Nieuwe Belgica-reeks gewikt en gewogen

De ‘Belgica’-reeks wil lang vergeten Franstalige Belgische auteurs opnieuw onder de aandacht brengen en laat tegelijk de jongste Vlaamse literaire lichting aan het woord.

Ooit was de Franstalige ‘Vlaamse’ literatuur wereldberoemd: Gentenaar Maurice Maeterlinck – en niet Hugo Claus – is nog steeds de enige Belgische Nobelprijswinnaar Literatuur. Maar ook Georges Rodenbach (Bruges la morte), Emile Verhaeren (zijn poëzie), Michel de Ghelderode (zijn theater) en Franz Hellens (zijn memoires) waren tot ver in Europa bekend. De Amsterdamse Stichting Voetnoot die al opvallend mooie pocketreeksen uitbrengt over de Franse literatuur (Perlouses) en de Tsjechische (Moldaviet) vroeg verleden jaar aan Dirk Leyman, literatuurcriticus bij De Morgen en vooral bekend als Papieren Man (naar zijn gelijknamige onvolprezen literaire blog) om zijn schouders te zetten onder een reeks met Belgische pareltjes. Belgica, zoals deze serie toepasselijk heet, heeft net zijn tweede drieling geworpen: een essay van Erwin Mortier over Franz Hellens inclusief een kortverhaal van Hellens zelf, kortverhalen van Paul Willems en een verhaal van Jan Van Loy. Een half jaar geleden debuteerde de reeks met een literaire zelfverdediging van Yves Petry, grotesken van Paul Van Ostaijen en een verhaal van Stefan Hertmans.

Wat opvalt, is natuurlijk de Belgische teneur van de serie waarbij de helft van de zes uitgebrachte boekjes iemand uit de Franstalige Vlaamse literatuur aan het woord laat die ondertussen haast helemaal is ondergesneeuwd. Wil Leyman via deze selectie misschien het Belgique de papa doen heropleven? Leyman tegenover Knack: ‘De naam Belgica is natuurlijk een prikkelend statement, maar is ook ironisch en speels op te vatten, zeker in deze barre separatistische tijden. Afkomstig van de taalgrens heb ik me altijd een citoyen de la frontière gevoeld. En de tweeslachtigheid van nogal wat Franstalig Belgische auteurs heeft me steeds geboeid.’ Leyman verwijst naar de schrijverspositie van Mortier die in zijn essay over Hellens niet alleen toelicht wat hem boeit in het oeuvre van deze Franstalige Gentenaar maar die hier eveneens een ondubbelzinnige inkijk geeft in zijn eigen schrijverscredo. Leyman: ‘Ik kan Erwin Mortier volgen als hij stelt hoe belangrijk het is zich af te vragen hoe de Vlaamse literatuur de doorwerking van die Franstalig Belgische literatuur heeft verteerd. En hoe gaan we om met die nabije Franstalige literaire leefwereld? Gooien we dat verleden niet overboord? Zeker nu is dat een pregnant vraagstuk.’

Over naar Mortier zelf en zijn bijzonder leerrijk essay over de gelijkgestemde kunstenaarsziel Hellens (1891-1972) , die net als Mortier uit het Gentse afkomstig was. Mortier breekt een lans voor de ‘linguïstistische barnsteen’ in het werk van Hellens en vele andere ondertussen vergeten Frans schrijvende Vlamingen. Als je hun boeken leest, zo Mortier in zijn inleiding – en dat deed hij naar eigen zeggen vooral terwijl hij aan zijn Godenslaap bezig was – waan je je in ‘in een oude mijn-schacht, of alleszins in de donkerste kamers van onze literaire memorie’: ‘Door de veronacht¬zaming van de vaak schitterende en altijd intri¬gerende oeuvres van zijn Franstalige burgerij heeft Vlaanderen ook een groot deel van zijn geheugen en de verbeelding van onze eigen Belle Époque gewist.’

Tot zover dus de inzet van Mortier én van deze Belgica-reeks: het geheugen van de Vlaamse literatuur met zijn vele onderaardse gangen adequaat in kaart brengen, ontsluiten én productief maken voor het eigen literaire werk, zoals Mortier dat deed. Diens Godenslaap, een oorlogsroman die zich onderdompelde in de vergane Belgische glorie, baadde in de langoureuze sfeer die ook menige Franstalige Belgische auteur zo lief was. Mortier onderstreept dat zijn poging tot rehabilitatie van deze Franstalige Belgische literaire traditie een hedendaagse angeltje heeft. Mortier: ‘De Vlaamse ontvoogding heeft de neiging tot afzondering (…) niet bepaald afgezwakt.’ Wie de al verschenen verhalen van deze Franstalige bourgeoise auteurs in de Belgica-reeks leest, moet hem in eerste instantie gelijk geven. Tussen de straat en de tuin, een literair herinnering van Hellens aan de manier waarop hij in Gent de literatuur en het schrijven ontdekte, is een subtiele momentopname van het artistieke ontwaken van een schrijver. Ook de verhalen uit De nevelkathedraal van de Franstalige Antwerpenaar Paul Willems (1912-1997) in het vijfde deel mogen er zijn. De drieling die Leyman voor het voorjaar nu al aankondigt met onder andere werk van de totaal onbekende Bernard Quiriny maakt nieuwsgierig. Komt er bij dat Leyman als serieredacteur er goed aan gedaan heeft om enkele vergeten schatten uit het ondergrondse geheugen van de Vlaamse literatuur te versnijden met nieuw, kort werk van de huidige Vlaamse jonge generatie schrijvers, zoals van Yves Petry, Jan Van Loy en volgend voorjaar ook Bart Koubaa. De Dertigers, zoals deze neomodernisten in Knack vijf jaar geleden werden binnengehaald, maken ondertussen het mooie weer. Het is frappant hoe hun impressionistische stemmingskunst via Paul Van Ostijaen en Maurice Gillilams een trait d’union vindt in het gesofisticeerde proza van Franstalige pioniers.

Alleen moet Mortier oppassen dat hij de klok niet wil gaan terugdraaien. In hetzelfde voorwoord over Hellens legt hij loepzuiver uit wat de literaire kracht van dit ‘in het Frans verklankt Vlaanderen’ uitmaakt, met dank aan de Parijse literatuurkritiek: ‘Iets van de Vlaamse gebondenheid aan de aarde bleef er in, iets van de boer die immer onder een hemel van gotische brandglasramen de grond met ploegvoren betekent.’ En Mortier voegt er in het licht van zijn Godenslaap terecht aan toe: ‘Andere voren, de diepe en bloederige van de ‘Groote Oorlog’, hebben dit mythische beeld inmiddels danig doen verbleken.’ Waarom Mortier dan plots een slag om de arm neemt en noteert dat de zo door Henri Pirenne, kardinaal Mercier en deze Franstalige literaire auteurs bekritiseerde vernederlandsing van het Vlaamse literair-intellectuele leven ‘waarschijnlijk’ een onvermijdelijke evolutie was, is minder evident: ‘Waarschijnlijk was de vernederlandsing van de academische we¬reld, diep betreurd door mensen als Pirenne, een onvermijdelijke evolutie om de hegemonie van het Frans te doorbreken. Tegelijk zou het van volwassenheid getuigen als we er stilaan in slaagden onder ogen te zien dat Vlaanderen, en bij uitbreiding heel België, voor deze ont¬wikkelingen ook een prijs heeft moet betalen. ‘ Het lijkt wel alsof Mortier plots zelf vraagtekens plaatst bij de ontvoogding van de Vlaamse literatuur die hij elders nochtans als legitiem becommentarieert. Hoe tweeslachtig kan je zijn?


Frank Hellemans

Yves Petry, Mijn leven als foetus, Stichting Voetnoot, Amsterdam, 48 blz., 7 euro ISBN 978-90-780-6856-3

Paul Van Ostaijen, Vijf grotesken, Stichting Voetnoot, Amsterdam, 150 blz., 9 euro ISBN 978-90-780-6857-0

Stefan Hertmans, Je portret, Stichting Voetnoot, Amsterdam, 64 blz., 8 euro ISBN 978-90-780- 6858-7

Erwin Mortier, Een ontsnappingskunstenaar, Voetnoot, Amsterdam, 64 blz., 8 euro ISBN 978-90-780-6867-9

Paul Willems, De nevelkathedraal, 96 blz., 9 euro ,Stichting Voetnoot, Amsterdam, ISBN 978-90- 780- 6868-6

Jan Van Loy, Weltschermz voor dummies, Stichting Voetnoot, Amsterdam, 48 blz., 7 euro ISBN 978-90-780-6869-3

Partner Content