Woutje Vlaeminck

Literaire koorddans: Twee romans van Roelof ten Napel

Roelof ten Napel schrijft het sterkst wanneer hij toont hoe je met minder een pak meer kunt bereiken: bespreking van zijn debuut Constellaties en de opvolger Het leven zelf.

In zijn debuut stapelt Ten Napel citaten bovenop citaten, verwijzingen bovenop verwijzingen. Titels boven aan de hoofdstukken zijn vaak vertalingen van liedjesteksten en dichtregels. Personages komen en gaan om plots weer op te duiken in een verhaallijn die niet langer over hen gaat. Het boek leest meer als een verhalenbundel dan als een roman, waarbij je als lezer vaak zelf aan het puzzelen moet gaan. De auteur lijkt al net zo ijverig op zoek te zijn naar antwoorden als de lezer, maar tot een werkelijke oplossing komt het niet. Bovendien zijn dialogen erg schaars in Constellaties, er wordt vooral gezwegen. En wanneer er over gevoelens gesproken wordt, wordt er veel gerelativeerd, opzij geschoven, verzwegen.

Als lezer bekruipt je een gevoel van eenzaamheid, maar zelden voel je je ook echt betrokken bij de personages. Wie is Lux annex Lukos? Wie zijn Noah, Robin en Anders? Bestaan ze eigenlijk wel? Personages vloeien in elkaar over, de ene situatie lost op in de andere. Wanneer er uiteindelijk geen woorden meer over zijn, volgt er een aantal blanco bladzijden, of een constellatie (gevisualiseerd door een groep stippen of sterren). Door het boek weeft Ten Napel ook ‘enten’: citaten, literaire anekdotes en steeds terugkomende woorden en motieven (‘wildgroei’, ‘grond’). Dat alles geeft het boek wel een mysterieuze toets, maar voegt bij nader inzien niet veel toe aan het verhaal. Ten Napels debuut blijkt vooral een experimentele stijloefening. Dat levert een soms boeiende, maar ook enigszins teleurstellende leeservaring op. Wat heeft de auteur eigenlijk tot uitdrukking willen brengen? En was het al dat ploeteren wel waard – zowel voor de auteur als de lezer?

Literaire koorddans: Twee romans van Roelof ten Napel
© GF

Met opvolger Het leven zelf (2017, Atlas Contact) neemt de schrijver op stilistisch vlak flink wat gas terug. Het eindresultaat is een beklijvende roman, klassieker van vorm maar toch vol weerhaakjes. Het hoofdpersonage is een verdienstelijke wedstrijdzwemmer. Maar deze Amos – volgens zijn vader “meer vis dan jongen” – besluit ondanks zijn succes plots op te houden met zwemmen. Veel sneller dan nu wordt hij niet meer, en wat heeft trainen nog voor zin wanneer je ervan overtuigd bent jezelf niet meer te kunnen overtreffen? Maar is er geen dieperliggende reden voor Amos’ besluit? De lezer komt het niet te weten. Amos verschijnt nog maar net op het toneel of hij is alweer verdwenen: hij pleegt zelfmoord.

Net als de personages in Constellaties duikt Amos steeds weer op, maar dan alleen in de herinneringen van familieleden en vrienden. Zij graven in zichzelf naar Amos, naar hun herinnering aan hem, naar hun gedeelde passies en desillusies. Vaak worden de personages tijdens hun zoektocht naar Amos ook met zichzelf geconfronteerd. Hoe kun je liefde en vriendschap voldoende tastbaar maken? Kun je tot een werkelijke osmose met de ander komen? In welke mate is iemand schuldig aan de zelfmoord van een geliefde?

In zeker opzicht leest ook Het leven zelf als een verhalenbundel: elk van de negen hoofdstukken schetst een portret van de verhouding die de verteller tot Amos had. Maar hoewel de sluier wel even wordt opgelicht, blijkt al snel dat iedereen een eigen beeld van Amos heeft opgebouwd en een eigen interpretatie van de gebeurtenissen heeft, en dat die interpretaties elkaar niet noodzakelijk aanvullen, maar af en toe ook weerleggen.

In Het leven zelf worden de vele expliciete verwijzingen en citaten uit Ten Napels debuut teruggeschroefd. Weg zijn de ondoorgrondelijke verhaallijnen en de overdadige stijloefeningen waar het debuut aan onderhevig was, zodat in Ten Napels tweede roman meer ruimte overblijft voor gevoelens en (zelf)reflectie. Dat Ten Napel zijn drang naar spielerei even aan de kant schuift, komt het boek ten goede. Het laat de personages meer ruimte zich te ontwikkelen en aan geloofwaardigheid te winnen. De gevoeligheid waarmee Ten Napel schrijft, grenst soms aan die van Italo Calvino en Georges Perec, wiens roman Een man die slaapt vereenkomsten vertoont met Het leven zelf. Ten Napel mikt hier en daar recht op het hart. Zoals tijdens een gesprek tussen Amos’ zus Daphne en haar vader, waarbij het verdriet en de eenzaamheid haast tastbaar worden:

Haar vader had tijdens wandelingen verteld dat Amos voor hem steeds andere vormen aannam, dat hij opnieuw en opnieuw een mogelijke toekomst door de inmiddels verstreken tijd trok.

– Je sleept hem met je mee, zei ze.

Haar vader reageerde niet meteen.

– Ik begrijp gewoon niet hoe zijn toekomst achter me kan liggen. Hoe hij niet meer

meegroeit.

In zijn tweede roman werpt de schrijver opnieuw een heleboel vragen op, maar deze keer wil je als lezer wel in de personages en hun twijfels en verlangens investeren. Gevoelens en geheimen worden niet langer aan de kant geschoven en verzwegen, maar opgezocht en geëvalueerd. Het maakt de personages tastbaar en dit boek het puzzelen waard.

Roelof ten Napel schrijft het sterkst wanneer hij toont hoe je met minder een pak meer kunt bereiken. Het leven zelf is een literaire koorddans van een jonge evenwichtskunstenaar die maling heeft aan veiligheidsnetten en niet bang is voor een vrije val.

Roelof ten Napel, Het leven zelf, Atlas Contact, Amsterdam, 2017, 144 p; Constellaties, 2014, 172 p.

Wout Vlaeminck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content