Woutje Vlaeminck
Maak kennis met Bob Willems, de opstandige maar vergeten auteur
Het bescheiden oeuvre van de auteur Bob Willems dampt van de opstandigheid. Wat Willems vooral voor ogen had, was een evolutie met hoofdletter R. Van het rumoer waar hij op had gehoopt blijft vandaag echter zelfs geen echo over.
Het bescheiden oeuvre van de auteur Bob Willems dampt van de opstandigheid. In zijn debuutroman ging hij tekeer tegen de hypocrisie en de idiotie van de burgermaatschappij, en in zijn later werk hekelde hij het schrijverschap en de onmacht van de mens om het leven zin te geven. Wat Willems vooral voor ogen had, was een evolutie met hoofdletter R. Van het rumoer waar hij op had gehoopt blijft vandaag echter zelfs geen echo over.
Schrijver van drie romans, zou Willems nooit enige bekendheid ten deel vallen. Over de Vlaamse schrijfster Loekie Zvonik schrijft Luuk Gruwez dat zij ‘weinig talent voor eeuwigheid had, maar des te meer voor de arbitraire vergankelijkheid als iets van een tijdvak.’ Dit is zeker ook op Bob Willems van toepassing. Zijn debuut Lichtgevoelig monster (1970) blijkt perfect aan te sluiten bij de toenmalige tijdsgeest. Therapeutisch schrijven was erg en voque in de jaren zeventig, vele auteurs wendden literatuur aan als een vorm van protest tegen de gevestigde waarden van de toenmalige maatschappij. In Lichtgevoelig monster trekt Willems van leer tegen elke vorm van gezag: de band tussen ouders en kind wordt tenietgedaan, onderwijs en militaire dienst worden op de korrel genomen en als schijnheilig verworpen.
Enkel liefde en literatuur kunnen, in eerste instantie, nog soelaas bieden. Het hoofdpersonage, dat erg abstract blijft, is schrijver. Hij voelt zich mislukt op literair vlak, maar telkens wanneer zijn geliefde haar bewondering voor haar echtgenoot uit, fleurt hij helemaal op, dan is hij ‘haar schrijverke’. Maar al twintig bladzijden later wordt ook die illusie van tafel geveegd. Willems citeert daarbij schrijver Lawrence Durrell: ‘ Kunstenaars – honden die draaien om een teef die de moeite niet waard is om besprongen te worden.”
Naast een grondig en ogenschijnlijk gegrond cultuurpessimisme, staat Willems’ roman ook in teken van het taalexperiment. Prettig lezen is het niet. Zowel schrijver als roman lijken ten onder te gaan aan het existentialisme dat toen erg in de mode was. Desondanks weet Willems met zijn cynische levensbeschouwing, rake observaties en bijzondere taalgevoeligheid de lezer te blijven boeien. Lichtgevoelig monster blijkt een rollercoaster naar de onvermijdelijke ondergang te zijn, maar wel eentje met bezienswaardige tussenstops.
Bob Willems’ tweede roman, Doodgewone ontzetting (1974), is dan wel een voortzetting van het thema dat hij in Lichtgevoelig monster met verve had uitgewerkt, maar kan door het doorgedreven taalexperiment op weinig bijval rekenen. Het plot zinkt weg in het door Willems bijeengeschreven taalmoeras. Het is verwonderlijk dat de auteur zijn hoofdpersonage (en wellicht ook zichzelf) van zijn angst en woede wil verlossen door zich leeg te schrijven, maar zich, door de cryptische schrijfstijl, slechts verder van de anderen distantieert. De taal die Willems hanteert, doet denken aan het woordgebrabbel van Jan Emiel Daeles ongenietbare roman De moedergodinnen: ‘De taal is een muur, een vesting, te beklimmen, in te nemen,’ klinkt het ergens in Willem’s roman.
Waar in Lichtgevoelig monster liefde en literatuur nog een vlucht uit de werkelijkheid betekenen, wordt in Willems’ tweede roman zelfmoord tot een mogelijke ontsnapping gerekend. Het hoofdpersonage reflecteert over een vroegere vriend die zelfmoord heeft begaan, en komt tot volgende conclusie: ‘Ik weet zo stilaan wel hoe het moet. Ik weet alleen nog niet zo heel duidelijk hoe het kan.’
Het hoofdpersonage begrijpt dat de dood verlossing brengt, maar is nog te veel aan het leven gebonden.TDe schrijver haalt hierbij een citaat van Camus aan: ‘Il n’y a qu’un problème philosophique vraiment sérieux…,’ mijmert het hoofdpersonage, maar maak zijn zin niet af, springt hak-op-de-tak via allerhande associaties alweer naar andere filosofische en diepmenselijke probleemstellingen. Wie Le mythe de Sisyphe gelezen heeft, weet dat de volzin als volgt luidt: ‘Il n’y a qu’un problème philosophique vraiment sérieux, c’est le suicide.’
De publicatie van Willems’ derde roman, Percussie, zou nog tot 1981 op zich laten wachten. In tegenstelling tot Willems’ voorgaande romans, zou Percussie niet bij Nijgh & Van Ditmar, maar bij uitgeverij Van Hyfte verschijnen. Percussie is een onderzoek naar het belang van het schrijverschap, en de poging het te behoeden voor het banale. Het schrijverschap dient wars te zijn van elke banale frivoliteit die het kunstenaarschap in de weg kan liggen. Willems had trouwens geen hoge dunk van literaire critici. Het schrijverschap was geen pose, maar iets wat overwonnen en uiteindelijk ook tot zijn zuiverste vorm ontgonnen diende te worden. Hij zocht naar (de eigen) waarheid en wou afrekenen met de onwaarachtigheid van de buitenwereld die het individu tot een machteloze speelbal reduceert.
Het werk van Willems werd nooit enthousiast, maar wel steeds welwillend onthaald. De literaire critici die zijn romans recenseerden, waren het op één vlak steeds met elkaar eens: de thema’s die Willems in zijn drie romans uitwerkt intrigeerden wel, maar de uitwerking liet vaak te wensen over. In zijn bespreking van Lichtgevoelig monster schreef Marcel Janssens met veel wrevel door dit boek geploeterd te hebben: ‘Wat een zo van het leven afgeschreven getuigenis wil zijn, komt mij voor als krampachtig geschreeuw waarvan de onkritische heftigheid mij voortdurend irriteerde.’ Paul Hardy stoorde zich dan weer aan de ‘korte zinnetjes en de vele overtollige puntjes, die aan de stijl een vermoeiende fladderigheid verlenen.’ Kultuurleven schetste summier het plot van het boek, maar hield hij zich verre van enige kritiek, en Percussie kon in Nieuw Vlaams Tijdschrift op weinig bijval rekenen.Volgens hen bezit de’ roman onvoldoende spankracht om tot het eind te blijven boeien: ‘Op momenten dat de (schrijf)therapie begint te overheersen [zakt] de tekst weg in een irriterende woordenbrij.’
Hoe luid hij ook om revolutie schreeuwde, zijn romans werden door de literaire critici gehoond, of erger: doodgezwegen. Wellicht is dit de oorzaak van zijn geringe productie.
Volgens Georges Pattyn, een voormalige medestudent van de schrijver, is Willems er uiteindelijk in geslaagd het kleine geluk te cultiveren, hopend op een ooit groter geluk, al zou hij toch steeds op zijn hoede blijven voor een noodlottige aanval van buitenaf.
Willems heeft nog intensief meegewerkt aan Gedenkboek 1817-1992, 175 Jaar Rijksnormaalschool te Lier, maar van een publicatie na zijn derde roman is het nooit gekomen. In zijn drie romans had Bob Willems alles en iedereen ontmaskerd en misschien was er gewoon geen verder meer. In Percussie lijkt Willems zichzelf en zijn schrijverschap een spiegel voor te houden wanneer hij schrijft
Dat om de liefde gods en uit diepgeworteld respect voor de medemens de studenten studeren en de docenten doceren en de schilders schilderen en de beeldhouwers beeldhouwen. En dat de jagers jagen en de vissers vissen en de boeren boeren en de hoeren rustig verder hoereren. En laat de roddelaars maar roddelen en de stotteraars stotteren en de critici nooit ophouden met in besloten kring te critiseren. Zolang ook de verplegers, onderhandelaars, bedriegers, verkrachters en moordenaars ieder volgens zijn welbepaalde rol doorgaan met verplegen, onderhandelen, bedriegen, verkrachten, moorden, zolang loopt alles zijn ordentelijke loop van recht en orde, waarin de arbeiders arbeiden en de bedienden enkel dienen om zich van te bedienen en de kooplui kopen en natuurlijk ook verkopen, met batig saldo, zoniet verliezen de waarden hun waarde en de producenten hun centen en groeit er een gevaarlijke, schraperige en bepaalde onethische R aan het woord evolutie…
Het lijkt erop dat Willems uiteindelijk besloot de boel de boel te laten. Wellicht kwam hij tot de slotsom dat er geen verweer is tegen de mens die de noodlotsmythe koste wat het kost voor zichzelf blijft verwezenlijken. De mens tegen muren laten opbotsen is misschien wel de best mogelijke manier om hem tot enig inzicht te laten komen, ook wanneer dat betekent dat dit inzicht veel te laat komt en dus onbruikbaar wordt. Te nuchter om te hopen op beterschap op diepmenselijk vlak, en wellicht ook te nuchter voor de literatuur, heeft hij uiteindelijk zowel zijn schrijverschap als het mensdom op grote schaal, de rug toegekeerd, en verdween hij in de anonimiteit van het onderwijs. Bob Willems overleed op 27 mei 1996, in het ziekenhuis, ten gevolge van een snel woekerende hersentumor. Geen enkele van zijn boeken werd ooit herdrukt.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier