‘Nobelprijs literatuur: waarom ik donderdag in volle spanning naar een enorme houten deur kijk’
De aankondiging van ‘s werelds bekendste literaire onderscheiding is verschrikkelijke televisie, en toch is het zó verslavend.
Het is een ritueel waar ik me stiekem voor schaam. Elk jaar kijk ik op een donderdagmiddag in oktober naar een livestream van een enorme houten deur in Stockholm. Even over één uur zal die deur opengaan. Een lid van de Zweedse Academie zal een naam aankondigen, een vage motivering mompelen, en zich vervolgens weer terugtrekken.
De jaarlijkse aankondiging van de Nobelprijs voor de Literatuur komt nog het dichtste bij een orakelbezoek uit oudere tijden. Zoals reizigers in het oude Delphi een cryptische boodschap in hexameters te horen krijgen, zo kunnen wij slechts aanvaarden wat de man – het is bijna altijd een man – voor de deur ons te zeggen heeft. Als in een religieuze seance onderwerpen wij ons aan de ondoorgrondelijke wijsheid van de Zweedse Academie.
De kans is groot dat u, ik, en mogelijk heel wat lezers te lande zich vervolgens collectief in de haren zullen krabben. De kans dat de man of vrouw die zonet de meest prestigieuze literaire onderscheiding een volslagen onbekende is, is niet gering. Tot 2021 had ik perfect kunnen geloven dat Abdulrazak Gurnah de naam is van een afhaalmaaltijd. Soms voel ik een vorm van ontroering, die ik evenwel snel onderdruk. Maar meestal krab ik mij, zoals eerder gezegd, in het haar.
Transparantie en dictators
Het is aandoenlijk dat de Zweedse Academie dezer dagen probeert om een beetje transparantie te scheppen over hoe de literatuurprijs wordt toegekend. Volgens Ellen Mattson, een Zweedse schrijfster die mee beslist over wie de uiteindelijke Nobelprijs voor de Literatuur krijgt, primeert ‘literaire kwaliteit’ als criterium. Dat valt natuurlijk onmogelijk te definiëren, geeft ze zelf toe op de website van de Nobelprijs, waarna ze het heeft over ‘een goddelijke vonk’, ‘een stem die ik hoor’ en ‘iets waarmee je geboren wordt’. Het valt niet uit te sluiten dat, net zoals bij het orakel van Delphi, bedwelmende dampen ook nog steeds een rol spelen.
Voor gewone stervelingen zoals ondergetekende zijn die keuzes inderdaad soms bizar. Laureaten als Odysseas Elytis (1979) of Jaroslav Seifert (1984) waren buiten hun eigen landsgrenzen nauwelijks bekend. De mooiste illustratie van de kennelijke onfeilbaarheid van de Zweedse Academies was die van 1974, toen de prijs werd toegekend aan Harry Martinson en Eyvind Johnson. Die twee illustere Zweedse schrijvers hadden het onmiskenbare concurrentiële voordeel om deel uit te maken van de Zweedse Academie. Dat de Academie dat jaar toch besliste dat ze niemand beter konden vinden dan twee van de eigen juryleden getuigt van het soort zelfvertrouwen waarvan de meeste instellingen slechts kunnen dromen.
In 1974 werd de prijs toegekend aan… twee juryleden van de Zweedse Academie.
Bovendien kijkt het Comité, aldus Mattson, niet naar persoonlijkheden. Het persoonlijke leven van de auteur is ‘totaal irrelevant’, aldus Mattson. ‘Literaire verdienste is het enige wat telt.’
Dat de persoonlijke levensloop van een laureaat niet ter zake doet, mag gerust een understatement heten. Menig Nobelprijswinnend auteur heeft een stevig vlekje. In sommige gevallen: meer vlek dan doek. Knut Hamsun (1920) zou 25 jaar na zijn prijs een grafrede voor Adolf Hitler schrijven. Günter Grass (1999) zou later toegeven dat hij lid was van de Waffen-SS. Camilo José Cela (1989) spioneerde voor Francisco Franco en schnabbelde voor de Venezolaanse dictator Marcos Pérez Jiménez. Harold Pinter (2005) én Peter Handke (2019) adoreerden de Joegoslavische dictator Slobodan Milosevic – Handke sprak zelfs een lofrede uit op diens begrafenis.
J.K. Rowling
Nu zijn er natuurlijk momenten waarop zelfs de meest doorgewinterde liefhebbers van de massieve houten deur zijn gaan twijfelen. Er was het misplaatste idee om de Nobelprijs in 2016 toe te kennen aan de sikkeneurige songwriter Bob Dylan. In 2018 werd geen Nobelprijs uitgereikt door een schandaal over seksueel grensoverschrijdend gedrag. De lijst van buitengewone auteurs die de Nobelprijs nooit wonnen, is ondertussen langer dan de lijst van schrijvers die hem wel wonnen.
Bij de bookmakers – ja, gokkantoren houden zich bezig met het identificeren van de voornaamste kanshebbers – krijgen de Chinese avant-gardeschrijfster Can Xue en de Australiër Gerald Murnane hoge noteringen. Ook Haruki Murakami, Alexis Wright, Margaret Atwood en Ngugi Wa Thiong’o worden genoemd. Met enige zin voor ironie heeft het bekende wedkantoor Ladbrokes ook J.K. Rowling opgenomen. De auteur van de Harry Potter-boeken, die vandaag vooral homerische online discussies voert over transgenders, sluit de rij der kanshebbers.
Het wordt eens te meer een confrontatie met mezelf. Even over enen zal ik mezelf ongetwijfeld opnieuw verfoeien. Had ik die Eritrese dichter maar gelezen toen ik de kans had. Had ik het verzameld werk van die IJslandse skald maar gekocht toen het nog voor vijf euro bij de ramsj te krijgen was. Had ik maar iets beter opgelet in de colleges Latijns-Amerikaanse literatuur. En, te vrezen: waarom heeft László Krasznahorkai nog steeds geen Nobelprijs gewonnen?
En toch zit ik morgen, even voor de klok van één uur, opnieuw voor het scherm, in volle spanning naar de massieve houten deur te kijken. Ik zal de woorden van de Academie aanhoren, ze aanvaarden als wijsheid, en deemoedig het hoofd buigen. En ik zal bedenken, zoals elk jaar: wat zou die houten deur prachtig staan naast mijn boekenkast.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier