Mayday! Grethe Bøe voorspelt WO III door een stommiteit
Zelden is een actuele crisis als de huidige met de oorlog in Oekraïne zo verfijnd uitgebeend als in de thriller Mayday! van Grethe Bøe.
In het verlengde van mijn sciencefiction collectie, heb ik nog een vol schap met boeken over WO III, het ene al meer achterhaald dan het andere, het ene al meer profetisch verontrustend dan het andere. Van Sir John Hackett (De Derde Wereldoorlog: Augustus 1985, 1978 Engels, 1985 Vertaling), Ian Slater (WW III, 1990) en Ron Rosenbaum (Hoe het Einde Begint, 2010 E, 2011 NL) tot Humphrey Hawksley (The Third World War: A Terrifying Novel of Global Conflict, 2003) en Eric Harry (Arc Light, 1994 E, WW III NL), tot Shelford Bidwell (WW III, 1978 E, 1980 NL) en Ingo Piepers (De Onvermijdelijkheid van een Nieuwe Wereldoorlog, 2020), één ding hebben ze alle gemeen: het doemsgevoel. De wereld is veroordeeld zichzelf te vernietigen, het zit in onze genen. In al dat fatalistisch geweld en dystopisch-apocalyptische boeteprofetieën staat Grethe Bøes thrillerdebuut wat apart: ze heeft oog voor de innerlijke tweestrijd bij militairen die de propaganda van hun regering moeten onderschrijven maar tegelijk het bedrog herkennen waarmee ze opgevoerd worden. Bøe ontrafelt de politieke zeden van deze tijd, de onbetrouwbaarheid van de berichtgeving, de achterliggende belangen van schimmige groepen en de wapenindustrie, de politieke schijnheiligheid. En daar tegenover de integere mens, die even hopeloos aan het kortste eind zal trekken, maar zijn waardigheid behoudt. Soms ten koste van het eigen leven. Een verfilming komt eraan.
De setting is bijzonder actueel en voor Skandinaven voor de hand liggend: de ijzige vlakten en bergen in de noordoostelijke uithoek van Noorwegen bij Kirkenes, waar de grens met Rusland soms maar vijf kilometer ver ligt. De stad van een paar duizend inwoners is tweetalig, want behoorde tot 1826 tot een gedeeld district, Piselvnes. Tijdens de Koude Oorlog werd er flink wat afgebakkeleid tussen de Sovjets en de NAVO in die omstreken. Toch was er het gemeenschappelijk besef dat het Rode Leger in de winter van 1942 het nazileger bloedig had teruggeslagen en de inname van Moermansk verijdeld, en in 1944 Noorwegen had bevrijd. Daar bleven de Noren de Russen dankbaar voor. Maar toch geplet tussen beide bleven de Lappen, de Sámi, nomaden die van Finland tot Noorwegen als tweederangsburgers want als primitief en heidens werden aangezien. Grethe Bøe engageert zich onrechtstreeks voor hen, Ylva blijkt half van Sámi-afkomst te zijn, zij joikt (zingt traditionele spirituele liederen, tot 1950 als duivels verboden in Noorwegen) als de nood daar is, haar hanger met de traditionele komsekule (toverbal) zal de ontcijfering bevatten van versleutelde communicatie. Onbegrip overheerst daarentegen bij de Amerikaanse generaal Rove in deze thriller: ‘In plaats van dat de Russen een claim legden op de gebieden die ze hadden veroverd, bliezen ze elegant de aftocht en gaven het land net zo makkelijk terug aan de Noren. Wie doet er nu zoiets?’ Het vijandbeeld duldt inderdaad geen menselijke kwaliteiten. En Rove mocht dan een oorlogsheld zijn, hij had ook ‘het grootste beveiligingsbedrijf van heel Amerika opgericht’, Titans Security. Wat zijn belangen danig verschuift.
Vandaag zijn de oliebelangen in de Barendtszee en de afsmelting van het poolijs wat de noordelijke scheepsdoorvaart aanzienlijk inkort en vergemakkelijkt, de economische inzet van het onherbergzame gebied. De grenslijn is ook de enige rechtstreekse tussen het Russisch en het Westers blok. Spionage en aftasten van elkaars luchtruim nemen hand over hand toe (reden waarom de NAVO en Zweden luchttoezicht houden, ook met Belgische F-16s, op de Baltische staten, de Oostzee en de poolstreken). Daarop baseert de Noorse schrijfster haar plot.
NAVO-gevechtspiloten Ylva Nordahl en John Evans zijn uit hun koers geslagen maar voeren ook een afdreigend steekspel uit met een Russisch toestel. Opgejut door elkaar en hun controlecentra raken ze elkaar, een echt Buck Danny moment. De NAVO-straaljager stort neer op Russisch grondgebied bij Lovozero. In vogelvlucht een kleine 300 kilometer van Kirkenes. Een cruciale scène, want Russisch piloot Igor Serkin raakt verscheurd tussen het uitvoeren van zijn opdracht en het propagandistisch gebruik dat gemaakt wordt van zijn ‘heldendaad’ – zeker als hij achteraf ontdekt dat de schade aan zijn vleugel nauwgezet is weggewerkt en hij geprezen wordt voor het neerhalen van een vijand die het op een atoomcentrale had gemunt.
Cruciaal ook omdat hier de lijdensweg begint van Ylva en John, ongezien en te voet de weg terugzoeken naar de Noorse grens in een onverbiddelijke omgeving in volle sneeuwstormen, terwijl bij de crash John gewond raakt, ‘uit zijn kuit stak een zwartgeblakerd stuk metaal’. Dat zorgt voor steeds meer ongemak, verzwering, koudvuur, uitputting. Cruciaal ten slotte omdat de karakters en trauma’s van de NAVO-piloten een steeds grotere rol gaan spelen, bij Ylva als dochter van een omgebrachte vader, bij John als verwerking van zijn degradatie, van gevierd oorlogspiloot tot onbetrouwbaar element vanwege acht maanden gevangenschap en foltering door Libische ‘bondgenoten’. De vraag rijst waarom hij als instructeur het stuur overnam van Ylva’s toestel. Of waarom hij aanvallen van razernij heeft, die in het verleden voor een nu toegedekte tragedie zorgden.
In elk geval neemt de spanning meetkundig toe tussen Moskou en de NAVO, er wordt gedreigd met de inzet van kernwapens. Echo’s van de Cubacrisis, van de in 1960 afgeschoten spionagepiloot Gary Powers in zijn U2, maar ook van de oplopende afdreigingen van 1981 toen Reagan de ontwikkeling van de neutronenbom goedkeurde en van 1983 toen langs de Duitse grens Operatie Able Archer een kernoorlog simuleerde, wat Rusland bijna dwong tot het effectief afvuren van atoomraketten.
Dat idee van een ‘evil empire’ over en weer hangt dan weer samen met een constante propagandaoorlog, en het is de grote verdienste van Bøe dat zij de strijd achter de schermen fijnmazig blootlegt, en niet toegeeft aan een verkettering van één partij. Wezenlijk is dat beide regeringen een slaatje trachten te slaan uit wat voor de een provocatie is, voor de andere een schending van het internationaal recht. Maar de échte boosdoeners zijn zij die aan de touwtjes trekken, scrupuleloos, hebzuchtig, en machtsgeil. De politieke kaste wordt teruggedraaid tot wat ze in werkelijkheid is, een uitvoerend orgaan van hogere belangen. Van multinationals. Als dit manuscript tot stand kwam in 2020-2021 dan heeft Bøe meer dan alle zogenaamde deskundigen een helder inzicht van wat zich de facto afspeelt op het wereldtoneel. ‘Cui bono’, is de hamvraag die zij ononderbroken opnieuw stelt. Haar inzicht in versluiering, uitvergroting, opschroeving en radicalisering verklaart evengoed de Russische censuur en het nieuwe nationalisme als de Amerikaanse bijziendheid en vooringenomenheid. Ze steunen op nepnieuws, op uitlokking, en uit bedrog – de dupe zijn de gewone mensen (Sámi, geïndoctrineerde burgers, geëngageerden en nobelen van geest).
Er is een hoofdstuk (XXIII) dat messcherp de ontwikkelingsgang en de psychologie van opkomend leider Vladimir Poetin ontleedt, ‘opgegroeid in de schaduw van de puinhopen van de oorlog en de ontmenselijkende tirannie van de armoede. (…) De knoet die over zijn ouders ging, samen met de vernederingen van Rusland, zouden zijn roeping en zingeving worden’. Er spreekt groot mededogen uit Mayday voor de faalangst en de onverzettelijkeid van zowel Poetin als John Evans. Maar voor échte grootsheid moet je bij de eerlijke mensen zijn, die ten koste van carrière, geliefden en gezondheid, zichzelf opofferen om rücksichtlos voor het nut van ’t algemeen te werken, evengoed majoor Chodrokovskaja als Evans. Niemand is volledig wit of zwart, het zijn de uitsluitend ‘bovenbazen’ die hun privileges en absolute macht bestendigen.
Zelden is een actuele crisis als de huidige met de oorlog in Oekraïne zo verfijnd uitgebeend als in deze thriller. De beschrijvingen zijn levensecht, zoals het beeld dat Bøe schetst van het armzalige dorp Kirovsk, een vergeetput van het centraal geleide bestuur in de Sovjet-Unie, want ‘de vooruitgang had geen tijd voor fijngevoelige organische schoonheid en menselijkheid’. De sombere omgevingsschets van Tarkovski in de film Stalker stond allicht model voor de druipnatte duisternis, het onafwendbaar verval, de verdierlijking van de mens die alles ontvallen of geroofd is. Even dramatisch zijn het verlies en verdriet van wie achterblijft, Evans’ vrouw en kind, de familie van Serkin, Ylva zelf. Schrijnend is ook de bekentenis van de stervende Evans, zo kort bij de bevrijdende grens.
De drijfveer is steevast manipulatie. Of zoals Bøe het hoogste gezag karakteriseert: ‘De president was van mening dat degene die erin slaagde om de amygdalae van zijn volk naar eigen inzicht te activeren en te desactiveren, de wereld regeerde. Dat was het beste wapen van iedere leider’. Het is de rat in het nauw die de jonge Poetin naar de hals springt, het is de kat van ‘een CEO’ die zijn kat Amygdala noemt naar de amandelvormige neuronenkernen in een hersenkwab. Zij bepalen gedrag en geheugen, conditionering en gevoelsreacties, zintuiglijke informatie en affectie. Goebbels had het niet beter kunnen bedenken.
Mayday is fantapolitica van de bovenste plank. Angstaanjagender dan de bijgewerkte ‘ooggetuigenissen’ uit Oekraïne of Rusland of de VS. Bijtender dan het cynisch energie-opbod en de bewapeningslogica (Bøe neemt de tweede Golfoorlog en de betrokkenheid van Amerikaans vicepresident Dick Cheney onder Bush bij Halliburton in Irak als leidraad). Meedogenlozer en tegelijk hartbrekender dan de schimmige wereld van (contra-)spionage en Enigma-coderingen. Cynischer dan de leiders kun je niet klinken: ‘Ze hadden hun kalmte bewaard en bijgedragen aan een minnelijke afloop’. Boes aanklacht is letterlijk ijzingwekkend.
Grethe Bøe, Mayday. Amsterdam/Antwerpen, Volt 2022, 303 blz.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier