Mieke Maaike’s obscene jeugd: koesterde Louis Paul Boon pedofiele gedachten?
Literair meesterwerk of kinderporno? Met de heruitgave van Mieke Maaike’s obscene jeugd laait de discussie weer op: was Louis Paul Boon een ‘viezentist’? Ilja Leonard Pfeijffer gooit olie op het vuur, Boon-biograaf Kris Humbeeck haalt de brandblusser boven.
Samen met Turks Fruit van Jan Wolkers moet Mieke Maaike’s obscene jeugd zowat de populairste erotische titel uit de Nederlandstalige letterkunde zijn. Boons pornografische novelle over een nymfomane die in haar tienerjaren tot seksuele wasdom komt, voor het eerst verschenen in 1972, is ondertussen aan zijn drieëntwintigste druk toe en zal ongetwijfeld opnieuw zijn weg vinden naar menig nachtkastje.
Nieuw aan de heruitgave die in februari bij De Arbeiderspers verschijnt is het voorwoord van Ilja Leonard Pfeijffer. Daarin prijst de Nederlandse auteur Boons literaire stijl en houdt hij, in tijden van toenemende preutsheid, een pleidooi voor de vrije meningsuiting. Dat is niet vanzelfsprekend als je bedenkt dat Mieke tijdens het merendeel van haar seksuele escapes minderjarig is – het valt nog maar te betwijfelen of een hedendaagse auteur het zou aandurven om een tienjarig meisje op te voeren in een orgie. Pfeijffer kan het voorts niet laten om te suggereren dat Boon wel een zwak had voor jong vlees, een suggestie die de Vlaamse Boon-kenner Kris Humbeeck, verbonden aan de Universiteit Antwerpen, minder kan smaken.
Anno 2018 zou al snel het woord “kinderporno” vallen.
U bent het niet eens met Pfeijffers interpretatie?
Kris Humbeeck: In de eerste plaats ben ik blij dat hij zijn talent aanwendt om Boon extra in de belangstelling te brengen. Met het eerste deel van zijn voorwoord ben ik het zeker eens, te meer omdat het sterk lijkt op het nawoord dat ik bij het zestiende deel van Boons Verzameld werk heb geschreven – een bronvermelding zou fijn geweest zijn. Maar halverwege gaat Pfeijffer toch uit de bocht. Uit één enkel zogenaamd feit – tijdens een bezoek van zijn uitgever Theo Sontrop zou Boon hem een erotisch filmpje hebben laten zien waarin een zeer jong meisje allerlei seksuele handelingen verrichtte – meent Pfeijffer te mogen distilleren dat Boon actief pedofiele gedachten koesterde. Die mythe is hardnekkig, en het is jammer dat hij daar zo gemakkelijk in meegaat.
Hoe je het ook draait: Mieke is wel degelijk minderjarig ten tijde van haar losbandigheden.
Humbeeck: Dat is precies wat Boon probeert aan te klagen: met Mieke Maaike houdt hij zijn tijdgenoten een spiegel voor. Hoewel hij een groot voorstander was van de moderniteit, de ontzuiling en de seksuele ontvoogding in de jaren zestig en zeventig, baarde die ‘vrijheid, blijheid’-cultus hem ook zorgen. Hij vreesde dat de bevrijding te ver was doorgeschoten én in handen was gevallen van het kapitalisme. Seks dreigde koopwaar te worden, een zoveelste product dat geconsumeerd moest worden. Lustbeleving leek in Boons ogen ook een dwangmatig trekje te krijgen: alsof de mens zich een weg terug naar het paradijs kon neuken.
Hoewel Boon natuurlijk niet terug wilde naar de repressie van de vorige eeuwen, en aanvankelijk veel sympathie opbracht voor de seksuele revolutie, was hij zich al snel bewust van de pornocratisering van de maatschappij – vanaf eind jaren zestig zou hij in essays en columns soms fel van leer trekken tegen de seksindustrie die in Nederland opkwam. Dat strookt niet meteen met het vereenvoudigde beeld dat we van hem hebben, een beeld dat Pfeijffer in zijn voorwoord nog eens ten onrechte bevestigt. Sla er de Fenomenale Feminatheek, Boons encyclopedische collectie van erotica, maar op na: van al die duizenden en duizenden prentjes zijn er geen vijftig die je als ‘pedofiel getint’ kunt bestempelen. Er zijn evenveel plaatjes te vinden van mensen die seks bedrijven met dieren: kun je dan besluiten dat Boon bestiale fantasieën had? Dat is op zijn zachtst gezegd een voortvarende conclusie. Pfeijffer had dus best iets terughoudender mogen zijn. Of hij had zijn focus meer moeten leggen op de tekst zelf, want die illustreert perfect hoe Boon via satire een beschavingsprobleem aankaartte.
Mieke is namelijk in eerste instantie een slachtoffer, een product van haar omgeving: ze komt uit een gebroken huwelijk, haar moeder is meestal uithuizig. Omdat ze aan haar lot wordt overgelaten, ontstaat er een vacuüm waarin ze grenzeloos gedrag stelt. Ze valt ten prooi aan mannen die haar ontluikende nieuwsgierigheid gretig misbruiken. Het is niet toevallig dat ze in haar opwinding luidkeels tekeergaat tegen de bourgeoisie en de kerk, en dat ze geregeld symbolen van het kapitalisme onderplast.
Wat leest als een provocerende kreet van genot, is eigenlijk een noodkreet aan het adres van de maatschappelijke structuren die haar in de steek laten. Of anders gezegd: een aanklacht tegen een cultuur die het grensverleggende streven naar erotisch genot tot een surrogaatreligie verheft, om die vervolgens als koopwaar aan te bieden.
Hoe werd in 1972 gereageerd op de publicatie van Mieke Maaike?
Humbeeck: Aanvankelijk verhinderde Boon zelf de verspreiding van het boekje in Vlaanderen. Je kon het wel bestellen via een Nederlandse boekenclub. Dat creëerde natuurlijk het aura van ‘verboden boek’, wat misschien ook wel de bedoeling was van de uitgever: dat stempel is commercieel niet oninteressant. Het kwam de verkoop ten goede.
De reacties waren divers. Conservatieve Vlamingen zagen hun oude voorstelling van Boon als vies mannetje bevestigd, maar daardoor werd de goodwill die hij in 1971 had gekweekt met de de roman Pieter Daens merkwaardig genoeg geenszins tenietgedaan. Zijn goede katholieke vriend Gaston Durnez, journalist en fictieschrijver, zag Mieke Maaike bijvoorbeeld als een tussendoortje, een verplicht nummertje om de ‘Hollandse’ uitgever te plezieren, en leek Boon zo in bescherming te willen nemen.
Aan de andere kant van het spectrum werd er positief gereageerd: zij die de culturele omwentelingen van die tijd omarmden, verwelkomden Boons schotschrift. Ze waren wel overwegend blind voor de bijtende satire die hij bedreef.
Zou het boek nu nog gepubliceerd kunnen worden?
Humbeeck: De vraag is of Boon het zélf nog zou publiceren. Hij was zich destijds terdege bewust van het risico dat hij nam met de publicatie van Mieke Maaike. In de openbare ruimte zou hij er gemakkelijk van verdacht kunnen worden dat bij pedofilie verheerlijkte, en toch was hij bereid zichzelf te incrimineren, juist omdat hij ervan overtuigd was dat het helemaal de verkeerde richting uitging met de seksuele revolutie. Dat maakt van hem een dapper schrijver, op het roekeloze af.
In het huidig tijdperk zou hij het werk waarschijnlijk in portefeuille gehouden hebben, net zoals hij de roman Eens op een mooie avond in de late jaren zestig in portefeuille hield. Dat oerboek waaruit Mieke Maaike zou groeien, eist van de lezer de nodige kennis van het werk van Markies de Sade, en kon in de praktijk alleen maar verkeerd begrepen worden. Wanbegrip kan ook Mieke Maaike nu nog te beurt vallen, als de satirische opzet van de pornografische roman niet helder wordt geschetst.
Mocht een onbekende debutant dergelijk manuscript anno 2018 aanbieden, dan acht ik het onwaarschijnlijk dat een uitgeverij zou overgaan tot publicatie, tenzij die net zou mikken op de controverse. Al snel zou het woord ‘kinderporno’ vallen, en ik ken weinig schrijvers die daarmee geassocieerd zouden willen worden.
Louis Paul Boon, Mieke Maaike’s obscene jeugd, De Arbeiderspers, 128 blz., 17,99 euro.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier