Laudatio voor Hercule Poirotprijswinnaar Rudy Morren: ‘De vruchtbare droogte en de vergetelheid’
Hoogstaande speurderromans met internationale allure vochten om een plekje op de nominatielijst voor de Hercule Poirotprijs. Rudy Morren won de hoofdprijs met ‘Sneeuwspoor’.
Het is een natuurwet. Droge zomers doen de bomen overvloedige vruchten dragen. Ik heb zelden eiken zoveel eikels zien afwerpen, hulstbomen zoveel trossen rode bessen laten afhangen, beuken zoveel nootjes zien afgooien als dit najaar van 2020. Plantkundigen zeggen mij dat het om natuurlijke overlevingsstrategieën gaat.
Overdrachtelijk is hetzelfde gebeurd met de thrilleroogst. Op een eerste voorjaarsvergadering van de jury kloegen wij steen en been over de – meestal afwezige – kwaliteit van wat al ingestuurd was. Wij bereidden ons voor op het ergste. Geen toekenning dan maar dit jaar? Toen kwam een lange zomer. En een eindeloze reeks nieuwe uitgaven. Droogte inspireert. Drooglegging allicht nog meer. Hoogstaande speurderromans met internationale allure vochten om een plekje in de nominatielijst. De jury stond verstomd en besteedde hachelijke (zij het wel doorvoede) uren aan een selectie die iedereen tekort deed.
Het spijt ons dat geweldig spannende boeken als Johan Opdebeecks Het Complot van Laken, Jan Van der Cruysses Boem Boem 2, Tine Bergens Zullen We het Liefde Noemen, De Graffitimoorden van W.H. Dehairs, De Witte Weduwe van Michael Kestemont of Het Jaar van de Slang van Hugo Luijten uiteindelijk de laatste ronde niet haalden. Zoals wij het ook betreuren dat een dappere kleine uitgever als Kramat voorgoed moet afhaken. Er duiken evenwel nieuwe uitgeverijen op die het genre welgezind zijn: Hamley Books, Horizon, Beefcake; en gevestigde uitgeverijen blijven het veld voldoende spreiden: Vrijdag, Lannoo, Manteau, De Vries-Brouwers, Van Halewijck, Houtekiet. Het zorgt voor een vruchtbare potgrond waarop de welig vallende zaadjes kunnen gedijen.
Niet dat de laureaat, Rudy Morren, het ons makkelijker maakte. Hij mag dan een debutant zijn, hij pakte meteen uit met twee thrillers waartussen het moeilijk kiezen was. Het thema van Wild Vlees en Sneeuwspoor is gelijklopend: mensen trachten te ontsnappen aan hun verleden, aan zichzelf. En dat mislukt. Waarom dan toch gekozen voor de tweede roman ? Omdat hij strakker en aandoenlijker gecomponeerd is, omdat hij een onopvallend intellectuele onderbouw heeft, omdat geen enkel detail – hoe vaak het ogenschijnlijk ook weer opduikt – overbodig is. En omdat elke tragedie in tegenspraak is met de natuur: bij het afsluiten is er telkens een strakke blauwe lucht. ‘Het zal een mooie dag worden’, zegt Anna in Wild Vlees. ‘Het belooft een mooie dag te worden’, denkt Peter in Sneeuwspoor. Een magere troost.
Dat de tragedie al aangekondigd wordt in het motto van beide thrillers ligt voor de hand. Het gaat immers om twee elegieën, klaagzangen zonder weerga. In de debuutroman herneemt Marilyn Monroe de uitzichtloosheid van Edgar Allan Poe’s The Raven: ‘Nevermore’ wordt hier: ‘I can hear the river call, no return, no return’ – de zwartgallige tegenhanger van Herakleitos’ ‘het zijn dezelfde rivieren waar wij in stappen en het zijn niet dezelfde’. Je kunt nooit meer hetzelfde beleven. Dat is de grote uitdaging voor elke professionele schrijver, die ook Rudy Morren is. Een scenarioschrijver van volkse tv-reeksen. Maar dat ‘heeft me vooral geleerd plotmatig te denken’, bekent hij in een interview met jurylid John Vervoort. Want ‘je moet mensen blijven boeien’. Het grote voordeel van die zelfdiscipline is dat Morren filmisch denkt, en daardoor de breuklijnen en tijdssprongen handig uitveegt. Zonder fade outs, maar met een soepele vervlechting van drie tijdslijnen, die onverbiddelijk moeten uitlopen op een blik in de spiegel en een onvermijdelijke conclusie.
Het verhaal is eenvoudig, en verloopt als een muziekstuk in drie bewegingen, zoals de zevende symfonie van Beethoven: een sonate die de dramatische opwinding oproept; het allegretto dat als insijpelend verdriet hernomen wordt in de bruuske finale; en een presto dat bij uitstek een dansritme heeft, bij Morren de dans om de hete brij, het uitstel van het onvermijdelijke. Die bewegingen ondersteunt Morren met een doordringende baslijn: een gedicht van Wilhelm Müller, Der Leiermann, dat het gezongen sluitstuk vormt van Franz Schuberts 24-delige cyclus Winterreise (1828) en een somber noodlot meedraagt. Het is geschreven voor zang en piano, de eenvoud zelve. Als het onontkoombare leven.
Het verhaal speelt zich af in drie winters, gespreid over 34 hoofdstukken, 7 in 2018, 9 in 2019, en 17 in 2020. En 1 bedrieglijke Natureingang, die de sleutel aanreikt voor alles wat mislopen kan. Een weerbericht. Een pastiche op Frank Deboosere: Zoals verwacht ‘komt er een nieuwe sneeuwzone aanzetten … Ik zou dan ook iedereen die niet dringend de deur uit moet aanraden om thuis te blijven … Uitkijken op de weg is immers de boodschap’. Dat goedbedoelde omzwachtelend moraliseren is nu net wat de hoofdpersoon, gynaecoloog Peter Vandervlught (what’s in a name ?), echt niet nodig heeft bij zijn achtervolging van een SUV op de duistere, gladde en smalle wegen in (allicht) Oost-België. ‘Eerder een show dan een op wetenschappelijke feiten gebaseerde voorspelling’. Een ongeluk is onvermijdelijk als een hert de baan oploopt. Maar wat bezielt Peter als hij in het wrak twee jongelui vindt, waarvan de ene (Matteo, die een hebbelijke zanger in de wagen was ) de armband van zijn verdwenen dochter Nathalie draagt?
Deze scène is cruciaal, want alle dramatis acta vloeien hier samen. Dat Peter in die godvergeten uithoek woont heeft alles vandoen met een flater die hij bij een routineoperatie heeft begaan en het leven kostte aan een vrouw. Geen medische fout, maar een gevolg van dronkenschap. Dat zet heel wat raderen in beweging: het ideale gezinnetje met die ene dochter Nathalie, moeder Caroline is musicologe (en bespeelt de piano), dreigt ten onder te gaan als dat schandaal bekend wordt; de tirannieke vader van Peter, Richard – ‘de regelaar’, ‘de puppet master’, de ‘weerman’ (wat etymologisch ook als de man-man, de dubbele man kan gelezen worden) – die ook hoofd is van de afdeling, zet alles in het werk om zijn zoon voor ontslag te behoeden; en wat gebeurt er dan met de weduwnaar en de zonen van de gestorven vrouw? Durven kollega’s Peter aanklagen? Kan het gezin aarden in het onbetekenende dorp of wordt het uitgespuwd? Wat volgt er op het opbreken van de sociale kontakten ? Morren kent de kracht van het verdagen.
Het is niet zonder betekenis dat bij de eerste ontmoeting tussen Peter en de jonge Matteo in de winkel van Oswald Mystic River van Clint Eastwood op tv wordt vertoond – een film over het trauma met een pedofiele moordenaar. De criticus Roger Ebert beschrijft eigenlijk wat zich afspeelt in Sneeuwspoor: ‘The movie is about more than the simple question of guilt. It is about pain spiraling down through the decades, about unspoken secrets and unvoiced suspicions. And it is very much about the private loyalties of husbands and wives’. De zonden der vaderen.
Zonder de kern van Morrens verhaal weer te geven is het nuttig de tekst van Müller grondig te lezen. Een vedelaar staat in de sneeuw te zingen, maar zijn schoteltje blijft leeg – het roept herinneringen op aan Boudewijn de Groots Prikkebeen, maar ook aan Een Meisje van Zestien dat wegloopt van haar rijke ouders en als een hoopje ellende wordt achtergelaten langs de kant de weg door de man op wie ze verliefd werd (Nathalie verdwijnt op de dag van haar zestiende verjaardag). Het slot van het Müllerlied is veelbetekenend: ‘Wunderlicher Alter ! Soll Ich mit Dir gehn ? Willst zu meinen Liedern deine Leuer drehn ?’ De opbrengst zal niets zijn, gewoonlijk verwijzen kenners naar de wanhopige betekenis van de toekomst: de dood, de bevroren wereld. Logisch, want Schubert stierf enkele dagen na zijn laatste verbeteringen op 19 november 1828. Aan een ongeneeslijke ziekte: syfilis (en tyfus). Elke zoektocht van de mens naar zichzelf eindigt in een laatste adem.
En dan begrijp je ook het motto van Sneeuwstorm én een iconisch beeld. Het motto is een smachtend, maar onhoudbaar vers van Jacques Brel: ‘Quand on na’ que l’amour’, en vul zelf aan: ‘à s’offrir en partage’. Het beeld is een flash back van het jonge gezin met een stralende toekomst. Caroline en de kleuter Nathalie trekken in volle winter hun broek uit en gaan op een besneeuwde bank zitten. Bekijken de afdruk van hun blote billen, die op Peter alleen deze indruk nalaat: ‘de onmiddellijke vergankelijkheid ervan’. Zoals elk sneeuwspoor. De dood van vrouwen daarentegen tekent de mannen als onvergankelijke gedoemden. Het leven is een kanker die zijn loon zal eisen. ‘The Grim Reaper’ zal zelfs de nochtans begripvolle politiecommissaris opeisen, want stilaan gaat hij dood aan alvleesklierkanker. Berusting is het toverwoord. Hij geeft zonder protest de fakkel door aan zijn adjunct.
Sneeuwspoor is een bitter noodlotsdrama, dat eigen is aan elke mens. ‘Eén foute beslissing is vaak voldoende’ om het uithollingsproces in gang te zetten. Al is het maar een glas champagne teveel. Het komt erop aan, zoals de weerman, een rol te spelen, de gevoelige zielen te ontzien, een schijnvertoning op te zetten. Het échte leven is namelijk ondraaglijk, het is in wezen een lange bezwering van eenzaamheid. Mensen praten naast elkaar, houden geheimen, verbergen tegen beter weten in hun (wan)daden – om niet te kwetsen, maar vooral om het zelfbeeld in stand te houden. Flink wat passages geven daar uiting aan: de nukkigheid van Nathalie, de ruzie tussen de echtgenoten, de leugens en afdreigingen (Richard), de onmacht om stelling te nemen (Arne en Matteo, Oswald en Guy), het autisme. Dan lokt vergetelheid, zoals bij de ‘orgelman’ (zo noemt Morren steevast de lierdraaier), niet zomaar het evenbeeld van de Duitse schilder Felix Nussbaum die in 1944 in Auschwitz opging in Nacht und Nebel. Doodsverlangen als ultieme ontsnapping aan de feeks die leven heet. Uiteindelijk speelt alleen het weer zelf de rol van weerman.
Een bedrieglijke blinde ziener, dat weer. Zoals Teiresias, die Oidipoes moet onthullen dat hij de moordenaar van zijn vader is. Dat Oidipoes zichzelf straft door zich de ogen uit te steken is een waanbeeld. Alleen eeuwige ballingschap kan de wraakgier stillen. En wat is er eeuwiger dan niet langer bestaan ? In die zin is Sneeuwspoor de zoveelste variante op de oude Griekse mythe. Dat is de ballingschap van Peter, die in ruil voor Richards voorspraak (voorlopig) moet verdwijnen. Het was ‘eigenlijk geen voorstel ter overweging maar een aanbod dat hij niet kan weigeren’.
Na de misdaad is er nooit een terugweg, alleen een vluchtweg. Nathalie? Caroline? Richards moeder? Wat is het verschil tussen moord, zelfmoord, of dodelijke ziekte? Niets. Alles is niets. Het weten verandert daar niets aan. Om twee redenen: ‘Ontkennen is een sterk verwerkingsmechanisme’, het koopt tijd. Maar ook goedheid kan je niet vrijkopen: Peter redt het leven van de hoogzwangere Emma en haar boreling, maar weegt dat op tegen de dood van een patiënt ? Ook die goedbedoelde poging koopt alleen tijd, omdat ze hem alleen ervan overtuigt dat hij ‘het wel degelijk kan’. Onuitroeibare hybris. Zo ontstaan ook gratuïte moorden of mishandelingen: ‘Omdat ik het kon’, zal Matteo zich laten ontvallen. Tijd verdicht zich uiteindelijk tot een punt, niet meer. Je voelt het komen: ‘Altijd is zestien jaar’.
De tweede reden voert ons terug naar de filosofische uitgangspunten van Morren. De rede kan een leven structureren, maar geen betekenis geven. De roddels in het dorp verstommen door een stilzwijgend volkstribunaal: ‘De dokter is en blijft een vreemdeling. En hoe de man de problemen bij hem thuis regelt, moet hij zelf maar weten. Het verstandigst is er het zwijgen toe te doen en de duivels in hun hol te laten. Waarover je niet kan spreken, daarover kan je beter zwijgen’. Good old Wittgenstein. Maar de attente lezer ziet hier onmiddellijk wat er wringt: de enige remedie, empathie, blijft afwezig. Gerechtigheid moet omzetbaar zijn in meetbaarheid, afgewogen op een weegschaal met willekeurige standaarden. Dat is het menselijk tekort. Het dodelijk menselijk tekort. Altijd een zoenoffer eisen.
Je kunt dus Sneeuwspoor evengoed lezen als een burgerlijk verhaal uit de zwarte romantiek of als L’Etranger van Camus of nog als moraliteit of mythe. Of gewoon als een thriller die meer inzoomt op de menselijke natuur dan op het oplossen van een misdaad. De weerman heeft altijd gelijk. Achteraf, want dan kan hij zijn interpretaties aanpassen. Dat er ook maatschappijkritiek doorschemert spreekt vanzelf, dat werd ook Schubert al toegeschreven. Ambitie verstoort harmonie, is de slagzin. Aanzien vernietigt eensgezindheid. Eenzaamheid leidt tot verstoting, ook van het eigen ik. De hoeksteen van waar het lislopen moet, is inschikkelijkheid. Peter gaf zijn droom als ontwikkelingswerker in Mali op om zijn vader te behagen. Caroline gaf haar muziekdromen op en volgde haar echtgenoot. Dat wreekt zich. Wie, zoals dokters, kan beslissen over leven en dood, is vatbaarder voor de val van de smalle richel die ethiek heet. De compositie van Morren vertoont geen enkele valse noot.
Met dat al, verdienen ook de andere genomineerden een dikke pluim. Pat Craenbroek, zelf een voormalige gerechtsdokteres, heeft toevallig een soortgelijk thema aangepakt vanuit een andere, juridische invalshoek. In Uitgekookt doorzeeft ze het hele gerechtelijk apparaat en de ziekenhuisdrama’s. Aanleiding is ook hier een weggemoffelde mislukte ingreep. Kil en dodelijk efficiënt. Dat ze een gevoelige snaar raakt blijkt uit de zeer verdiende Publieksprijs. En ze is niet de enige vrouw in de bent. Ook Anne-Laure Van Neer mocht, voor de derde keer nu al, een nominatie op haar naam zetten. Louise valt vooral op door gewaagde stilistische experimenten; zo gebruikt de schrijfster zichzelf als personage in een pijnlijk verhaal over moederliefde en krankzin.
Van Toni Coppers (Val) kun je bijna niet anders dan kwaliteit verwachten. Hij stelt in zijn tweede roman rond Alex Berger niet teleur. Zijn personages zoeken ook al verlossing. Verlossing van schuldgevoelens over mensen die verdwijnen. Zoals hij zegt: ‘Even geen schuldgevoel, geen vraagtekens, geen pijn’. Coppers is een betere biechtvader dan wie een pij draagt. En ten slotte Geert Van Istendael, die houdt van het scheefgezakte en bloeddoorlopen Brussel, en van een genre dat zonder schroom van het normale stadsleven een arena maakt. En nu na het Lijk in de Boomgaard recidiveert met een ongegeneerde commissaris Kluft, verslaafd aan Tigrasigaretten en – terecht – aan Balegemse jenever. Zegt Linda Asselbergs over De Danseres en het Mes: hij moet het ‘niet hebben van een ingenieus intrige maar van de tongue-in-cheek typeringen’. En dat is goed zo. Vooral omdat Patrick Van Gompel bevestigt dat het ‘de enige thriller dit jaar is waar geen enkele fout in staat’. Virtuoze taal. Hulde !
Behalve naar de Hercule Poirotprijs was het ook uitkijken naar de debuutprijs. Misschien verrassend maar niet minder doorwrocht wint een roman de Fred Braeckmanprijs die erg negentiende-eeuws aandoet: Conscience: de Terugkeer van Mark Cloostermans. Je mag dat letterlijk nemen. Cloostermans heeft zich gebaseerd op een verhaal van Hendrik Conscience, Houten Clara uit 1850. De filoloog Cloostermans die in Barcelona woont heeft nauwgezet alle stilistische kapriolen van de man die zijn volk leerde lezen nagebootst. Met verve. Het ritme is traag, de beschrijving van de Kempen een stilleven, de actie getemperd door nadenken, want computers waren nog toekomstmuziek. Een veelbelovend buitenbeentje. Hij belooft nog negen vervolgen. De jury hoopt wel (stilletjes) op een natte zomer.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier