Marita De Sterck – De hondeneters
Met haar nieuwe roman De hondeneters slaat Marita De Sterck twee vliegen in één klap: ze graaft een vrij onbekend en bizar stuk Vlaamse oorlogsgeschiedenis op, en werkt overtuigend verder aan haar eigen literaire project.
Marita De Sterck (1955)
Doceert literatuur en antropologie aan de bibliotheekschool van Gent.
Geeft workshops verhalen schrijven aan jongeren.
Bestudeert groeirituelen, inwijdings- en volksverhalen in diverse culturen en verwerkt die in kinder- en jeugdboeken.
Werd meermaals bekroond, onder meer met de Gouden Zoen 2002 voor Wild Vlees en de Boekenleeuw 2007 en Zilveren Zoen 2007 voor Kwaad Bloed.
Publiceerde recent ook Boto. Een liefdesverhaal uit het Amazonewoud met tekeningen van Jan Bosschaert (Van Halewyck).
Marita De Sterck – De hondeneters
Uitgeverij: Querido, Antwerpen/Amsterdam
Aantal pagina’s: 197
ISBN: 978-90-451-0771-4
Zoals je als kijker in het zog van televisieseries à la De smaak van De Keyser Vlaanderen kunt gaan ontdekken, kun je als lezer van Marita De Stercks roman De hondeneters in één moeite doorklikken naar haar website voor een wandeling in het spoor van het hoofdpersonage Victor. Alleen is dat bij De Sterck geen noodhulp aan de middenstand, maar het resultaat van haar research langs de Dijle en de Rupel.
Haar nieuwe verhaal speelt zich af tussen Boom en Mechelen, in het voorlaatste jaar van de Eerste Wereldoorlog. Geen uitgekiende tijdscompositie en meervoudig vertelperspectief zoals in vorige boeken dit keer, wel – zie ook voorganger Kwaad Bloed – een vrij rechtlijnig verhaal vanuit het standpunt van één jongere op de rand van de volwassenheid.
Victor, een notariszoon, lijdt aan de voor zijn tijd nog mysterieuze ziekte epilepsie en wordt om die reden door moeder en vader nogal kort gehouden. Zijn beste maat is zijn Duitse herdershond, Django, die hem kan waarschuwen voor een aanval en zo mogelijk zijn val breekt. Wanneer de hond op een dag spoorloos is, ziet Victor maar één mogelijkheid: te voet het beest achternareizen, tegen elke prijs.
Want in de verpauperde Rupelstreek is zelfs zo’n herder niet veilig voor de hondenslachters van Boom. Victors tocht wordt even bar als leerzaam. Hij ontmoet mooi en lelijk, goed en kwaad, boze en rare en mensen, maar vooral zichzelf.
De Sterck raakte in eerdere boeken (Met Huid en haar, 2004) het oorlogsthema aan, maar doet dat nu op een directere manier. Door te focussen op het stuk geschiedenis van de hondenslachters en de band tussen een jongeman en zijn herder rijdt ze op een originele manier haar echte grote thema, de dunne grens tussen goed en kwaad, binnen.
Qua vorm en inhoud is het boek opgevat als een bildungsroman of schelmenroman, zoals je wilt, met aan het begin van elk hoofdstuk netjes een kleine samenvatting van wat te gebeuren staat, en met uitdrukkelijke vermelding van datum en evolutie van de oorlog. In zijn geheel is deze verhalende kroniek doorgaans wrang en gaat hij voorbij aan geen enkel aspect van die Groote Oorlog.
Zo is er niet enkel het hele verhaal van de hondenslachtingen en -handel en van de melkvergiftigingen, maar ook – via brieven van Victors broer Nest aan het front – het relaas van die andere slachting. En waar gedragen mensen zich eigenlijk het meest als beesten, aan of achter het front?
Die dualiteit wordt door De Sterck aan het begin van het boek prachtig uitgewerkt, in een scène waarin een troep honden als bezeten vechten om een bizar bot en waarin de rollen van beul en slachtoffer worden omgedraaid.
De Sterck zou De Sterck niet zijn als ze ook in dit verhaal niet weer haar stokpaardje uitwerkt: oude Vlaamse volksverhalen, wijsheden en af en toe liedjes oprakelen. Het blijft haar corebusiness en de Rupelstreek, met rivieren en moerassen als het Zennegat, vormt daar een dankbaar gebied voor. Victor stoot zo niet enkel op authentieke oorlogsverhalen – de historie van de gebroeders Van Raemdonck – maar ook echte volkslegenden over de moerasgeest Kludde, die mensen uitput en doodt.
Licht verteerbaar kun je deze Hondeneters bezwaarlijk noemen, al passeren ook wel leuke, kleurrijke figuren de revue. In haar directe en zinnelijke beschrijvingen van de beestigheid gaat ze ook heel ver, dat moest wel. Maar haar taal zoekt altijd naar de grootst mogelijke schoonheid, en het verhaal behoudt tot aan het eind de vereiste spanning en spankracht. Haar sterkste boek tot nog toe.
Annelies De Waele
Romans
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier