Mary Beard blijft al te vaak steken in anekdotiek in haar nieuwste boek ‘Twaalf keizers’
Waarom zijn we al een paar millennia verzot op Romeinse keizers? Mary Beard zocht het voor ons uit.
Afgezien van Jezus, Maria en een handvol heiligen is niemand zo vaak geschilderd en gebeeldhouwd als de Romeinse keizers, schrijft de vermaarde Britse classica Mary Beard, hoogleraar aan de Universiteit van Cambridge en de Royal Academy of Arts, in haar nieuwste boek. En dat terwijl we niet eens weten hoe die mannen eruitzagen. Neem bijvoorbeeld de iconische Julius Caesar, de eerste die Beard behandelt in Twaalf keizers, het dozijn waarover Suetonius in 121 ook al zijn De vita Caesarum schreef. De veldheer Caesar, die komaf maakte met de slabakkende republiek, was de eerste die zich op munten liet afbeelden en standbeelden van zichzelf liet oprichten. Een schat aan beeldmateriaal, zou je denken, maar als je alles bij elkaar legt, zijn er in feite maar twee dingen die zowat alle beelden gemeen hebben: de plooien in Caesars hals en het schamele haar dat over zijn kalende knikker gedrapeerd is.
Mary Beard slaat niet vaak genoeg de brug naar het heden.
Maar waarom wilde iedereen met wat maatschappelijke status dan zo’n keizer in huis hebben – of zelfs een wand vol keizers? Volgens Beard heeft het te maken met charisma. De keizerlijke macht straalde af op de bezitters van hun standbeelden en schilderijen. Toen Benito Mussolini in maart 1936 de afschaffing van de Italiaanse Kamer van Afgevaardigden aankondigde, deed hij dat niet toevallig aan de voet van een groot standbeeld van Julius Caesar.
Beard gaat vrij uitputtend te werk. Ze haalt voorbeelden aan uit de hele westerse kunstgeschiedenis, besteedt aandacht aan Memling, Rubens en een aantal Vlaamse wandtapijten en haalt er zelfs Anselm Kiefer en Ridley Scotts film Gladiator bij. Jammer genoeg bijt het heel wat minder dan we van Beard gewend zijn. Het is leuk om te weten dat Lourens Alma Tadema op zijn schilderij De rozen van Heliogabalus toont hoe een keizer zijn gasten in een vlaag van sarcasme versmacht onder een lading rozenblaadjes en daarmee wijst op de nauwe band tussen goeddunken en dodelijkheid, maar waar is de bredere relevantie ervan? Gaat het verder dan de interesse van de kunsthistoricus?
Twaalf keizers blijft al te vaak steken in anekdotiek en slaat niet vaak genoeg de brug naar het heden, iets wat Beard in SPQR wel deed. Wat te denken van een hedendaagse partijvoorzitter die zich, verkleed als Romein, op een koekendoos laat afbeelden? Beard heeft er geen antwoord op.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier