Daar wordt alleen ’s nachts echt geleefd. Dan ontwaken de kobolden zoals Kramers informant, de Indiër Rajoe die nepbloemen verkoopt en lijkt op de dwerg van Fellig, de stripteaseuses als vriendin Adiouna, de travesties, de gigolo’s, de heksen die hun achterklap uitbraken en de gezusters Loveling worden genoemd. In de nacht zijn gezichten de bonkige, ruwe trekken van Permeke – Permekes schilderijen spelen overigens een belangrijke rol in Moço. In de nacht spiegelt de neonreclame zich in het rioolwater, Mickey Spillane waardig. Aan de Atlas is de blauwe steen langs de Schelde de biechtstoel. De Atlas is helaas verdwenen intussen, maar het verhaal speelt zich dan ook af eind jaren negentig, en in januari 2000.

Leve Oud-Antwerpen

Van de twee andere afdelingen is de eerste gewijd aan Maria, de moeder van Kramer, die wellicht beter Maria Magdalena had geheten. De tweede aan de wonderlijke figuur Alfred, van wie amper iets geweten is. Maar ook nu weer: verwijdering, ontvluchting, ze slagen er niet in de band te breken met de eigen obsessies. Moordenaars, maar ook manhaftigen of melancholiekers, keren altijd terug naar hun honkvaste plek. Voor Conrad is dat Oud-Antwerpen. De Kammenstraat. Het De Coninckplein. De Zwarte Panter.

De grote kracht van Moço ligt in de strakke zelfbeheersing van Conrad. Hij laat voortdurend verschillende lagen versmelten, zonder pedant te worden, of in grand guignol te vervallen. Ik noem een paar opwindende insteken. De uitzichtloosheid van de morele fabel. De filmische symboliek. De grammaticale kunstgrepen. De verhulling als techniek.

Uitzichtloze fabel

De morele fabel. Wie de moeite doet om zich onder te dompelen in de eeuwwisselingsperiode kan vanaf de eerste bladzijde vermoeden welke verontrustende aberraties zich gaan aandienen. We zijn amper 12 lijnen ver, of Kramer ontwikkelt een foto op muziek van de Goo Goo Dolls, Slide. Ik heb er de lyrics op nageslagen, en wat lees ik:

Don’t you love the life you killed ?

The priest is on the phone

Your father hit the wall

Your ma disowned you

Just slide into my room

oh, we’ll run away, run away, run away

Weglopen haalt uiteraard niets uit, voor geen enkele personage. Zelfs niet bij anatoom-patoloog Sax, die alleen tot innerlijke vrede kan komen als hij in afzondering de saksofoon kan bespelen. Van de weeromstuit verkilt het hart, en neemt het negatief over. Met voorspelbare uitkomst. De banaliteit van de wraak, zo banaal als die in de film The Ballad of Tam Lin van Roddy MacDowall (1970), ook bekend als The Devil’s Widow, met Ava Gardner als de wreekster in een adaptatie van een brute Schotse ballade. De doelloosheid van glitter en bezit. Daarom houdt Harry Kramer niks bij. Schrijft Conrad: “Harry was een man van de leegte”.

Symboliek

Filmische symboliek. Conrad zou Conrad niet zijn, als hij zijn eigen artistieke leefwereld niet zou eren en onteren. Geregeld komt de klassieker met Humphrey Bogart, Casablanca, om de hoek kijken. Een veilinghuis in Berchem is ondergebracht in de vroegere buurtbioskoop Scala – hoewel ikzelf alleen weet heb van een Scala in de Carnotstraat, en de Corso in de Tweelingenstraat waar nu het kultureel centrum is gevestigd. De mooiste hommage vind ik in de parodie die Conrad maakt van Patrick Le Bons baanbrekende misdaadfilm Zaman uit 1983. Daarin rukt de politie met grote middelen uit van de Oudaan naar de Kaai, maar die rit duurt bijna een halve provincie lang. Zo laat Conrad nu zijn Kramer aan diezelfde Oudaan de auto nemen om aan de Atlas te geraken (waar je amper kunt parkeren, en je zonder probleem langs de Vrijdagmarkt sneller te voet aankomt).

Grammatica en verhulling

De grammatica, mogen we niet vergeten, want ze is de grondstof van de literatuur. Het is opvallend hoe Conrad bij effectieve acties onmiddellijk overschakelt naar de onvoltooid tegenwoordige tijd, het afstandelijke verhaal verloopt helemaal in de verleden tijd. En Conrad is karig met aparte standpuntsprongen: amper enkele brieven, en twee droomscenes geven pit aan de uitloging van de innerlijke gesteldheid van de personages.

De verhulling zit vooral in de schuivende identiteiten. Het ontcijferen van foto’s, van videobeelden, van dokumenten, brengt de lezer om de haverklap in verwarring, je hinkt van de ene interpretatie naar de andere raadseloplossing. De enigmatische figuur Moço mag terecht de ultieme aandacht naar zich toetrekken. Zijn identiteit en lot moet u zelf ontdekken. Moço is minder het epos van wraakneming geworden, dan een pittige variatie op een calypsohit uit 1964. Toen zong Shawn Elliott een ballade over overspel, incest en ontrouw, Shame and Scandal in the Family. Patrick is uiteraard allesbehalve een filmheidene. Hij weet dat alweer een film de bron is: het lied werd door Sir Lancelot gezongen in I Walked with a Zombie in 1943.

Geen verlossing

Vraag is uiteindelijk of Patrick Conrad de nieuwste versie van de zombiethriller heeft bedacht. Mensen zonder ziel, alleen nog bloeddorstig verlangen. Mensen met versteende, uitgeholde gevoelens. De nulgraad van innerlijke verwoestijning. Dat mag alleen eindigen op een litanie, een mantra dat “het leven waanzinnig, wonderlijk en onrechtvaardig is”. Conrad is erin geslaagd een cynische, eenkennige regendans van de uitzichtloze nieuwe (en oude) eeuw te componeren. Er is geen verlossing. Hooguit aanvaardbare verdoemenis.

Patrick Conrad, Moço. Antwerpen, Vrijdag 2015, 303 blz.

Lukas De Vos

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content