Lachen met de nazi’s: Hoe het verzet Léon Degrelle decoreerde met ‘la Croix de Stoeffer’
Met ‘le faux Soir’, een satirische versie van de bezetterskrant Le Soir, zette het verzet de nazi-bezetter een ferme neus. Geestige fake news uit de woelige Belgische oorlogstijden.
Hieronder krijgt u exclusief het fragment over de sluikpers tijdens de Tweede Wereldoorlog uit Propaganda in België (1934-1951), het nieuwe boek van historicus Paul Van Damme.
– Lees ook het Knack-interview met Paul Van Damme: ‘De N-VA staat met haar propaganda op eenzame hoogte’
– Bekijk ook het ‘ABC van het Naziregiem’, een parodie op de toen erg populaire abc’s waarmee kinderen het alfabet werden aangeleerd.
Brussel, 9 november 1943.
Bijna dag op dag vijfentwintig jaar na de Duitse nederlaag in de Eerste Wereldoorlog. Dat is nu eens een verjaardag die vraagt om een feestje, moet het verzet hebben gedacht. Zo gezegd, zo gedaan. Die late namiddag ligt in de krantenkiosken Le ‘faux’ Soir. Niet de officiële Le Soir, maar een valse. Niet een Duitsgezind exemplaar, maar eentje van het verzet. Waarom in de namiddag en niet ’s morgens? Le Soir was – de naam zegt het al – een avondkrant en geen ochtendkrant.
De krantenverkopers zijn zich van geen kwaad bewust. De kopers ook niet. Tot ze de krant lezen.
Brusselse zwans
Hilarisch is het. De krant lijkt echt: een gelijkaardige lay-out, een zelfde formaat en identiek papier. Zelfs het stripverhaal Les avontures du baron de Crac lijkt van de hand te zijn van Jacques Van Melkebeke, huistekenaar van de collaboratiekrant Le Soir ‘volé’. Op het eerste gezicht valt het niet op, maar de inhoud staat vol typische Brusselse humor – Brusselse zwans – gericht tegen de bezetting en tegen de collaboratie.
Een kleine bloemlezing. In het editoriaal bedankt de hoofdredacteur zijn vrienden van de Propaganda Abteilung omdat hij vrijheid van schrijven krijgt. Links bovenaan staat een foto van geallieerde bommenwerpers en pleine action. Rechts onderaan een foto van Adolf Hitler verklarende: ‘Das habe ich nicht gewollt.’ Maar het zijn vooral de collaborateurs die de volle laag krijgen, met op kop Léon Degrelle. Hij is gedecoreerd met ‘la Croix de Stoeffer (aansteller) de Première classe avec feuilles de pissenlit’. De verwijzing naar de aanslag op Paul Colin, hoofdredacteur van de rexistische collaborerende krant Le Nouveau Journal, getuigt dan eerder van triomfalistisch leedvermaak.
Als je wilt stunten, dan zorg je er beter voor dat het recht in de roos is
De bedenker van de stunt was Marc Aubrion. Hij kwam op het idee toen hij een artikel schreef naar aanleiding van de herdenking van de Duitse nederlaag vijfentwintig jaar eerder.
Waarom Le Soir? Omdat Le Soir de best verkopende krant in bezet België was (gemiddeld 300.000 exemplaren) en omdat Le Soir van alle kranten onder Duitse controle nog het meest prestige genoot. Dus daarom. Liever een nationale krant met aanzien dan een lokaal krantje dat verspreid wordt rond de kerktoren. Als je wilt stunten, dan zorg je er beter voor dat het recht in de roos is.
De klus werd in eenentwintig dagen geklaard en dat is een prestatie om u tegen te zeggen. In volle bezettingstijd raakten de leden van de verzetsgroep Onafhankelijkheidsfront ongezien en illegaal aan papier op groot formaat. Ze schreven de artikels, zorgden voor de illustraties en bedachten vooral een onfeilbaar plan voor de distributie van de vervalste exemplaren.
Ruim dertig mensen waren betrokken bij het plan. Een ondernemer financierde het project. Drie redacteurs stelden de teksten op. Een medewerker van de ‘Duitse’ Le Soir zorgde voor een origineel drukblok van de hoofding én – heel belangrijk – voor het officiële distributieschema. Op 8 november 1943 hielden verzetslieden de bestelwagens op die de ‘echte’ Le Soir verdeelden. Tezelfdertijd leverden anderen bij de krantenverkopers de ‘valse’ Le Soir. Die verkopers hadden dat niet door en legden de ‘valse’ exemplaren in hun kiosken. Dat laatste was een beredeneerde gok. Het verzet rekende erop dat de dagbladhandelaars de levering niet zouden checken. Daar hadden die ook geen tijd voor. Tegen vier uur stond er immers altijd een rij klanten ongeduldig te wachten om ‘hun’ krant te kopen. En die moesten zo snel mogelijk worden bediend…
Zoals aardappelen op de zwarte markt aan woekerprijzen werden verkocht
En wat vooraf een mission impossible leek, lukte. Wonderwel. De krant verscheen op vijftigduizend exemplaren. Vijfduizend ervan werden verkocht via de gebruikelijke Brusselse verkooppunten. De rest werd via een netwerk van verzetslieden verspreid en aan de man gebracht. De opbrengst ging integraal naar het Onafhankelijkheidsfront.
Het verhaal over de stunt verspreidde zich als een lopend vuurtje. Het verzet had de Duitse bezetter te kakken gezet en velen wilden meegenieten. En niet alleen in België. Tienduizend exemplaren vonden hun weg in heel Europa. Overal was de vraag groter dan het aanbod. En zoals aardappelen op de zwarte markt aan woekerprijzen werden verkocht, gebeurde dat ook met Le ‘faux’ Soir. De volgende dagen werden originele exemplaren voor astronomische bedragen onder de toog verhandeld, sommige voor 1500 en 2000 Belgische frank, en dat voor een krant die slechts één blad recto verso telde.
Het verzet had het daar moeilijk mee. Dat was niet de bedoeling geweest. Het clandestiene blad Le Coup du Queue reageerde. Het riep de gelukkige bezitters van een exemplaar op om hun exemplaar uit te lenen tegen een bescheiden vergoeding van 10 à 20 Belgische frank én om met dat geld het verzet te financieren… Vandaag betaal je op een gespecialiseerde veiling hooguit 50 euro voor een exemplaar in goede staat.
Ten minste 1650 verzetslieden hebben hun inzet betaald met hun leven
Niet alle clandestiene publicaties hadden zo’n weerklank. Verre van. De meeste sluikbladen hadden een heel beperkte oplage (soms slechts honderd exemplaren), verschenen onregelmatig en waren vaak zelfs niet gedrukt maar gestencild. De sluikbladen oogden eerder amateuristisch.
Toch mag het fenomeen sluikpers niet worden onderschat. Er zijn ruim 675 verschillende titels uitgegeven. Tienduizenden medewerkers waren betrokken bij het schrijven, drukken en verspreiden ervan. Twaalfduizend onder hen zullen daarvoor na de oorlog worden erkend. Ten minste 1650 verzetslieden hebben hun inzet betaald met hun leven, van wie de helft tijdens de laatste acht maanden van de bezetting.
Het verzet was in Franstalig België sterker aanwezig of toch beter georganiseerd
De eerste sluikblaadjes verschenen al in de zomer van 1940. De initiatiefnemers kwamen vaak uit de Franstalige burgerij en uit kringen van oud-strijders. Hun drijfveer was patriottisme.
Een politiek ideologisch geïnspireerde sluikpers volgde snel. Vooral de antifascistische linkerzijde sprong op de kar. In eerste instantie de socialisten, maar toen Duitsland in 1941 de Sovjet-Unie binnenviel, lieten ook de communisten van zich horen. En meteen trok de Kommunistische Partij al haar registers open. Dat was dé gelegenheid om haar ideeën te verspreiden. Ze gaf niet minder dan 97 clandestiene bladen uit! Haar paradepaardje was De Rode Vaan-Le Drapeau Rouge.
Opvallend in het aanbod zijn de taal- en regionale verschillen. Slechts 25,7 procent van de blaadjes verscheen in het Nederlands tegenover 71,5 procent in het Frans. Ingedeeld naar plaats van uitgave staat Wallonië voorop met 42,7 procent, gevolgd door Brussel met 31,8 procent. Vlaanderen hinkt achterop met 25,5 procent. Die verhouding wijst erop dat het verzet in Franstalig België sterker aanwezig was of er toch minstens beter was georganiseerd.
Een zwijn geboren in Duitsland, vetgemest in de buurlanden en gezouten in Engeland
Inhoudelijk verschillen de diverse sluikbladen niet zo heel veel van elkaar. Altijd wordt bericht over de oorlogssituatie (en over Duitsland dat op z’n donder krijgt). Altijd wordt het harde bezettingsregime gehekeld (en de penibele economische situatie waarin de Belgische bevolking zich bevindt). Altijd wordt de collaboratie veroordeeld (en volgt tegelijkertijd een oproep tot passief of actief verzet).
Een ander opvallende gelijkenis is de spottende toon. Niet dat de humor altijd even spits en origineel is. Zeker niet. Zo degradeert Churchill Gazette Benito Mussolini steevast tot het knechtje van Hitler. ‘Le domestique Musso‘, klinkt het dan denigrerend. L’Insoumis definieert Stalingrad als ‘le désespoir du peintre‘. En volgens Le Coup de Queue is een Duitser een zwijn dat geboren is in Duitsland, wordt vetgemest in de buurlanden en gezouten in Engeland.
En als afsluiter nog eentje over de collaborerende pers. Het socialistische strijdblad Morgenrood schrijft in 1941 dat in Volk en Staat voor het eerst sedert haar ontstaan een artikel is verschenen waar geen enkele keer het woord ‘volksverbond’ in voorkomt. Daarop zou volgens Morgenrood de verantwoordelijke redacteur onmiddellijk zijn ontslag hebben gekregen. Reden: een gebrek aan nationaalsocialistische overtuiging. Dat het artikel over de ademtechniek bij ezels ging was geen excuus, voegt Morgenrood er fijntjes aan toe.
Over de gemeenschappelijke vijand was iedereen het eens, over what’s next niet
Waarin de bladen wel van elkaar verschilden, was hun visie op de toekomst. Rechtse redacteurs droomden van een ‘sterk’ regime waarvan de koning het boegbeeld zou zijn. Democraten dachten aan niets anders dan aan het herstel en de verbetering van de parlementaire democratie. Communisten hadden dan weer een stalinistisch staatsmodel voor ogen. En socialisten en communisten waren het onderling oneens over hoe het verder moest met de arbeidersontvoogding.
In die zin was het verzet niet enkel een patriottische strijd, maar ook een ideologische. Over de gemeenschappelijke vijand was iedereen het eens, over what’s next niet.
Voortdurend lag de Duitse bezetter op de loer
Het grootste probleem bij de clandestiene pers was dat van de continuïteit. De regelmaat van verschijnen hing af van de voorhanden zijnde middelen en mensen. Papier, inkt, een stencilmachine of een drukpers? Niet evident om eraan te raken. En dan was er nog de distributie. Altijd heel gevaarlijk. Voortdurend lag de Duitse bezetter op de loer.
Veel sluikbladen werden dan ook genekt door de talrijke aanhoudingen en confiscaties. Uiteindelijk slaagden slechts een twintigtal titels erin om van het begin tot het einde van de bezetting regelmatig te verschijnen. Dat gebrek aan regelmaat impliceert eveneens dat de sluikpers nooit echt een breed publiek bereikte.
La Libre Belgique was geen ‘pamflet’ meer
Een van die uitzonderingen was La Libre Belgique (versie Peter Pan – de bijnaam van de hoofdredacteur). Tussen april 1941 en september 1944 verscheen deze krant zonder onderbreking. De oplage lag tussen de tien- en de dertigduizend exemplaren per nummer. Een netwerk van honderden verdelers bezorgde duizenden lezers om de twee weken een krant van vier tot acht pagina’s.
Het succes van La Libre Belgique lag vooral in de organisatie, de aanpak en de nauwe contacten met de inlichtingendienst Zero. In tegenstelling tot de andere, eerder amateuristische sluikbladen stak deze krant er met kop en schouders boven uit. La Libre Belgique was geen ‘pamflet’ meer. La Libre Belgique was een krant. Haar naam verwees rechtstreeks naar de bekendste verzetskrant uit de Eerste Wereldoorlog. De leiding was in handen van mensen uit de katholieke Brusselse advocatuur.
Maar net als de andere verzetskranten kreeg ook La Libre Belgique het hard te verduren. De officiële dodenlijst telt 176 namen. Het was een voortdurende zoektocht om opgepakte verdelers en drukkers te vervangen. Na de oorlog zette de krant haar activiteiten verder.
De stunt zette andere verzetsgroepen aan tot gelijkaardige acties
Op Le ‘faux’ Soir reageerde de bezetter furieus. De Gestapo pakte een vijftiental verdachten op, en op de obligate folteringen volgden zware gevangenisstraffen. Een aantal onder hen overleefde de kampen niet: de drukker Ferdinand Wellens, de ‘striptekenaar’ Jean Plas en de werknemer van de Duitse Le Soir Théo Mullier, die het drukblok had geleverd. Het brein achter de stunt Marc Aubrion overleefde de oorlog wel. Toen hij werd opgepakt, was hij bezig met de voorbereidingen voor een uitgave van een ‘faux’ Signal.
De geallieerden reageerden euforisch. Om aan de vraag te voldoen werd in Londen een facsimile-uitgave gedrukt en de Britse regering schonk het Onafhankelijkheidsfront uit erkentelijkheid een premie van ongeveer 350.000 Belgische frank.
De stunt inspireerde ook andere verzetsgroepen. Op 31 december 1943 gaf de Mouvements unis de la Résistance (mur) in Lyon een ‘faux’ exemplaar van de collaboratiekrant Le Nouvelliste uit. In België gaf het Waalse verzet in juni 1944 een ‘faux’ Signal uit.
Paul Van Damme, Propaganda in België (1934-1951), Davidsfonds, 304 blz., 49,99 euro.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier